ECLI:NL:RBLIM:2023:6838

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
ROE 23/3306 en ROE 23/3313
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing en afwijzing van verzoeken om voorlopige voorzieningen in het kader van opvang van ontheemden uit Oekraïne

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 21 november 2023, zijn twee verzoeken om voorlopige voorzieningen behandeld die verband houden met besluiten van de burgemeester van Venlo. Het eerste verzoek, geregistreerd onder zaaknummer ROE 23/3306, betreft een maatregel die aan verzoeker was opgelegd vanwege zijn gedrag in de opvang. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is bij het schorsen van deze maatregel, omdat deze inmiddels niet meer van kracht is door het tweede besluit. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.

Het tweede verzoek, geregistreerd onder zaaknummer ROE 23/3313, betreft de beëindiging van de opvang van verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester niet bevoegd was om de opvang geheel te beëindigen zonder alternatieve opvang te bieden. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek toe en schorst het besluit van 20 oktober 2023 tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Verweerder wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de burgemeester onder de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) en de noodzaak om in basisvoorzieningen te voorzien, zelfs bij overlastgevend gedrag van ontheemden. De voorzieningenrechter stelt dat de wijzigingen in de RooO niet de bevoegdheid geven om het recht op opvang geheel te beëindigen zonder alternatieven aan te bieden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 23/3306 en ROE 23/3313

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 november 2023 in de zaken tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker,

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

de burgemeester van de gemeente Venlo, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.H.J.M. Michels).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoeker die verband houden met twee besluiten van 19 en 20 oktober 2023 (bestreden besluiten).
1.1.
Bij besluit van 19 oktober 2023 heeft verweerder verzoeker verschillende maatregelen opgelegd in verband met zijn gedrag op de opvanglocatie [naam opvang].
1.2.
Bij besluit van 20 oktober 2023 heeft verweerder de opvang van verzoeker in de gemeente Venlo beëindigd. Verzoeker moet de opvanglocatie [naam opvang] voor vrijdag 20 oktober 2023 21:00 uur verlaten.
1.3.
Verzoeker heeft tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij verzoeken om voorlopige voorziening ingediend. Het verzoek dat verband houdt met het besluit van 19 oktober 2023 is geregistreerd onder zaaknummer ROE 23/3306 en het verzoek dat verband houdt met het besluit van 20 oktober 2023 onder zaaknummer ROE 23/3313.
1.4.
Verweerder heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 17 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder, vergezeld van E. Vaassen en J. van der Linden.

Totstandkoming van de besluiten

2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1.
Vanaf het laatste kwartaal van 2022 werd verzoeker opgevangen in de gemeentelijke opvangvoorziening op het voormalig Kazerneterrein in de gemeente Venlo. Hier heeft verzoeker op 19 december 2022 een eerste schriftelijke waarschuwing gekregen wegens het zich niet houden aan de huisregels, namelijk het misbruik van alcohol en drugs.
Op 4 januari 2023 heeft verzoeker een tweede schriftelijke waarschuwing gekregen. Een waarschuwing wegens overtreding van de huisregels, namelijk mondelinge en fysieke agressie naar medewerkers, bewoners of bezoekers van de opvanglocatie, en het niet behandelen met respect en het veroorzaken overlast.
Op 2 mei 2023 heeft verzoeker zijn derde schriftelijke waarschuwing gekregen in verband met het vechten met een medebewoner. In deze brief staat dat verzoeker van de locatie [naam opvang] naar de locatie [naam opvang] moet verhuizen, dat hij de locatie [naam opvang] (gebouw en parkeerplaats) niet meer mag betreden en dat hij de volgende keer dat hij betrokken raakt bij ongeregeldheden uit de gemeentelijke opvang zal worden verwijderd.
2.2.
Verzoeker is vervolgens overgeplaatst naar de opvanglocatie [naam opvang].
Dit is een opvanglocatie die in opdracht van de gemeente wordt geëxploiteerd door het Leger des Heils. In deze locatie is extra toezicht en hulpverlening aanwezig. Op deze locatie worden ongeveer 240 ontheemden uit Oekraïne, waaronder gezinnen met kinderen, opgevangen. Daarnaast wordt deze locatie ook specifiek gebruikt voor de opvang van overlast gevende ontheemden uit andere gemeenten. Hiertoe zijn vijf zorgkamers ingericht waarvan verzoeker er één heeft toegewezen gekregen. Van 5 tot 22 mei 2023 is verzoeker bij wijze van time-out in [plaats] geplaatst. Daarna is hij teruggekeerd naar de opvanglocatie [naam opvang].
2.3.
Bij besluit van 19 oktober 2023 heeft verweerder verzoeker verschillende maatregelen opgelegd in verband met zijn gedrag op de opvanglocatie [naam opvang] “de afgelopen dagen”. Verzoeker mag geen gebruik maken van de leenfietsen, verzoeker is verplicht om tussen 22.00 en 7.00 uur op zijn kamer te verblijven, verzoeker heeft gedurende de hele dag geen toegang tot de algemene ruimtes zoals de gameroom en de rookruimte (roken moet hij buiten het terrein van [naam opvang] doen), als verzoeker naar zijn kamer gaat, moet hij dit doen via de kortst mogelijke weg en verzoeker moet de instructies van de medewerkers van het Leger des Heils en van de Beveiliging direct opvolgen. Deze maatregelen blijven van kracht tot en met vrijdag 27 oktober 2023 07.00 uur.
2.4.
Bij besluit van 20 oktober 2023 heeft verweerder de opvang van verzoeker in de gemeente Venlo beëindigd. Als reden staat in het besluit vermeld dat verweerder heeft moeten constateren dat verzoeker zich niet houdt aan de maatregelen die aan hem zijn opgelegd. Verzoeker moet de opvanglocatie [naam opvang] voor vrijdag 20 oktober 2023 21:00 uur verlaten.
2.5.
Verzoeker heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij op 7 november 2023 verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend. Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter een voorziening te treffen hangende bezwaar in die zin dat verweerder hem opvang biedt conform de minimumeisen van artikel 6 van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dat verband houdt met het besluit van 19 oktober 2023 af en het verzoek dat verband houdt met het besluit van 20 oktober 2023 toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat de bestreden besluiten van 19 en 20 oktober 2023 ten onrechte zijn ondertekend namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, omdat het in beide besluiten bevoegdheden van de burgemeester betreft. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder dit erkend en gezegd dat de burgemeester van de gemeente Venlo deze besluiten voor zijn rekening neemt. Verweerder in deze zaken is dan ook de burgemeester van de gemeente Venlo.
Het verzoek dat is geregistreerd onder zaaknummer ROE 23/3306
5. De voorzieningenrechter ziet zich bij de beoordeling van het verzoek dat verband houdt met het besluit van 19 oktober 2023 voor de vraag gesteld of er sprake is van “onverwijlde spoed” zoals bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De maatregelen zijn namelijk opgelegd tot en met vrijdag 27 oktober 2023. Bovendien hebben de maatregelen hun werking verloren door het besluit van 20 oktober 2023. Daarbij is de opvang immers geheel beëindigd.
5.1.
De gemachtigde van verzoeker heeft hierover desgevraagd op zitting toegelicht dat zij kan begrijpen dat de voorzieningenrechter wat betreft het besluit van 19 oktober 2023 tot de conclusie komt dat er geen spoedeisend belang is, maar dat zij van mening is dat het besluit van 19 oktober 2023 een grote rol heeft gespeeld in het nemen van het besluit van 20 oktober 2023.
5.2.
De voorzieningenrechter ziet dit anders. Dat (het niet naleven van) de maatregelen de reden (is) zijn geweest dat verweerder de opvang bij besluit van 20 oktober 2023 heeft beëindigd, betekent niet dat er op dit moment ook spoedeisend belang is bij het schorsen van die maatregelen. De “onverwijlde spoed” wordt beoordeeld ten tijde van de uitspraak. Op dit moment zijn de maatregelen niet meer van kracht, om de hiervoor in rechtsoverweging 5 genoemde redenen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
5.3.
Nu er geen sprake is van een spoedeisend belang in de zin van artikel 8:81 van de Awb, komt de voorzieningenrechter aan de toetsing van de rechtmatigheid van het besluit van 19 oktober 2023 in het kader van de gevraagde voorlopige voorziening niet toe.
Het verzoek dat is geregistreerd onder zaaknummer ROE 23/3313
6. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat met het besluit van 20 oktober 2023 is bedoeld om het recht op opvang van verzoeker in de gehele gemeente Venlo te beëindigen. Dus niet alleen op de locatie [naam opvang]. De grondslag voor dit besluit is artikel 7 van de RooO. Verweerder heeft alle mogelijkheden (overplaatsing, time-out en inperkende maatregelen) geprobeerd, maar deze hebben niet het gewenste effect gehad. Verweerder laat in dit geval het belang van de andere bewoners van de opvanglocatie [naam opvang] en het personeel zwaarder wegen dan het belang van verzoeker. Het is aan de rijksoverheid zich deze problematiek aan te trekken en te komen met een oplossing gelijk aan die voor overlast gevende asielzoekers. Het is een landelijk probleem. De gemeente Venlo heeft het niet in haar macht deze problematiek verdergaand het hoofd te bieden dan al gedaan. Dit mede in ogenschouw nemende de taakstelling op het vlak van statushouders en het huisvesten van buitenlandse werknemers en daarbij behorende problematiek.
6.1.
De gemachtigde van verzoeker heeft hierover aangevoerd dat verweerder niet kon volstaan met een beëindiging van de opvang van verzoeker zonder enig alternatief te bieden. Als die opvang gezien de bijzondere opvangbehoeften van verzoeker en de belangen van andere bewoners niet kan worden geboden in de grootschalige locaties, dan moet op grond van artikel 3, tweede lid, van de RooO alternatieve opvang worden geboden.
6.2.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de RooO omvat de opvang in elk geval de volgende verstrekkingen:
a. onderdak in opvangvoorzieningen die een toereikend huisvestingsniveau bieden;
b. een maandelijkse financiële toelage ten behoeve van voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven, tenzij de ontheemde inkomsten uit arbeid heeft;
c. recreatieve en educatieve activiteiten;
d. een verzekering tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid; en
e. betaling van buitengewone kosten.
In het derde lid van dit artikel is bepaald dat de burgemeester voor elke opvangvoorziening een huishoudelijk reglement opstelt waarin tenminste passende maatregelen zijn opgenomen om geweldpleging en gender gerelateerd geweld, met inbegrip van aanranding en seksuele intimidatie, te voorkomen en de verplichting van de ontheemde om:
a. de huisregels na te leven die zijn neergelegd in het reglement van de desbetreffende opvangvoorziening;
b. gevolg te geven aan de aanwijzingen van het personeel van de desbetreffende opvangvoorziening;
c. schoonmaakwerkzaamheden te verrichten in en rond de woonruimte; en
d. toegang te verlenen aan het personeel van de opvangvoorziening tot zijn woonruimte indien een redelijk vermoeden bestaat dat de ontheemde de huisregels overtreedt of indien dit voor het beheer van de opvangvoorziening redelijkerwijs noodzakelijk is.
6.3.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de RooO kan de burgemeester de verstrekkingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, beperken of intrekken indien:
a. de opvang van de ontheemde beëindigd wordt omdat opvang (of onderdak) elders is voorzien;
b. de ontheemde de opvang definitief verlaat of gedurende een periode van 28 dagen niet in de opvang is verschenen zonder de burgemeester hiervan op de hoogte te stellen;
c. de ontheemde ernstig inbreuk maakt op de verplichtingen, genoemd in artikel 6, derde lid;
d. de ontheemde een ernstige vorm van geweld pleegt jegens medebewoners die in dezelfde opvangvoorziening verblijven, aan personen die werkzaam zijn in de voorziening, of aan anderen.
6.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder niet bevoegd was om het besluit van 20 oktober 2023 te nemen op grond van de RooO. Hoewel de RooO met ingang van 1 oktober 2023 is gewijzigd om gemeenten meer juridische handvatten te bieden om overlast gevend gedrag in de gemeentelijke opvang beter te kunnen aanpakken, gaan deze wijzigingen niet zover dat het recht op opvang van een ontheemde in een bepaalde gemeente geheel kan worden beëindigd. Aan artikel 7, eerste lid, van de RooO zijn met ingang van 1 oktober 2023 sub c en d toegevoegd. Hoewel de tekst van artikel 7 van de RooO naar de letter zo zou kunnen worden uitgelegd dat de verstrekkingen kunnen worden ingetrokken in het geval dat de ontheemde het huishoudelijk reglement niet naleeft of geweld pleegt in de gemeentelijke opvang, blijkt uit de toelichting bij de wijziging van de RooO heel duidelijk dat dit niet de bedoeling van de regelgever is geweest. [1] In de toelichting staat dat “[m]
et het opnemen van twee nieuwe onderdelen in artikel 7, eerste lid, wordt geregeld dat de burgemeester ook bij niet naleving van de huishoudelijke reglementen of geweldpleging in de gemeentelijke opvang de verstrekkingen zoals beschreven in artikel 6, eerste lid, kan beperken.” Van intrekken wordt hier niet gesproken. De toelichting vermeldt ook dat de wijziging overeenkomstig de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (het Rva) is. Ook het Rva biedt niet de mogelijkheid de opvang geheel te beëindigen wegens overlast gevend gedrag. In de toelichting staat verder dat de ontheemde onder de reikwijdte van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [2] blijft vallen en dat dat betekent “
dat ontheemden ‘een fatsoenlijk onderkomen krijgen of, in voorkomend geval, middelen te hunner beschikking krijgen om huisvesting te vinden.’” Het is “
mogelijk om de verstrekkingen in een aantal gevallen te beperken of te beëindigen, waarbij altijd in de basisvoorzieningen moet worden voorzien.” Ook uit de artikelsgewijze toelichting op artikel 7, eerst lid, onder c en d van de RooO blijkt dat enkel is bedoeld mogelijk te maken de verstrekkingen in die gevallen te beperken. Ook daar wordt van intrekken niet gesproken. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat verweerder de opvang op de locatie De Beerendock – indien goed onderbouwd – alleen mocht beëindigen, als hij daarbij een alternatieve opvanglocatie had geboden. Desnoods op grond van artikel 3, aanhef en onder b, van de RooO. Dat heeft verweerder echter niet gedaan. Verweerder mag aan de (alternatieve) opvang op grond van artikel 7 van de RooO wel beperkingen stellen, als er maar in de basisvoorzieningen wordt voorzien.
6.5.
Nu de bevoegdheid tot het nemen van het besluit van 20 oktober 2023 ontbreekt, komt de voorzieningenrechter aan de toetsing van de andere gronden tegen het besluit van 20 oktober 2023 niet toe. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening dat verband houdt met het besluit van 19 oktober 2023 af wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening dat verband houdt met het besluit van 20 oktober 2023 toe en treft de voorlopige voorzieningen dat het besluit van 20 oktober 2023 wordt geschorst tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek dat is geregistreerd onder zaaknummer ROE 23/3313 toewijst moet verweerder het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Verzoeker heeft in ROE 23/3306 € 184,- aan griffierecht betaald. Het griffierecht in ROE 23/3313 is in verband met samenhang op nihil gesteld. Daarom bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder het betaalde griffierecht in de zaak met nummer ROE 23/3306 moet betalen.
10. Ook krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak met zaaknummer ROE 23/3306 af;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak met zaaknummer ROE 23/3313 toe;
- schorst het besluit van 20 oktober 2023 tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- (betaald in ROE 23/3306) aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
21 november 2023 .
De griffier is verhinderd deze uitspraak
voorzieningenrechter
te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 21 november 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Staatscourant 2023, nr. 26413
2.Richtlijn 2001/55/EG