ECLI:NL:RBLIM:2023:7020

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
C/03/318812 / HA RK 23-97
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid

Op 12 juni 2023 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. I.C.A. Wilschut, rechter in de rechtbank Limburg, in verband met een civiele procedure die op 13 juni 2023 zou worden behandeld. Het verzoek tot wraking is gedaan op basis van de vrees voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de aangevoerde gronden voor wraking betrekking hebben op procesbeslissingen, die op zichzelf geen grond voor wraking kunnen zijn. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek niet onderbouwd met specifieke feiten die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek als kennelijk ongegrond verklaard. Bovendien heeft de wrakingskamer geconstateerd dat verzoeker in de onderliggende procedure voor de tweede keer een wrakingsverzoek heeft ingediend, wat aanleiding gaf om de misbruikbepaling van artikel 8:18 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen. Dit houdt in dat toekomstige verzoeken tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zullen worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/318812 / HA RK 23-97
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr. I.C.A. Wilschut, rechter in de rechtbank Limburg.

1.De procedure

Op 12 juni 2023 om 15:28 uur is ter griffie het e-mailbericht ontvangen van verzoeker, inhoudende een verzoek tot wraking van de rechter in de zaak met nummer ROE 21/ 1128 PW WIL die op 13 juni 2023 om 13:00 uur voor behandeling in Maastricht is ingepland.

2.De beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Abw) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
2.2.
Ingevolge artikel 4, lid 2, onder a, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg kan de wrakingskamer een verzoek aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren indien het verzoek kennelijk ongegrond is.
2.3.
Het is aan de rechter om procesbeslissingen te nemen, hiertoe behoren onder meer de beslissingen over verzoeken om aanhouding en verplaatsing van een zitting. Het procesreglement geeft daarvoor nadere regels. De aangevoerde wrakingsgronden betreffen procesbeslissingen. Een procesbeslissing kan nooit een grond voor wraking opleveren. Dit is alleen anders als die motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek echter niet gebaseerd op de motivering van de beslissing, maar uitsluitend op de beslissing zelf. Omdat de wrakingsgronden op het moment van het wrakingsverzoek alle tegelijk moeten worden voorgedragen kunnen deze niet later ter zitting van de wrakingskamer of in een schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek worden aangevuld. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek bij de wrakingskamer kan daar niets aan veranderen.
2.4.
Het voorgaande brengt mee dat de wrakingskamer het verzoek ongegrond zal verklaren.
2.5.
De wrakingskamer ziet daarnaast in het feit dat verzoeker in de onderliggende procedure voor de tweede keer een wrakingsverzoek heeft ingediend omdat een verzoek tot aanhouding niet werd gehonoreerd, aanleiding de misbruikbepaling van artikel 8:18 Abw van toepassing te verklaren. Dit betekent dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
- bepaalt dat volgende verzoeken om wraking in deze zaak (zaaknummer ROE 21 / 1128 PW WIL) niet in behandeling zullen worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter,
mr. H.E.G. Peters en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: