ECLI:NL:RBLIM:2023:6854

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
ROE 23/2222
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op basis van Opiumwet na aantreffen van heroïne

Op 22 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak ROE 23/2222, waarin een verzoek om een voorlopige voorziening werd behandeld. Verzoeker, die gedetineerd is, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Maastricht, dat hem opdroeg zijn woning te sluiten voor een periode van drie maanden. Dit besluit was genomen naar aanleiding van het aantreffen van 62 kilogram heroïne in een schuur op het erf van de woning van verzoeker. De burgemeester had de sluiting gerechtvaardigd op basis van artikel 13b van de Opiumwet, waarbij hij stelde dat de woning als drugspand kon worden aangemerkt.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de burgemeester in redelijkheid tot het besluit kon komen om de woning te sluiten. Hij oordeelde dat verzoeker verantwoordelijk was voor wat er op zijn erf gebeurde, en dat het onwaarschijnlijk was dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs. De voorzieningenrechter heeft ook de argumenten van verzoeker over zijn financiële situatie en gezondheid in overweging genomen, maar concludeerde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de sluiting onterecht te achten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de sluiting van de woning voor drie maanden door kan gaan. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester om in dergelijke gevallen op te treden ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2222

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. T.J.N. Hameleers),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht,

(gemachtigde: R. Stassen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de procedure over het bezwaar dat verzoeker heeft gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 20 september 2023 (het bestreden besluit).
1.1.
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat hij de (huur)woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) op 27 september 2023 moet sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
1.2.
De burgemeester heeft de voorzieningenrechter vóór 27 september 2023 desgevraagd laten weten dat hij bereid is om in afwachting van de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester. Verder was aanwezig een vriend van verzoeker, als toehoorder.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft partijen op de zitting gezegd dat hij pas uitspraak doet nadat de meervoudige kamer van de rechtbank op 14 november 2023 over de verlenging van de gevangenhouding van verzoeker heeft beslist. Op 14 november 2023 heeft de gemachtigde van verzoeker bericht dat de gevangenhouding is verlengd en het verzoek tot schorsing is afgewezen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of de burgemeester verzoeker in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en voor drie maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter doet dat aan de hand van de gronden die verzoeker in deze procedure en in de procedure in bezwaar heeft aangevoerd. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) beroepsprocedure niet.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester verzoeker in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en voor drie maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van verzoeker dus af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft. De voorzieningenrechter gaat eerst in op de gronden over de voorbereiding en de motivering van het bestreden besluit en daarna op de gronden over de inhoud van het bestreden besluit.
De gronden over de voorbereiding en de motivering van het bestreden besluit
4. Verzoeker voert aan dat de burgemeester het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid. Verzoeker vindt dat de burgemeester zich onvoldoende heeft geïnformeerd over geschikte huisvesting rekening houdend met zijn financiële situatie, gezondheid en beperkte mogelijkheden om op de huidige woningmarkt vervangende huisvesting te vinden.
5. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat de burgemeester zich heeft geïnformeerd over vervangende huisvesting voor verzoeker. De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat de burgemeester zich daarover ook niet hoefde te informeren. Verzoeker zit namelijk gedetineerd en heeft op dit moment daarom huisvesting. De burgemeester heeft met de persoonlijke omstandigheden die verzoeker in zijn zienswijze heeft aangevoerd, waaronder verzoekers financiële situatie en zijn gezondheid, wel impliciet dan wel expliciet rekening gehouden. De omstandigheid dat de mogelijkheden voor verzoeker om op de huidige woningmarkt vervangende huisvesting te vinden beperkt is, is een omstandigheid die verzoeker pas in deze procedure en in de bezwaarschriftprocedure heeft aangevoerd. Hiermee heeft de burgemeester bij het nemen van het bestreden besluit dus geen rekening kunnen houden. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoeker heeft aangevoerd dan ook geen reden te oordelen dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.
6. Verzoeker voert ook aan dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Verzoeker vindt evident onjuist dat de burgemeester in het bestreden besluit steeds zegt dat de in de schuur aangetroffen drugs in de woning lagen. Verzoeker vindt niet onderbouwd dat de woning een drugspand is, er sprake is van drugshandel in de woning, de woning tot het criminele circuit behoort, de woning in een kwetsbare omgeving ligt en dat sprake is van een ernstige inbreuk op de openbare orde en van een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
7. Uit het bestreden besluit blijkt dat de burgemeester met de woning ook het erf en de schuur op het erf bedoelt. Hij vindt dat de woning en de schuur bij elkaar horen en acht zich bevoegd het erf te sluiten als in de woning of op het erf (en dus ook in de schuur) meer dan een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen. De burgemeester wil kennelijk ook de woning en het erf met daarop de schuur sluiten, omdat in het bestreden besluit staat dat niemand tijdens de sluiting de woning of het erf mag betreden. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden te oordelen dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft omdat de burgemeester zegt dat de aangetroffen drugs is de woning lagen. De voorzieningenrechter vindt wel dat de burgemeester duidelijker kan omschrijven dat hij met de woning ook het daarbij behorende erf met schuur bedoelt.
7.1
De voorzieningenrechter vindt de standpunten van de burgemeester, dat de woning een drugspand is, er sprake is van drugshandel in de woning, de woning tot het criminele circuit behoort, de woning in een kwetsbare omgeving ligt en dat sprake is van een ernstige inbreuk op de openbare orde en van een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving, onderbouwd. De voorzieningenrechter verwijst in dat verband naar de overzichtsuitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019 en 2 februari 2022.
De gronden over de inhoud van het bestreden besluit
6. Bij de beoordeling van de gronden over de inhoud van het bestreden besluit gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende vaststaande feiten. In de schuur op het perceel van de woning heeft de politie 62 kilogram heroïne (harddrugs) aangetroffen.
7. Indien meer dan 0,5 gram harddrugs in een woning of op het bij de woning behorende erf aanwezig is, is de burgemeester in beginsel bevoegd te gelasten de woning en het daarbij behorende erf te sluiten en dat de woning en het erf voor een bepaalde tijd gesloten worden gehouden. Verzoeker bestrijdt niet dat de burgemeester bevoegd was om hem te gelasten de woning te sluiten en gesloten te houden. De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester is dus niet in geschil. De voorzieningenrechter beoordeelt de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester daarom niet. Wel in geschil is de noodzaak en evenredigheid van de sluiting. De noodzaak en evenredigheid van de sluiting beoordeelt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoeker daarom hierna.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een ernstig geval en dat sluiting van de woning niet noodzakelijk is. Hij voert aan dat de woning geen drugspand is, er geen sprake is van drugshandel in de woning en dat de woning niet tot het criminele circuit behoort. Verzoeker voert ook aan dat de woning niet in een kwetsbare omgeving ligt en dat geen sprake is van een ernstige inbreuk op de openbare orde of van een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
9. De burgemeester verstaat onder de woning ook het erf dat bij de woning hoort en de schuur op het erf waarin de harddrugs zijn aangetroffen. De burgemeester heeft de woning daarom als drugspand kunnen aanmerken. De burgemeester heeft ervan mogen uitgaan dat sprake is van drugshandel in de woning en dat de woning tot het criminele circuit behoort, omdat de politie in de schuur, die de burgemeester tot de woning rekent, een handelshoeveelheid harddrugs heeft aangetroffen, waarvan naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag worden aangenomen dat deze, gelet op de zeer grote hoeveelheid, bestemd was om te verhandelen. Gelet daarnaast op de omstandigheid dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare omgeving ligt, heeft de burgemeester dit geval als een ernstig geval kunnen aanmerken en de sluiting van de woning, waaronder de burgemeester ook het erf en de schuur op het erf verstaat, noodzakelijk kunnen vinden om de openbare orde te herstellen en het woon- en leefklimaat in de omgeving te beschermen. De burgemeester heeft een overzicht overgelegd waaruit blijkt dat in de omgeving van de woning in de afgelopen vijf jaar zeven keer eerder een woning is gesloten in verband met drugshandel. Verzoeker heeft slechts betwist dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare omgeving ligt en heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de burgemeester niet van de omstandigheid heeft kunnen uitgaan dat de woning in een dergelijke omgeving ligt. De burgemeester heeft dus kunnen vinden dat de drugshandel een ernstige inbreuk op de openbare orde maakt en het woon- en leefklimaat in de omgeving in ernstige mate aantast.
Is sluiting van de woning evenredig?
10. Verzoeker heeft gesteld dat sluiting van de woning niet evenredig is. Hij voert daarover aan dat hem geen enkel verwijt treft voor de illegale praktijken in zijn schuur, omdat hij hierbij niet betrokken was, de opslag van de harddrugs niet gedoogd heeft en daarvan ook niet op de hoogte was, terwijl hij wel toezicht houdt op wat er in de woning gebeurd. Verzoeker voert ook aan dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn financiële situatie, zijn gezondheid en beperkte mogelijkheden om op de huidige woningmarkt vervangende huisvesting te vinden nu de huurovereenkomst al is, naar de voorzieningenrechter begrijpt: zal worden ontbonden. Hij stelt dat hij op straat komt te staan als hij uit detentie wordt ontslagen, een op zijn medische situatie (hernia) aangepaste woning heeft en vanwege zijn medische situatie niet in staat is de woning de ontruimen en te verhuizen.
11. Als de sluiting van een woning noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting zijn de gevolgen van de sluiting voor de betrokkene, de verwijtbaarheid van de betrokkene en de eventuele bijzondere binding van de betrokkene met de woning van belang.
11.1.
Verzoeker was huurder van de woning. Hij was daarom verantwoordelijk voor wat er in de woning en op het erf dat daarbij hoort gebeurde en dus ook voor wat in de schuur gebeurde. De voorzieningenrechter vindt onaannemelijk dat in de schuur van verzoeker
62 kilogram heroïne kon liggen zonder dat verzoeker dat wist of kon weten. Zeker nu verzoeker zegt dat hij toezicht houdt op de woning, waaronder de voorzieningenrechter ook de schuur verstaat, gelet op de context waarin verzoeker dit heeft gezegd. Ter zitting heeft verzoeker ook geen reden kunnen aangeven waarom criminelen een dergelijk grote hoeveelheid met een grote financiële waarde onbeheerd in de schuur van verzoeker zou leggen. De voorzieningenrechter vindt daarom al dat geen sprake kan zijn van dat verzoeker geen enkele verwijt treft van het aanwezig hebben van harddrugs.
11.2.
De burgemeester heeft impliciet rekening gehouden met de financiële situatie van verzoeker en expliciet met zijn medische situatie en gestelde binding met de woning. De burgemeester heeft zich niet hoeven te informeren over vervangende huisvesting voor verzoeker omdat hij huisvesting, naar de voorzieningenrechter begrijpt in het Huis van Bewaring, heeft. Dat verzoeker vindt dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met deze omstandigheden geeft de voorzieningenrechter geen grond om te oordelen dat de belangenafweging die de burgemeester heeft gemaakt niet evenredig is. Wat verzoeker aanvoert doet namelijk geen afbreuk aan de afweging die de burgemeester heeft gemaakt.
11.3.
De omstandigheid dat de mogelijkheden voor verzoeker om op de huidige woningmarkt vervangende huisvesting te vinden beperkt zijn, zal de burgemeester bij het nemen van het besluit op bezwaar nog mee in overweging moeten nemen. Gelet op het zware gewicht dat de burgemeester aan de belangen heeft mogen toekennen op grond waarvan hij de sluiting noodzakelijk mocht vinden, hoeft deze omstandigheid evenwel niet tot een andere beslissing te leiden. De burgemeester lijkt met het nagekomen stuk van
24 oktober 2023, waarin hij een indicatie geeft van appartementen, een tussenwoning en een studio die verzoeker in [woonplaats] zou kunnen huren, bovendien al een voorschot te hebben genomen op zijn beslissing over deze omstandigheid.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester verzoeker in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en voor drie maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden om in afwachting van de beslissing op bezwaar een voorlopige voorziening te treffen. Hij wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af. Voor vergoeding van het griffierecht of voor een proceskostenveroordeling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Mellendijk-Leinders, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2023
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op 22 november 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.