ECLI:NL:RBLIM:2023:7024

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
10438460 \ CV EXPL 23-1369
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en incassokosten door verzekeraar

In deze zaak vordert ASR BASIS ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V., handelend onder de naam DITZO ZORGVERZEKERING, betaling van een openstaande zorgpremie van € 127,45, vermeerderd met incassokosten en wettelijke rente, van de gedaagde partij. De gedaagde heeft een zorgverzekering en een aanvullende verzekering bij Ditzo afgesloten, maar heeft de premie voor oktober 2022 niet voldaan. Ditzo vordert in totaal € 177,11, inclusief bijkomende kosten. De gedaagde erkent de verschuldigde premie, maar betwist de bijkomende kosten, omdat hij stelt nooit aanmaningen te hebben ontvangen. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere de dagvaarding, schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord, conclusie van repliek en schriftelijke weergave van de mondelinge dupliek zijn ingediend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Ditzo voldoende bewijs heeft geleverd van de verzending van de aanmaningen, waaronder de veertiendagenbrief. De gedaagde heeft niet betwist dat de veertiendagenbrief op 2 januari 2023 is verzonden naar het juiste adres. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de incassokosten verschuldigd is, omdat de wettelijke eisen voor de aanmaningen zijn nageleefd. De gevorderde wettelijke rente is eveneens toegewezen, omdat de gedaagde deze niet heeft betwist. De gedaagde is in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 336,67. Het vonnis is uitgesproken op 29 november 2023 door de kantonrechter R.H.J. Otto.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10438460 \ CV EXPL 23-1369
Vonnis van 29 november 2023
in de zaak van
ASR BASIS ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V. handelend onder de naam DITZO ZORGVERZEKERING,
te Amersfoort,
eisende partij,
hierna te noemen: Ditzo,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek
- de schriftelijke weergave van de mondelinge dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering en een aanvullende verzekering bij Ditzo afgesloten en dient daarvoor premie te betalen.
2.2.
De premie voor deze verzekeringen van in totaal € 127,45 over de maand oktober 2022 is niet voldaan.
2.3.
Het geschil
2.4.
Ditzo vordert - samengevat - [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 177,11, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 127,45, te berekenen vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling.
2.5.
[gedaagde] erkent de premie over oktober 2022 verschuldigd te zijn, maar betwist de bijkomende kosten omdat hij nooit aanmaningen, waaronder de veertiendagenbrief, heeft ontvangen. Wel heeft hij een app van de Ditzo ontvangen, die hij een maand na ontvangst heeft gelezen.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het door Ditzo gevorderde bedrag van € 177,11 kan als volgt worden gespecificeerd:
Hoofdsom € 127,45
Buitengerechtelijke incassokosten € 40,-
Omzetbelasting over de incassokosten € 8,40
Rente tot de dag van dagvaarden € 1,26
3.2.
[gedaagde] erkent dat de premie over oktober 2022 niet automatisch van zijn bankrekening is afgeschreven en hij heeft verder toegezegd dit bedrag te zullen betalen. De kantonrechter zal de hoofdsom van € 127,45 dan ook toewijzen.
3.3.
[gedaagde] voert verder aan dat hij voorafgaand aan de dagvaarding nooit een aanmaning heeft ontvangen. [gedaagde] voert bij gelegenheid van dupliek aan dat hij ‘de drie brieven’ nooit heeft ontvangen, dat Ditzo ook niet kan bewijzen dat hij deze brieven heeft ontvangen en dat Ditzo de brieven per aangetekende post had moeten verzenden.
3.4.
Ditzo heeft bij dagvaarding de zogenoemde 14-dagenbrief overgelegd, gedateerd op 2 januari 2023. Bij conclusie van repliek heeft Ditzo brieven van 11 oktober 2022,
7 november 2022 en 6 december 2022 overgelegd, verzonden aan het correcte adres van [gedaagde] , waarin hij erop is gewezen dat de premie over de maand oktober 2022 niet is voldaan. Verder heeft zij nog twee brieven van de deurwaarder overgelegd van respectievelijk 23 januari 2023 en 2 februari 2023 waarin [gedaagde] is aangemaand tot betaling van de premie, incassokosten en rente.
3.5.
Wanneer de schuldeiser jegens een consument-schuldenaar aanspraak maakt op betaling van buitengerechtelijke incassokosten op de voet van artikel 6:96 BW, rusten op de schuldeiser de stelplicht en de bewijslast dat aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW is voldaan. Die stelplicht omvat dat en op welke dag de schuldenaar de veertiendagenbrief (op zijn laatst) heeft ontvangen. Indien de ontvangst van de veertiendagenbrief door de schuldenaar wordt betwist, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg mee dat de schuldeiser in beginsel feiten en omstandigheden dient te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat de brief door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de schuldenaar aldaar door hem kon worden bereikt, en dat en op welke dag de brief aldaar (op zijn laatst) is aangekomen (zie Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704).
3.6.
Ditzo stelt dat de veertiendagenbrief is verzonden op 2 januari 2023, dat zij [gedaagde] nadien nog heeft gesommeerd, waarop wederom geen reactie werd verkregen en dat [gedaagde] genoegzaam op de hoogte is gebracht van de vordering gezien de vele contactmomenten.
3.7.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet betwist dat de veertiendagenbrief op
2 januari 2023 is verzonden. Ook betwist hij niet dat het op deze brief vermelde adres het correcte adres is. Over de ontvangst van de veertiendagenbrief stelt Ditzo dat deze de dag erna is ontvangen, dus op dinsdag 3 januari 2023. Ditzo stelt dat zij zes aanmaningen heeft verzonden, zij heeft deze brieven, waaronder de veertiendagenbrief, ook in het geding gebracht en op deze brieven is het adres van [gedaagde] vermeld. De kantonrechter is van oordeel dat de betwisting van de ontvangst van al deze brieven te weinig concreet is en dat daarmee de ontvangst van de deze brieven, waaronder de veertiendagenbrief, niet, althans onvoldoende, is betwist. Nu de formulering dat incassokosten verschuldigd worden indien niet betaald is “binnen 14 dagen vanaf de dag nadat deze brief bij u is bezorgd” voldoet aan de wettelijke eisen, is [gedaagde] de incassokosten verschuldigd. De hoogte van het gevorderde bedrag aan incassokosten voldoet aan het bepaalde in het Besluit voor vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag aan incassokosten en de daarover gevorderde BTW zal worden toegewezen.
3.8.
De verschuldigdheid van de wettelijke rente heeft [gedaagde] niet betwist. Het bedrag aan rente van € 1,26, berekend tot de datum van dagvaarden en de gevorderde wettelijke rente vanaf die datum, zullen dan ook worden toegewezen.
3.9.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Ditzo als volgt vastgesteld:
Kosten dagvaarding € 130,67
Griffiegeld € 128,-
Salaris gemachtigde
€ 78,-
Totaal € 336,67

4.De beslissing

4.1.
De kantonrechter:
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Ditzo te betalen een bedrag van € 177,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 127,45, met ingang van 22 februari 2023, tot de dag van betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Ditzo tot dit vonnis vastgesteld op € 336,67,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op
29 november 2023.