ECLI:NL:RBLIM:2023:6856

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
ROE 22/1546
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en beoordeling medische situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 november 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn aanvraag voor een WIA-uitkering te weigeren. Het UWV had vastgesteld dat eiser op 1 maart 2022 voor 26,15% arbeidsongeschikt was, wat onder de vereiste 35% ligt voor toekenning van de uitkering. Eiser, die voorheen als werkvoorbereider werkte, had zich op 3 maart 2020 ziekgemeld en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek concludeerde het UWV dat eiser niet in aanmerking kwam voor de WIA-uitkering, wat eiser betwistte.

De rechtbank beoordeelde de argumenten van eiser, die stelde dat zijn klachten niet goed waren vertaald naar de mate van belastbaarheid. Eiser voerde aan dat hij meer beperkingen had dan het UWV had vastgesteld, met name op het gebied van lopen, zitten en staan. De rechtbank oordeelde dat het UWV de medische situatie van eiser voldoende had onderkend en dat de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige overtuigend waren. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor de WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en veroordeelde het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiser, die op € 2.496,80 werden vastgesteld. Tevens diende het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1546

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.H. Roebroek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. S.G.H. Cortenbach-Alaerds).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 26,15%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 15 juni 2022.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als werkvoorbereider technische dienst voor 39,08 uur per week. Op 3 maart 2020 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 1 maart 2022 26,15% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 7 juni 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 december 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 9 juni 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij vindt het bestreden besluit in strijd met de betreffende en de hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen.
7. Eiser is van oordeel dat het UWV zijn klachten niet goed heeft vertaald naar de mate waarin hij kan worden belast. Hij vindt zich meer beperkt voor de aspecten lopen, zitten en staan vanwege pijn in zijn benen en voeten. Verder is eiser van mening dat er een beperking moet worden aangenomen voor duwen en trekken en dat bij de items lopen en lopen tijdens werk in de toelichting moet worden opgenomen dat eiser niet op oneffen terrein kan lopen. Ook is eiser van mening dat een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week moet worden aangenomen. Hij onderbouwt zijn standpunt met expertiserapporten van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] (hierna: de deskundige) van 31 oktober 2022, 3 maart 2023 en 24 augustus 2023.
8. Verder is eiser van mening dat alle geduide functies dienen te vervallen omdat alle functies in voltijd dienen te worden verricht, dit is in strijd met de urenbeperking die volgens hem dient te worden aangenomen. Ook zijn de functies met SBC-codes 513010, 532040 en 521010 ongeschikt omdat eiser zich meer beperkt acht voor de aspecten lopen, zitten en staan.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 26,15%. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 1 maart 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 1 maart 2022 voor 26,15% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Voordat de rechtbank zich inhoudelijk over de zaak zal uitlaten, wordt het volgende overwogen. Naar aanleiding van het beroepschrift en het door eiser ingediende deskundigenrapport van 31 oktober 2022 heeft de verzekeringsarts B&B in de FML van 14 december 2022 een beperking toegevoegd en/of aangepast voor de items 1.8.6 (persoonlijk risico: niet werken op hoogtes), 2.11 (beroepsmatig vervoer), 5.6 (gebogen en/of getordeerd actief zijn), 6.2 (‘s avonds werken) en 6.3 (’s nachts werken). Deze gewijzigde FML van 14 december 2022 is vervolgens voorgelegd aan de arbeidsdeskundige B&B, die aan de hand van deze FML nader onderzoek heeft verricht. Volgens de arbeidsdeskundige B&B vervalt de functie Wikkelaar (SBC-code 267053). Maar omdat dit een reservefunctie betreft wijzigt de mate van arbeidsongeschiktheid niet.
12. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B opnieuw een nieuwe FML opgesteld waarin bij de items 4.16.2 (lopen) en 4.17.2 (lopen tijdens werk) in de toelichting is toegevoegd dat eiser niet kan lopen over oneffen terrein. Deze gewijzigde FML van 27 juli 2023 is vervolgens voorgelegd aan de arbeidsdeskundige B&B, die aan de hand van deze FML nader onderzoek heeft verricht. In het rapport van 31 juli 2023 concludeert de arbeidsdeskundige B&B dat de gewijzigde FML van 27 juli 2023 geen aanleiding geeft om af te wijken van het eerdere arbeidskundige rapport. In alle gehanteerde functies werkt men namelijk in een kantooromgeving waarbij er geen sprake is van oneffen terrein. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is volgens de arbeidsdeskundige B&B terecht vastgesteld op 26,15%.
13. Omdat de verzekeringsarts B&B tijdens de beroepsprocedure verdere beperkingen heeft aangenomen in de FML van 14 december 2022 en in de FML van 27 juli 2023 kleeft er aan de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft het gebrek met de rapporten van de verzekeringsarts B&B van 14 december 2022 en 27 juli 2023 en de rapporten van de arbeidsdeskundige B&B van 23 december 2022 en 31 juli 2023 naar het oordeel van de rechtbank hersteld. De rechtbank zal dit laatste hieronder nader uitleggen. Niet is gebleken dat eiser door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage hetzelfde blijft en eiser de mogelijkheid heeft gehad om aanvullende gronden in te dienen. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden het bestreden besluit voor het overige beoordelen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
14. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 1 maart 2022 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
15. Zoals in rechtsoverwegingen 11 en 12 uiteen is gezet heeft de verzekeringsarts B&B tijdens de beroepsprocedure verschillende beperkingen in de FML toegevoegd. De rechtbank zal de beroepsgronden van eiser die betrekking hebben op deze toegevoegde beperkingen niet bespreken. Omdat eiser met betrekking tot deze beperkingen gelijk heeft gekregen van het UWV neemt de rechtbank aan dat dit niet meer in geschil is.
16. Eiser acht zich meer beperkt voor de items (trap)lopen, zitten en duwen en trekken. In het rapport van 8 november 2022 stelt de deskundige dat eiser ten aanzien van zwaar duwen of trekken beperkt moet worden omdat hiermee de rug te veel wordt belast. In het rapport van 3 maart 2023 voegt de deskundige hieraan toe dat zij de motivering van de verzekeringsarts B&B, dat eiser niet hoeft te worden beperkt omdat hij door het inzetten van zijn lichaamsgewicht zonder meer de helft aan kgf kan opwekken, niet kan volgen. De deskundige stelt hierbij dat bij duwen of trekken per definitie wordt uitgegaan van een staande houding. Niet alleen vanwege de pijn in de voetzolen, waarop bij duwen of trekken toch een zekere belasting optreedt, maar ook vanwege de degeneratieve afwijkingen met daaruit voortkomende rugklachten is de deskundige van mening dat duwen of trekken beperkt moet worden geacht. Dit laatste benadrukt zij nogmaals in het rapport van 24 augustus 2023.
17. In het rapport van 27 juli 2023 verwijst de verzekeringsarts B&B naar zijn rapport van 14 december 2022 waarin hij heeft gesteld dat eiser zijn lichaamsgewicht kan inzetten voor het duwen en trekken. Verder voegt de verzekeringsarts B&B hieraan toe dat hij van mening is dat juist in staande houding het lichaamsgewicht uitermate gemakkelijk kan worden ingezet. Met name ook omdat uit de informatie van de revalidatiearts van 2 april 2021 blijkt dat de kracht van de benen volstrekt normaal is. Volgens de verzekeringsarts B&B lijkt volledig te worden voorbijgegaan aan de subjectiviteit van de ervaren klachten in relatie tot de inefficiënte coping. In het rapport van 19 september 2023 voegt de verzekeringsarts B&B hieraan toe dat hij bij dit standpunt blijft, zelfs wanneer eiser niets doet is hij volgens de verzekeringsarts B&B in staat om het genoemde gewicht te verplaatsen, alleen al door de inzet van het lichaamsgewicht. De rechtbank kan dit volgen en vindt dat duidelijk is gemotiveerd waarom er geen beperking is aangenomen bij het item duwen en trekken.
18. In het rapport van 24 augustus 2023 stelt de deskundige dat, met de FML zoals die nu geldt, lopen tijdens het werk en staan tijdens het werk elk maximaal drie uur per werkdag kunnen voorkomen. Dit betekent dat in theorie zelfs bijna volledig lopende en staande functies geduid zouden kunnen worden. De deskundige acht dit bij nader inzien niet juist. Om een voornamelijk zittende functie te garanderen zou eiser volgens de deskundige op deze items beperkt moeten worden geacht tot ongeveer een á twee uur per werkdag, en in combinatie niet meer dan twee uur per werkdag. In het rapport van 19 september 2023 stelt de verzekeringsarts B&B dat hij wil aangeven dat eiser al fors beperkt is ten aanzien van lopen en staan. Eiser kan maximaal vijftien minuten aaneensluitend lopen en maximaal vijftien minuten aaneensluitend staan. Ook gelet op het feit dat er rekening mee moet worden gehouden dat ook het verplaatsen met de scootmobiel als lopen kan worden gezien. De verzekeringsarts B&B verwijst hierbij naar de CBBS basisinstructie. De rechtbank kan dit volgen en merkt op dat in de FML van 27 juli 2023 bij item 5.10 is opgenomen dat het staan en lopen in totaal niet meer mag zijn dan circa drie uur.
19. Eiser stelt dat hij meer beperkt is voor het item zitten. De rechtbank merkt op dat eiser dit niet nader heeft onderbouwd. Ook wordt dit niet gesteld door zijn deskundige.
20. Eiser is van mening dat een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week moet worden aangenomen. Hij verwijst hierbij naar de rapporten van de deskundige van 31 oktober 2022, 3 maart 2023 en 24 augustus 2023. In het rapport van 31 oktober 2022 stelt de deskundige dat vanwege de ernstige pijnklachten als gevolg van de dunnevezelneuropathie een urenbeperking moet worden aangenomen vanwege te groot energieverbruik. Zij verwijst hierbij naar de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Ook stelt zij dat door de pijnklachten sprake is van verminderde mogelijkheden tot recuperatie omdat de pijn ook de slaap verstoort. Dit past volgens haar bij het dagverhaal waarbij eiser diverse rustmomenten in acht neemt gedurende de dag, zoals hem is voorgeschreven bij de revalidatie. Verder wordt volgens de deskundige met een urenbeperking voorkomen dat eiser steeds zijn grenzen zal overschrijden, hetgeen nadelig zal zijn voor het herstel. Uit het rapport van 3 maart 2023 volgt dat de deskundige de stelling van de verzekeringsarts B&B, dat met de aangegeven beperking in voldoende mate tegemoet gekomen is aan de rustmoment, niet kan volgen. Ook stelt de deskundige dat dunne vezelneuropathie kan leiden tot hevige pijnklachten. Mogelijk is er sprake van een verminderde coping, maar dat wil nog niet zeggen dat de pijn minder ernstig is en niet of nauwelijks tot beperkingen leidt. Zou er geen sprake zijn van rustmomenten op de dag, dan nog blijft het zo dat de pijnklachten zorgen voor slecht slapen met als gevolg een verminderde energetische belastbaarheid. In het rapport van 24 augustus 2023 stelt de deskundige dat de verzekeringsarts B&B naar haar mening geen antwoord heeft gegeven op de vraag van de rechtbank hoe de zittende rustmomenten in de FML tot uiting komen. Met zittende rustmomenten is volgens haar iets anders bedoeld dan zittend lichte werkzaamheden verrichten. Bedoeld is volgens haar dat er zittende momenten zijn waarin eiser even niets doet, dergelijke momenten zijn volgens haar rustmomenten te noemen. Niet gesteld kan worden dat bijvoorbeeld hele dagen zittend fysiek werk verrichten te vergelijken is met voortdurende rust. Naar de mening van de deskundige is eiser op energetische gronden vanwege met name zijn pijnklachten beduidend meer beperkt dan is aangenomen en zijn de algemeen gebruikelijke pauzes in het werk niet voldoende om hieraan tegemoet te komen.
21. In het rapport van 27 juli 2023 stelt de verzekeringsarts B&B dat hij voor een urenbeperking geen indicatie ziet. Rekening houdende met beperkingen is er geen gevaar voor de gezondheid. Eiser is beschikbaar, een preventieve of beschikbaarheidsindicatie is daarmee niet aanwezig. Ook is er volgens de verzekeringsarts B&B geen energetische indicatie voor een urenbeperking. De verzekeringsarts B&B stelt dat als wordt aangenomen dat eiser vanwege de ervaren pijn enkele malen rust neemt door te gaan zitten, het vervolgens niet gezegd is dat hij tijdens het zitten geen fysiek lichte activiteiten kan ondernemen, rekening houdend met de overige beperkingen. Op basis van het medisch substraat kan de verzekeringsarts B&B daar geen enkele onderbouwing voor vinden. Zijns inziens zorgen juist de geïndiceerde fysieke beperkingen en het zitten ervoor dat eiser niet overbelast wordt. Daarmee wordt volgens de verzekeringsarts B&B in ruim voldoende mate al rust gecreëerd. Er is daarom geen indicatie om bovenop al deze beperkingen nog een urenbeperking van toepassing te laten zijn. Uitgaande van de gegeven beperkingen wordt immers fysiek lichte arbeid die voornamelijk zittend van aard is, gegarandeerd. In het rapport van 19 september 2023 verwijst de verzekeringsarts B&B naar zijn eerdere rapporten. Hij stelt dat het gaat om het ontlasten van de rug, handen en voeten. Dit wordt met de aangegeven beperkingen in meer dan voldoende mate bereikt volgens de verzekeringsarts B&B. De verzekeringsarts B&B voegt hieraan toe dat een harde urenbeperking tot meer inactiviteit zal leiden, daarmee tot verdergaande deconditionering en wellicht toename van het lichaamsgewicht, onvoldoende opbouwen van de slaapdruk en daarmee ook verdergaande toename van slaapstoornissen. Het is volgens hem ook niet voor niets dat therapie gericht is op activatie. Hij benadrukt nogmaals dat de inefficiënte coping door de deskundige niet is meegewogen in haar beoordeling van de belastbaarheid. Ook stelt hij dat eiser in de bezwaarfase geen melding heeft gemaakt van rustmomenten. Wat dat betreft is er dus sprake van inconsistentie. De rechtbank kan dit volgen en vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende duidelijk heeft gemotiveerd waarom er geen urenbeperking wordt aangenomen.
22. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 1 maart 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
23. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
24. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 1 maart 2022 met de middelste van de drie geduide functies 73,85% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 26,15% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

25. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 1 maart 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor 26,15% arbeidsongeschikt is.
26. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 Awb ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
27. Verder heeft eiser verzocht om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de kosten voor het inschakelen van de deskundige, namelijk € 1.902,73 ( 8,5 uur x €185,00 + BTW 21%) voor het deskundigenrapport van 31 oktober 2022 en € 353,93 (1,5 uur x € 195,00 + 21% BTW) voor het deskundigenrapport van 24 augustus 2023. De rechtbank stelt de maatstaf voor vergoeding van de kosten van de deskundige die aan eiser advies heeft uitgebracht, vast op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken (Wtsz). Op grond van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) geldt voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wtsz, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een maximumtarief, dat voor opdrachten verstrekt in 2022 € 136,19 bedraagt en voor opdrachten verstrekt in 2023 € 142,75. In artikel 15 van het Bts is bepaald dat de bedragen genoemd in het Bts, worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd. Op basis van het Bpb en het Bts kan voor de vergoeding van de kosten van de deskundige in dit geval een bedrag van € 1.659,80 (8,5 uur x € 136,19 x 1,21 (BTW) + 1,5 uur x € 142,75 x 1,21 (BTW)) worden toegekend. Nu door de deskundige een hoger bedrag in rekening is gebracht zal de rechtbank het verzoek om vergoeding van de kosten van de deskundige tot dit laatste bedrag toekennen. Hiermee komen de proceskosten uit op een bedrag van € 2.496,80 (€ 837,- + € 1659,80). Daarnaast dient het UWV het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.496,80.
Deze uitspraak is gedaan op 22 november 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 22 november 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.