ECLI:NL:RBLIM:2023:6891

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
03/113114-21 OWV
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsmaatregel en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in een strafzaak

Op 24 mei 2023 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die in 1983 is geboren. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. C.D.W. Herrings, was aanwezig op de zitting waar de officier van justitie zijn vordering heeft gepresenteerd. De vordering was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 37.314,-, dat de verdachte zou hebben verkregen uit de ten laste gelegde feiten, waaronder hennepteelt en diefstal van elektriciteit.

De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld en heeft eerst vonnis gewezen in de strafzaak met parketnummer 03/113114-21. Vervolgens is de ontnemingsvordering behandeld. De rechtbank oordeelde dat, volgens artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, wederrechtelijk voordeel alleen kan worden ontnomen na veroordeling wegens een strafbaar feit. Aangezien de verdachte was vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. D. Osmić, en de rechters mr. F.M. van Maanen Winters en mr. J.S. Spijkerman. De uitspraak werd gedaan ter openbare zitting en is geregistreerd door griffier mr. C.W.P. Huntjens. De rechters F.M. van Maanen Winters en J.S. Spijkerman waren niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/113114-21 OWV
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 24 mei 2023 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. C.D.W. Herrings, advocaat kantoorhoudende te Rijen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 mei 2023. [verdachte] en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens direct mondeling uitspraak gedaan.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03/113114-21. De rechtbank heeft eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 37.314,-.
Volgens de vordering van de officier van justitie zou [verdachte] dit voordeel hebben verkregen door middel van of uit de baten van de hem in de strafzaak ten laste gelegde feiten (het plegen c.q. medeplegen van hennepteelt, dan wel de medeplichtigheid hieraan, en het plegen c.q. medeplegen aan diefstal van elektriciteit, dan wel de medeplichtigheid hieraan).

3.De beoordeling

Uit artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vloeit voort dat wederrechtelijk voordeel alleen ontnomen kan worden na veroordeling wegens een strafbaar feit. De rechtbank heeft [verdachte] vandaag vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten. De officier van justitie wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. J.S. Spijkerman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2023.
Buiten staat
Mr. F.M. van Maanen Winters en mr. J.S. Spijkerman zijn niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.