ECLI:NL:RBLIM:2023:6831

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
03.252579.22, 03.253269.22 en 03.219991.17 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en diefstal in Venlo met meerdere verdachten

Op 22 november 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 5 september 1994, die wordt bijgestaan door mr. A. van Wijk. De zaak betreft openlijk geweld en diefstal, gepleegd op 1 november 2017 in Blerick, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een vechtpartij. De verdachte wordt beschuldigd van openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] en diefstal van persoonlijke goederen uit een auto. Tijdens de zittingen op 10 en 11 oktober 2023 is de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsvrouw wel. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging en diefstal, terwijl de verdediging heeft verzocht om vrijspraak van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en de diefstal van goederen uit de auto, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 70 uur en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.252579.22, 03.253269.22 en 03.219991.17 (ttz.gev.)
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op 05 september 1994,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. van Wijk, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 10 en 11 oktober 2023. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen tot schadevergoeding behandeld die de benadeelde partijen [slachtoffer 1]
(feit 1 in de zaak met parketnummer 03.252579.22)en [slachtoffer 2]
(feit 2 in de zaak met parketnummer 03.252579.22)hebben ingediend. Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] is op de zitting (via videoverbinding) gehoord mr. J.M. Bekooij, advocaat, kantoorhoudende te Den Haag. De benadeelde partij [slachtoffer 2] is niet op zitting verschenen.
Deze zaak wordt gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 03.659412.17), [medeverdachte 2] (parketnummer 03.253553.22), [medeverdachte 3] (parketnummer 03.253918.22), [medeverdachte 4] (parketnummer 03.254370.22), [medeverdachte 5] (parketnummer 03.254658.22), [medeverdachte 6] (parketnummer 03.255756.22), [medeverdachte 7] (parketnummer 03.659413.17) en [medeverdachte 8] (parketnummer 03.659411.17).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03.252579.22
1.openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ,
2.een sleutel, een mobiele telefoon (IPhone) en twee jassen heeft gestolen uit een auto.
in de zaak met parketnummer 03.253269.22
(primair)openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] ,
(subsidiair)dan wel samen met anderen [slachtoffer 3] heeft mishandeld.
in de zaak met parketnummer 03.167062.20
een microfoon heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Inleiding
Op woensdag 1 november 2017 vond er op klaarlichte dag rond 13:30 uur een schietpartij plaats waarbij de 22-jarige [naam 1] , een goede vriend van verdachte, om het leven kwam. Het nieuws van het schietincident en het overlijden van [naam 1] verspreidde zich als een lopend vuurtje door Blerick. De onrust nam toe. De politie kreeg te maken met een grote toeloop van familie, vrienden, kennissen en buurtbewoners in de nabijheid van de plaats delict. Dit resulteerde in gewelddadig gedrag richting de politie. Ook bij een groep jonge mannen, onder wie de verdachte, leverde het veel emoties en woede op. Men ging zelf actief op zoek naar de daders van de schietpartij. Op de dag van het schietincident en de dagen erna was er veel media-aandacht voor het incident en daarbij ontstonden diverse ongeregeldheden. De rellen leidden tot diverse strafbare feiten. Dit leidt tot het onderzoek genaamd ‘Blerick’. De verdenkingen tegen de verdachte betreffen een vechtpartij voorafgaand aan de schietpartij met onder meer de latere daders van die schietpartij waarbij spullen uit een auto werden gestolen en een diefstal van een [bedrijfsnaam 1] -microfoon en geweld tegen een [bedrijfsnaam 1] -journalist op de dag na de schietpartij.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en de diefstal uit de auto
(03.252579.22), de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3]
(03.253269.22)en de diefstal van de microfoon (
03.167062.20).
De officier van justitie acht de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] bewezen,
(03.252579.22, feit 1). Daarbij heeft de officier van justitie onder meer gewezen op de aangifte van [slachtoffer 1] , de medische informatie over zijn letsel, de camerabeelden van de vechtpartij, de verklaringen van [slachtoffer 1] ’s vrienden [slachtoffer 2] en [getuige 1] , de verklaring van telefoonwinkelmedewerker [getuige 2] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] . Ook de diefstal uit de auto (feit 2) acht de officier van justitie bewezen, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de verklaring van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van de verdachte. Er was sprake van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte het plan had om de spullen terug te geven.
De officier van justitie acht ook bewezen dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 3]
(03.253269.22, primair). De verdachte heeft een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan dit geweld door met zijn medeverdachten achter [slachtoffer 3] aan te rennen, hem samen neer te halen, erbij te staan terwijl geweld wordt uitgeoefend en zich niet te distantiëren.
Ook de diefstal van de microfoon (
03.167062.20)acht de officier van justitie bewezen, gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1]
(03.252579.22, feit 1)gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, omdat de verdachte heeft bekend aangever [slachtoffer 1] te hebben geslagen. Ook ten aanzien van de bewezenverklaring van de diefstal uit de auto
(03.252579.22, feit 2)heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank; met de kanttekening dat de verdachte heeft verklaard dat hij goederen uit de auto heeft weggenomen om te voorkomen dat de groep van [slachtoffer 1] wapens zou gaan halen.
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de openlijke geweldpleging tegen of mishandeling van [slachtoffer 3]
(03.253269.22), omdat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van een significante, wezenlijke bijdrage van de verdachte aan het geweld tegen [slachtoffer 3] . Uit foto’s blijkt zelfs dat hij niks doet. Het slechts getalsmatig versterken van de groep en zich niet distantiëren van het geweld is niet voldoende voor een bewezenverklaring van één van beide misdrijven.
De verdediging heeft tot slot verzocht om de verdachte vrij te spreken van de diefstal van de microfoon (
03.167062.20). Verdachte heeft de microfoon immers niet afgepakt met het doel om deze zich toe te eigenen, maar om de vervelende situatie met [bedrijfsnaam 1] te beëindigen. Hij heeft de microfoon meteen daarna weer via de politie teruggegeven. Daarmee had verdachte niet het oogmerk om zelf als heer en meester te beschikken over de microfoon en dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
In de zaak met parketnummer 03.252579.22
feit 1
3.4.1
De bewijsmiddelen
Op 8 februari 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van openlijke geweldpleging op 1 november 2017 op de Alberickstraat, Venlo. Hij heeft het volgende verklaard: [2]
Ik was samen met [slachtoffer 2] , [naam 2] en [getuige 1] . Wij waren in het
centrum van Venlo voor de coffeeshop ' [naam coffeeshop] ’. Op dat moment komt [verdachte] aangelopen. [verdachte] begon tegen mij te schelden. Ik gooide water uit een fles over [verdachte] heen. [verdachte] begon met dreigen en zei tegen me ‘Ik ga jullie wel pakken’. Wij stapten in de auto. Wij zagen dat [verdachte] in de auto achter ons aan was gekomen omdat hij ons klem reed
toen wij op de Eindhovenseweg wilden keren om te gaan tanken. [verdachte] daagde mij uit dat ik achter hem aan moest rijden naar de Alberickstraat. Ik reed mee daar heen en parkeerde daar de auto. [verdachte] deed dit ook en liep op mij af. Ik zag toen pas dat er nog een grijze Citroën bij hoorde waar ook nog twee jongens uitstapten. Zij liepen met [verdachte] op mij af. Ik kreeg een woordenwisseling met [verdachte] . [verdachte] stond toen voor mij. Ik maakte een wegwerpgebaar met mijn hand omdat ze met te veel mensen waren. Ik voelde ineens een harde klap aan de zijkant van mijn gezicht. Ik voelde de klap tegen mijn rechterwang. Ik zag de klap niet aankomen dus die moet wel van achteren zijn gekomen. Ik voelde pijn en viel op de grond en ging out. Toen ik weer keek terwijl ik op de grond lag, zag en voelde ik trappen tegen mijn hoofd. Ik zag dat ik getrapt werd door drie personen. Op dat moment herkende ik alleen [verdachte] . Ik kon niet opstaan doordat ik tegen mijn hoofd getrapt werd. Ik zag dat mijn shirt helemaal onder het bloed zat. Ik voelde dat mijn gezicht helemaal opgezwollen was. Op dat moment werd ik rechtop getrokken door [slachtoffer 2] waardoor ik weg kon rennen. Als gevolg van de mishandeling heb ik gebroken tanden, een lichte hersenschudding, een gekneusde rib, enkele blauwe plekken en een gescheurde oogkas.
Deze vechtpartij is te zien op de beelden van de camera op de Vastenaovendkampstraat in de richting van de Alberickstraat te Blerick, gemeente Venlo. De politie relateert het volgende: [3]
De zwarte Ford Focus rijdt om 13.09 uur over de Alberickstraat op de voet gevolgd door de donkerblauwe Golf. Beide auto’s parkeren aldaar. De Golf voor friture [naam friture] en de Focus voor [bedrijfsnaam 2] . [slachtoffer 1] stapt uit de Focus als bestuurder, [getuige 1] als bijrijder en [slachtoffer 2] komt van de achterbank. [verdachte] stapt als bestuurder uit de Golf en [medeverdachte 6] als bijrijder. Vervolgens lopen [verdachte] en [medeverdachte 6] op [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [slachtoffer 2] af, waarna [slachtoffer 1] en [verdachte] een discussie krijgen. Op dat moment stappen [naam 3] en [medeverdachte 2] uit een grijze auto en lopen in de richting van voornoemde personen.
Er ontstaat een vechtpartij waaraan [medeverdachte 6] , [verdachte] , [naam 3] en [medeverdachte 2] enerzijds en [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 1] anderzijds deelnemen.
[medeverdachte 6] slaat met zijn linkerhand tegen het gezicht van [slachtoffer 1] ; die valt op de grond, en [medeverdachte 6] en [verdachte] schoppen en slaan in zijn richting. [slachtoffer 1] staat op en struikelt. [verdachte] maakt een schoppende beweging richting het hoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] probeert [slachtoffer 1] daar weg te halen. Op dat moment is te zien dat het shirt van [slachtoffer 1] gescheurd is. [verdachte] schopt dan nog een keer richting het hoofd van [slachtoffer 1] terwijl deze probeert op te staan. [slachtoffer 1] rent dan weg.
Op 5 november 2017 wordt [slachtoffer 2] als verdachte door de politie gehoord. Hij verklaart dat ze op 1 november 2017 eerst woorden hadden met [verdachte] bij de coffeeshop en dat ze daarna werden gecontroleerd door de politie. Ze reden in een Ford Focus. Na de politiecontrole werden ze achtervolgd door twee auto’s. Hij verklaart verder: [4]
Mijn maat die achter het stuur zat was hoogmoedig. Die wilde kijken wat ze gingen doen. Toen we uitstapten, sprak hij met die gasten uit die andere auto’s. Ik zag dat mijn maat opeens door een Turk geslagen werd tegen zijn hoofd. Hij ging daardoor meteen tegen de grond. Mijn maat werd vervolgens ook door [verdachte] meerdere malen tegen zijn hoofd geschopt. Ik weet dat hij hem minimaal een keer raakte. Ik trok mijn maat toen weg.
Op 12 april 2018 heeft verdachte [verdachte] bij de politie verklaard: [5]
U toont mij de beelden van 1 november 2017 van de vechtpartij op de Alberickstraat. Ik herken mezelf op de beelden. Voordat ik het wist, werd er door iedereen geslagen. Iemand achter mij kwam naar voren en sloeg [slachtoffer 1] . Door die klap viel hij op de grond. Ik heb hem een of twee keer met een vuist geslagen.
Op 23 april 2018 heeft verdachte [medeverdachte 2] verklaard: [6]
Ik werd op 1 november 2017 gebeld door [verdachte] . Die jongens hadden drinken over hem heen gegooid bij de coffeeshop in Venlo. Ze hadden hem bedreigd en zouden nu naar de Alberickstraat komen. Hij vroeg of ik hem kon helpen. Ik ben naar de Alberickstraat gegaan en daar trof ik [verdachte] . Ik was met [naam 3] . [medeverdachte 6] was daar ook. Toen kwamen die jongens aan die [verdachte] wilden pakken. Er was een woordenwisseling tussen die [slachtoffer 1] met de gouden tand en [verdachte] . Toen sloeg [medeverdachte 6] die [slachtoffer 1] .
3.4.2
Overwegingen
Gelet op alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - stelt de rechtbank vast dat op 1 november 2017 openlijk en in vereniging geweld is gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Nadat er een woordenwisseling ontstond tussen beide groepen, deelt verdachte [medeverdachte 6] uit het niets de eerste klap uit tegen het gezicht van [slachtoffer 1] , waardoor hij op de grond valt. Verdachte [verdachte] schopt vervolgens tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . Ook slaat hij [slachtoffer 1] twee keer met een vuist. Tijdens het trappen door [verdachte] maakt [medeverdachte 6] ook trappende bewegingen richting [slachtoffer 1] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het slaan tegen het lichaam, waardoor [slachtoffer 1] ten val kwam, en vervolgens terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag tegen het hoofd, althans het lichaam, van aangever te slaan en schoppen.
feit 2:
3.4.3
De bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van kleding, gepleegd op 1 november 2017 te Blerick. [7] Hij verklaart:
Na de vechtpartij ben ik die friettent naar binnen gegaan. Ik bleef toen op afstand. Ik bleef gewoon kijken omdat ik mijn spullen niet achter kon laten. Ik zag dat mijn jassen uit de Ford Focus gehaald werden. Ik zag dat [verdachte] deze spullen uit de auto pakte. Drie jassen van mij zijn gestolen ter waarde van 2.000 euro. Hieronder zaten twee jassen van het merk Canada Goose en een van Billionaire Boysclub. Ik zag later dat er een heleboel spullen uit de auto gehaald waren. Die sleutel is ook gestolen door [verdachte] .
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij de bestuurder was van de Ford Focus en dat hij aangifte wil doen tegen de verdachte wegens diefstal van de spullen die in deze auto lagen. [8]
Op 12 april 2018 heeft de verdachte verklaard: [9]
Ik ben op 1 november 2017 met mijn auto rechtstreeks naar Blerick gereden naar de Aldi op de Alberickstraat. Na de vechtpartij ben ik naar de Ford Focus gegaan. Ik wilde de autosleutel pakken, zodat ze geen gebruik meer konden maken van die auto om wapens te halen. Ik heb een sleutelbos van het contact afgehaald, een Iphone-telefoon met een roze of oranje achterzijde en twee jassen. Ik heb dit in mijn auto gelegd.
De rechtbank overweegt dat de verdachte de goederen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Voor zover de verdediging bedoelt aan te voeren dat deze wegneming niet wederrechtelijk was, verwerpt de rechtbank dit verweer. De verdachte heeft immers niet alleen de sleutel van de auto weggenomen, maar ook andere goederen zoals jassen. De rechtbank ziet niet in hoe het ontbreken van jassen zou kunnen tegengaan dat er wapens gehaald zouden worden. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
in de zaak met parketnummer 03.253269.22
3.4.4
Vrijspraakoverweging
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het primair en subsidiaire feit moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 2 november 2017 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van mishandeling. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij achterna werd gerend door een groep jonge mannen, dat hij door hen werd neergehaald en terwijl hij op de grond lag, werd geschopt en geslagen. De verdachte heeft ontkend dat hij iemand heeft geslagen of geschopt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de inhoud van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde geweld. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte erbij was toen [slachtoffer 3] werd achtervolgd of neergehaald. De rechtbank kan niet vaststellen vanaf welk moment de verdachte in [slachtoffer 3] buurt kwam. Uit het dossier blijkt ook niet dat de verdachte zelf geweld heeft gebruikt of andermans geweld heeft aangemoedigd toen hij eenmaal in [slachtoffer 3] buurt was. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.
Gelet op het voorgaande kan ook het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van mishandeling niet worden bewezen en zal de verdachte daarvan eveneens worden vrijgesproken.
in de zaak met parketnummer 03.167062.20
De verdachte heeft bekend dat hij een microfoon van [bedrijfsnaam 1] heeft weggenomen. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2021; [10]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 2 november 2017. [11]
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had. Hij heeft de microfoon immers van [slachtoffer 3] afgepakt met de bedoeling om daar als heer en meester over te beschikken. Of hij van plan was de microfoon aan de politie te geven, is daarbij niet van belang. Overigens heeft hij dat pas gedaan toen de politie hem dat vroeg.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de microfoon van [bedrijfsnaam 1] heeft gestolen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
In de zaak met parketnummer 03.252579.22
feit 1:
op 1 november 2017 te Blerick, openlijk, te weten op de Alberickstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het:
- tegen het lichaam slaan, waardoor deze [slachtoffer 1] ten val kwam, en vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag
- meermalen, tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] slaan en schoppen;
feit 2:
op 1 november 2017 te Blerick, een sleutel en een mobiele telefoon (IPhone) en jassen, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , uit een auto heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
In de zaak met parketnummer 03.219991.17
op 2 november 2017, in de gemeente Venlo, een microfoon, toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
In de zaak met parketnummer 03.252579.22
feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
feit 2:
diefstal
In de zaak met parketnummer 03.219991.17
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 200 uur, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar. Het openbaar ministerie heeft in de strafeis strafverzwarend meegewogen dat er – bij bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] – sprake is van geweld tegen een journalist. Bij dit soort feiten wordt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Gelet op het tijdsverloop en het gegeven dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer opportuun. Door het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf wil de officier van justitie een duidelijk signaal afgeven naar de verdachte en de maatschappij dat dit gedrag niet wordt getolereerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij bewezenverklaring van de feiten te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. De eis van de officier van justitie is te hoog en schiet zijn doel voorbij. Daarnaast zijn alle verdenkingen het gevolg van provocatie door de aangevers.
De raadsvrouw heeft verder verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij heeft nog altijd last van het feit dat ook op hem is geschoten en dat hij zijn vriend is verloren tijdens de schietpartij. Tot slot dient de forse overschrijding van de redelijke termijn te leiden tot strafvermindering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] wordt geslagen, waardoor hij ten val komt, en vervolgens terwijl hij op de grond ligt meermalen geslagen en geschopt tegen zijn hoofd en zijn lichaam. Als gevolg van het geweld heeft [slachtoffer 1] letsel opgelopen. Uit de toelichting bij de schadevordering volgt dat hij traumatische herinneringen heeft aan deze gebeurtenis en dat hij daarvoor in behandeling is bij een psycholoog.
Na deze geweldpleging heeft de verdachte uit de auto van [slachtoffer 1] een sleutel, een mobiele telefoon (iPhone) en jassen van hem en [slachtoffer 2] gestolen.
Een dag na de schietpartij heeft de verdachte een microfoon van de verslaggever van [bedrijfsnaam 1] afgepakt. De verdachte vond blijkbaar dat [bedrijfsnaam 1] hem en zijn vrienden treiterde. Hij had daar boven moeten staan, maar koos juist een kinderachtige oplossing. Dit zorgde er tevens voor dat de verslaggevers niet meteen weg konden, hetgeen de bedoeling was, met als gevolg dat twee verslaggevers van [bedrijfsnaam 1] daarna door anderen naar de grond werden gewerkt of geslagen.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij in een proeftijd liep, ook voor een geweldsdelict, die enkele maanden voor de incidenten van november 2017 was gestart. Dat heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een geweldsfeit te plegen.
De rechtbank houdt echter rekening met het feit dat de redelijke termijn voor berechting van twee jaar met bijna vier jaar is overschreden omdat de verdachte op 2 november 2017 in verzekering is gesteld. Met deze overschrijding zal de rechtbank, overeenkomstig de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, rekening houden bij de bepaling van de straf. Gelet op deze forse overschrijding zal de rechtbank aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 70 uur, passend voor de door de verdachte gepleegde strafbare feiten. Anders dan de officier van justitie heeft geëist, zal de rechtbank geen voorwaardelijke straf opleggen, omdat dit na 6 jaar geen enkel doel meer dient.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
In de zaak 03.252579.22 hebben de volgende benadeelde partijen zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • [slachtoffer 1] voor een bedrag van € 3.853,87 aan materiële schade en € 104.000,- aan immateriële schade;
  • [slachtoffer 2] voor een bedrag van € 2.800,- aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade.
Beide benadeelde partijen verzoeken de rechtbank de gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld of bij de openlijke geweldpleging een gouden armband is kapotgegaan.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie primair verzocht de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de medische informatie onvoldoende onderbouwing biedt dat het letsel rechtstreekse schade is als gevolg van de openlijke geweldpleging. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat een bedrag, gelet op artikel 6:106 BW, van € 250,- kan worden toegewezen. Voor het overige deel heeft de officier van justitie gevorderd de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de het bedrag dat kan worden toegewezen, heeft de officier van justitie verzocht de wettelijke rente toe te kennen en tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering ter zake de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vordering niet is onderbouwd. Ook ten aanzien van de immateriële schade dient de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er is geen sprake van een rechtsreeks gevolg van het bewezenverklaarde, nu als onderbouwing is aangevoerd dat de benadeelde voorafgaand aan de diefstal is mishandeld.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van beide vorderingen op het standpunt gesteld, dat de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde [slachtoffer 1] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit onder 1 rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, nu niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] tijdens de geweldpleging een gouden armband droeg. Uit het dossier blijkt niet van het bestaan van een armband.
Immateriële schade
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen die de benadeelde recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Artikel 6:106, sub b BW bepaalt onder meer dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte meermalen tegen het hoofd en het lichaam van de benadeelde geslagen en geschopt. Daardoor heeft de benadeelde partij letsel opgelopen en pijn ondervonden. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het naar het oordeel van de rechtbank een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt.
Het gevorderde bedrag van € 4.000,00 is voor het grootste gedeelte gebaseerd op de chronische tinnitus die dit geweld zou hebben veroorzaakt. Dat causale verband kan de rechtbank echter niet vaststellen, omdat deze klachten pas later zijn ontstaan en de benadeelde partij volgens eigen zeggen tussendoor ook nog door iemand anders is neergeslagen en toen ‘out’ is gegaan. Ditzelfde geldt voor de bestaande slaap- en PTSS-achtige klachten. Onduidelijk is of die veroorzaakt zijn door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging, te meer nu [slachtoffer 1] na dit voorval betrokken is geweest bij andere gewelddadige gebeurtenissen die een trauma veroorzaakt kunnen hebben.
Het gevorderde bedrag van € 100.000,00 betreft mogelijk toekomstige schade. Deze vordering is slechts ingesteld om in een eventueel hoger beroep vergoeding te kunnen vorderen van schade die is ingetreden na het vonnis in eerste aanleg. Daarom verklaart de rechtbank de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk.
De rechtbank zal de immateriële schade daarom toewijzen tot het bedrag van € 500,- onder vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 1 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige gevorderde immateriële schade in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de verdachte deze schade vergoedt, wordt hem tevens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd voor het bedrag van € 500,-. Zowel de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij als de schadevergoedingsmaatregel zullen hoofdelijk worden opgelegd.
De vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de benadeelde partij (al) schade heeft geleden. De locatie en de staat van de goederen is onbekend. Deze spullen zijn door de politie in de auto van [verdachte] aangetroffen. Het is mogelijk dat deze nog in het bezit zijn van de autoriteiten en (onbeschadigd) kunnen worden teruggegeven. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard ter zake de materiële schade.
Immateriële schade
De benadeelde partij zal eveneens in de vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat geen sprake is van een causaal verband tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd en het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij stelt immers dat deze schade is veroorzaakt door een mishandeling, terwijl verdachte geen mishandeling van deze benadeelde partij ten laste is gelegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 141, 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het
primair en subsidiair ten laste gelegde feit met parketnummer 03.253269.22;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte voor
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
voorarrestis doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf
in minderingzal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag
vanaf 1 november 2017tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal
10 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2023.
Buiten staat
Mr. L. Feuth en mr. J. Zijlstra zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I:De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 03.252579.22
1.hij op of omstreeks 1 november 2017 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, openlijk, te weten de Alberickstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het:
- meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam slaan en/of schoppen en/of trappen en/of duwen, waardoor deze [slachtoffer 1] ten val kwam, en vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen;
2.hij op of omstreeks 1 november 2017 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, (een) sleutel(s) en/of een mobiele telefoon (IPhone) en/of twee, althans een of meer jas(sen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , uit een auto heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
In de zaak met parketnummer 03.253269.22
hij op of omstreeks 2 november 2017 in de gemeente Venlo openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Alberickstraat en/of de Drie Decembersingel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen te weten [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het naar de grond trekken van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag) tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of schoppen en/of trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 november 2017 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] naar de grond te trekken en/of die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag) tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of schoppen en/of trappen.
In de zaak met parketnummer 03.219991.17
hij op of omstreeks 2 november 2017, in de gemeente Venlo een microfoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijfsnaam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL2300-2018020594, gesloten d.d. 28 augustus 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1024.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 8 februari 2018, pagina 16-17.
3.Proces-verbaal Vechtpartij Alberickstraat opgemaakt door verbalisant J.J.M. Ehren d.d. 10 januari 2018, pagina 22-27.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] d.d. 5 november 2017, pagina 31-39.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 april 2018, pagina 75-88.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 23 april 2018, pagina 109-116.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] d.d. 5 november 2017, pagina 31-39.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 23 juli 2018, pagina 127-132.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 april 2018, pagina 75-88.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 2 november 2017, pagina 828-830.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 2 november 2017, pagina 691-701.