7.1.Op grond van artikel 15, tweede lid, van de Woningwet maakt, indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, het besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom, wat betreft de mogelijkheid van bezwaar en beroep, deel uit van het in artikel 12d, 13, 13a of 13b, tweede lid, bedoelde besluit.
8. In de Welstandsnota 2018 van de gemeente Roerdalen (hierna: de Welstandsnota) staat in artikel 3.8, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“
(...)
De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat sprake moet zijn van een buitensporige situatie (exces) in het aanzien van een bouwwerk, waarbij ook voor niet-deskundigen overduidelijk is als dat een (deel van een) bouwwerk op zichzelf, maar vooral ook in relatie tot de omgeving, ernstig in strijd is met redelijke eisen van welstand en afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied.
(...)
Er is in ieder geval sprake van een exces bij:
(...)
- armoedig materiaalgebruik of materialen waarvan bekend is dat die
onevenredig “lelijk“ verouderen en / of die een groot contrast vormen met de kwalitatief betere materialen van de bestaande bebouwing;
(...)
- ernstige verwaarlozing van het uiterlijk van een bouwwerk;
(...)
De excessenregeling geldt tevens voor vergunningsvrije bouwwerken.”
9. Eiser stelt zich allereerst op het standpunt dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is opgesteld en onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd.
Volgens eiser heeft verweerder namelijk onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat de aanbouw ten tijde van de besluitvorming slechts een ruwbouw betrof. De aanbouw is inmiddels afgerond en daardoor is er geen sprake meer van armoedige materialen of materialen waarvan bekend is dat die onevenredig lelijk verouderen. Bovendien blijkt uit de besluitvorming van verweerder noch uit de Welstandsnota van welke (vermeende) armoedige of lelijk verouderende materialen gebruik zou zijn gemaakt. Verweerder en de omgevingscommissie noemen wel een aantal materialen, maar deze materialen zijn enkel gebruikt voor de ruwbouw en deze materialen zijn later afgewerkt. Ten onrechte heeft verweerder hiernaar geen nader onderzoek gedaan.
Daarnaast voert eiser aan dat hij diverse alternatieven heeft aangedragen voor de uiteindelijke afwerking, maar verweerder heeft deze, zonder motivering, in strijd geacht met de redelijke eisen van welstand terwijl door verweerder geen alternatieven werden aangeboden.
Verder stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat geen sprake is van ernstige verwaarlozing van het uiterlijk van een bouwwerk.