ECLI:NL:RBLIM:2023:6873

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
ROE 22/1306
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de termijnoverschrijding bij aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiser had op 22 november 2021 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds, omdat hij in de periode tussen 1973 en 1987 slachtoffer was van verschillende geweldsmisdrijven. De commissie heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat deze niet binnen de wettelijke termijn van tien jaar na de gepleegde misdrijven was ingediend. Eiser stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege zijn psychische klachten en financiële omstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat de commissie terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

De rechtbank overweegt dat volgens de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven een aanvraag binnen tien jaar na het misdrijf moet worden ingediend, tenzij kan worden aangetoond dat de aanvraag zo spoedig mogelijk is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd. Eiser had niet aangetoond dat zijn psychische en lichamelijke klachten hem hadden verhinderd om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank concludeert dat de commissie de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1306

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.H.G. Pelzer),
en

De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (de commissie)

(gemachtigden: mr. M.E.P. Nijp en mr. H.K.M. Timmermans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de commissie op de aanvraag van eiser om een uitkering uit het Schadefonds.
1.1.
Eiser heeft op 22 november 2021 een aanvraag om een uitkering uit het fonds gedaan omdat hij in de periode tussen 1973 en 1987 slachtoffer is geweest van verschillende geweldsmisdrijven. De commissie heeft met het besluit van 16 december 2021 aangegeven dat zij de aanvraag van eiser niet in behandeling neemt. Met het bestreden besluit van 6 mei 2022 op het bezwaar van eiser is de commissie bij dit besluit gebleven.
1.2.
De commissie heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
In beroep heeft eiser nadere medische stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de commissie.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over ?
2. De commissie heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de aanvraag en Schadefonds) niet in behandeling genomen, omdat hij die heeft aangevraagd op 22 november 2021 en daarmee niet binnen de wettelijke termijn van tien jaar nadat hij slachtoffer is geworden van de geweldsmisdrijven. Volgens de commissie is de termijnoverschrijding van eiser niet verschoonbaar, omdat niet is gebleken dat eiser de aanvraag zo spoedig mogelijk heeft ingediend als redelijkerwijs van hem kon worden verlangd.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat hij niet in staat was om de aanvraag eerder in te dienen omdat hij niet eerder op de hoogte was van de mogelijkheid om dat te doen, en omdat er sprake is psychische klachten en financiële omstandigheden. Er is onder andere sprake van verslavingsproblematiek, burn-out gerelateerde klachten en suïcidale gedachten. Daarnaast is sprake van autisme en een sociale angststoornis. Sinds 2001 wordt eiser behandeld voor deze problemen. Gelet op deze problematiek was eiser ook niet in staat om een aanvraag in te dienen. Bovendien was het ook niet in het belang van eisers herstel om een aanvraag in te dienen. Volgens eiser heeft de commissie ten onrechte geen onderzoek verricht naar deze problematiek en is hier geen althans niet kenbaar rekening mee gehouden in haar besluitvorming. Verder heeft de commissie ook ten onrechte geen belangenafweging gemaakt in haar besluitvorming. De belangen van de commissie kunnen niet zwaarder wegen dan zijn belangen. Tot slot heeft eiser ter zitting nog aangevoerd dat het onredelijk is van de commissie om bij het de beoordeling van de verschoonbaarheid niet aan te sluiten bij de wettelijke verjaringstermijnen van het Burgerlijk Wetboek.
Wat is het oordeel van de rechter?
4. De rechtbank is van oordeel dat de commissie de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Zij motiveert dit oordeel als volgt.
4.1
Uit het Schadefonds kunnen uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
4.2
In artikel 7 van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven (Wsg) is bepaald dat een aanvraag voor een uitkering moet worden ingediend binnen tien jaar na de dag waarop het misdrijf is gepleegd. Een na afloop van de termijn ingediende aanvraag wordt niettemin behandeld, als blijkt dat de aanvraag zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd.
4.3
De eerst ter zitting aangevoerde beroepsgrond dat een termijn van tien jaar onredelijk is omdat in het Burgerlijk Wetboek andere verjaringstermijnen worden gehanteerd kan de rechtbank, nog afgezien van het feit dat deze beroepsgrond te laat en derhalve in strijd met de goede procesorde naar voren is gebracht, niet volgen. Het betreft hier een in de Wsg opgenomen termijn waarvan alleen afgeweken kan worden indien blijkt dat het verzoek zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd. Het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing in deze bestuursrechtelijke procedure.
4.4
Niet in geschil is dat eiser de aanvraag niet binnen de wettelijke termijn van tien jaar na de geweldsmisdrijven heeft ingediend. Het gaat dus alleen nog om de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Ten aanzien van de beoordeling van de verschoonbaarheid hanteert de commissie beleid. Dit is nader uitgewerkt in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (de Beleidsbundel). [1] Uit de Beleidsbundel volgt dat een aanvraag toch in behandeling wordt genomen als het slachtoffer kan onderbouwen dat sprake is van ernstige psychische, lichamelijke of cognitieve klachten waarvoor op latere leeftijd een behandeling is gestart en het indienen van de aanvraag zou zorgen voor het doorkruisen van de (medische) behandeling waarbij herstel voorop staat. De rechtbank is van oordeel dat het in de Beleidsbundel neergelegde beleid en de invulling daarvan door de commissie niet onredelijk is. Het niet op de hoogte zijn van het bestaan van het Schadefonds vormt geen geldige reden voor het overschrijden van de indieningstermijn. [2]
4.5
Eiser heeft verder niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat er sprake is van zodanige ernstige lichamelijke of psychische klachten, die verband houden met de opgegeven geweldsmisdrijven, die hem redelijkerwijs hebben verhinderd eerder een aanvraag in te dienen. Ook blijkt nergens uit dat eiser niet eerder een derde kon inschakelen voor het indienen van een aanvraag. De door eiser overgelegde medische informatie bevat ook geen aanknopingspunten dat het indienen van een aanvraag zijn herstel zou doorkruisen.
4.6
Voor het overige ziet de rechtbank in wat eiser in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de beslissing van de commissie niet zorgvuldig tot stand is gekomen of onvoldoende is gemotiveerd. De commissie heeft de door eiser aangeleverde medische informatie beoordeeld en in het bestreden besluit toegelicht waarom op basis daarvan geen sprake is van psychische overmacht en dus van een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarmee heeft de commissie voldaan aan haar motiverings- en onderzoeksplicht. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Tot slot is in deze procedure alleen de vraag aan de orde of de commissie de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen omdat deze niet binnen de wettelijke termijn is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. In dat kader is een belangenafweging niet aan de orde.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 23 november 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.“ Beleidsbundel 1 augustus 2021”, te vinden op www.schadefonds.nl.
2.Zie pagina 19 van de Beleidsbundel.