ECLI:NL:RBLIM:2023:6827

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
03.255765.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweldplegen in vereniging tegen een slachtoffer in Blerick

Op 22 november 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 november 2017 openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer in Blerick. De verdachte, geboren in 1998, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.M.A. Kok-Verheijde. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 10 en 11 oktober 2023, waarbij de verdachte op de tweede zitting niet aanwezig was. De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij een vechtpartij waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], ernstig letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte openlijk geweld had gepleegd, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 70 uur, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels zelfstandig ondernemer en aanstaand vader is. Daarnaast werd de benadeelde partij, [slachtoffer], gedeeltelijk in zijn schadevergoeding ontvangen, met een toewijzing van € 500,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.255765.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.M.A. Kok-Verheijde, advocaat,
kantoorhoudende te Tegelen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 10 en 11 oktober 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn op 10 oktober 2023 verschenen. Op 11 oktober 2023 is de verdachte niet verschenen. Zijn raadsvrouw is wel verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen tot schadevergoeding behandeld die de benadeelde partij [slachtoffer] heeft ingediend
.Namens de benadeelde partij [slachtoffer] is op de zitting (via videoverbinding) gehoord mr. J.M. Bekooij, advocaat, kantoorhoudende te Den Haag.
Deze zaak wordt gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 03.659412.17), [medeverdachte 2] (parketnummer 03.253553.22), [medeverdachte 3] (parketnummer 03.253918.22), [medeverdachte 4] (parketnummer 03.254370.22), [medeverdachte 5] (parketnummer 03.254658.22), [medeverdachte 6] (parketnummer 03.252579.22), [medeverdachte 7] (parketnummer 03.659413.17) en [medeverdachte 8] (parketnummer 03.659411.17).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – zoals opgenomen in het overgelegde schriftelijke requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring. Daarbij heeft de officier van justitie gewezen op de aangifte van [slachtoffer] , de medische informatie over zijn letsel, de camerabeelden van de vechtpartij, de getuigenverklaringen van [slachtoffer] ’s vrienden [getuige 1] en [getuige 2] , de getuigenverklaring van telefoonwinkelmedewerker [getuige 3] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd richting [slachtoffer] . Verdachte erkent betrokken te zijn geweest bij de vechtpartij, maar ontkent dat hij [slachtoffer] heeft geslagen of geschopt. Aangever heeft verdachte ook niet herkend als een van de personen die hem slaat of schopt tijdens de vechtpartij. Ook blijkt niet uit de camerabeelden dat verdachte aangever heeft geslagen en/of geschopt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
De bewijsmiddelen
Op 8 februari 2018 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van openlijke geweldpleging op 1 november 2017 op de Alberickstraat. Hij heeft het volgende verklaard: [2]
Ik was samen met [getuige 1] , [naam 1] en [getuige 2] . Wij waren in het
centrum van Venlo voor de coffeeshop ' [naam coffeeshop] ’. Op dat moment komt [medeverdachte 6] aangelopen. [medeverdachte 6] begon tegen mij te schelden. Ik gooide water uit een fles over [medeverdachte 6] heen. [medeverdachte 6] begon met dreigen en zei tegen me ‘Ik ga jullie wel pakken’. Wij stapten in de auto. Wij zagen dat [medeverdachte 6] in de auto achter ons aan was gekomen omdat hij ons klem reed
toen wij op de Eindhovenseweg wilden keren om te gaan tanken. [medeverdachte 6] daagde mij uit dat ik achter hem aan moest rijden naar de Alberickstraat. Ik reed mee daar heen en parkeerde daar de auto. [medeverdachte 6] deed dit ook en liep op mij af. Ik zag toen pas dat er nog een grijze Citroën bij hoorde waar ook nog twee jongens uitstapten. Zij liepen met [medeverdachte 6] op mij af. Ik kreeg een woordenwisseling met [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] stond toen voor mij. Ik maakte een wegwerpgebaar met mijn hand omdat ze met te veel mensen waren. Ik voelde ineens een harde klap aan de zijkant van mijn gezicht. Ik voelde de klap tegen mijn rechterwang. Ik zag de klap niet aankomen dus die moet wel van achteren zijn gekomen. Ik voelde pijn en viel op de grond en ging out. Toen ik weer keek terwijl ik op de grond lag, zag en voelde ik trappen tegen mijn hoofd. Ik zag dat ik getrapt werd door drie personen. Op dat moment herkende ik alleen [medeverdachte 6] . Ik kon niet opstaan doordat ik tegen mijn hoofd getrapt werd. Ik zag dat mijn shirt helemaal onder het bloed zat. Ik voelde dat mijn gezicht helemaal opgezwollen was. Op dat moment werd ik rechtop getrokken door [getuige 1] waardoor ik weg kon rennen. Als gevolg van de mishandeling heb ik gebroken tanden, een lichte hersenschudding, een gekneusde rib, enkele blauwe plekken en een gescheurde oogkas.
Deze vechtpartij is te zien op de camerabeelden bekeken van de camera op de Vastenaovendkampstraat in de richting van de Alberickstraat te Blerick, gemeente Venlo. De politie relateert het volgende: [3]
De zwarte Ford Focus rijdt om 13.09 uur over de Alberickstraat op de voet gevolgd door de donkerblauwe Golf. Beide auto’s parkeren aldaar. De Golf voor friture [naam friture] en de Focus voor [bedrijfsnaam] . [slachtoffer] stapt uit de Focus als bestuurder, [getuige 2] als bijrijder en [getuige 1] komt van de achterbank. [medeverdachte 6] stapt als bestuurder uit de Golf en [verdachte] als bijrijder. Vervolgens lopen [medeverdachte 6] en [verdachte] op [slachtoffer] , [getuige 2] en [getuige 1] af, waarna [slachtoffer] en [medeverdachte 6] een discussie krijgen. Op dat moment stappen [naam 2] en [medeverdachte 2] uit een grijze auto en lopen in de richting van voornoemde personen.
Er ontstaat een vechtpartij waaraan [verdachte] , [medeverdachte 6] , [naam 2] en [medeverdachte 2] enerzijds en [slachtoffer] , [getuige 1] en [getuige 2] anderzijds deelnemen.
[verdachte] slaat met zijn linkerhand tegen het gezicht van [slachtoffer] ; die valt op de grond, en [verdachte] en [medeverdachte 6] schoppen en slaan in zijn richting. [slachtoffer] staat op en struikelt. [medeverdachte 6] maakt een schoppende beweging richting het hoofd van [slachtoffer] . [getuige 1] probeert [slachtoffer] daar weg te halen. Op dat moment is te zien dat het shirt van [slachtoffer] gescheurd is. [medeverdachte 6] schopt dan nog een keer richting het hoofd van [slachtoffer] terwijl deze probeert op te staan. [slachtoffer] rent dan weg.
Op 5 november 2017 wordt [getuige 1] als verdachte door de politie gehoord. Hij verklaart dat ze op 1 november 2017 eerst woorden hadden met [medeverdachte 6] bij de coffeeshop en dat ze daarna werden gecontroleerd door de politie. Ze reden in een Ford Focus. Na de politiecontrole werden ze achtervolgd door twee auto’s. Hij verklaart verder: [4]
Mijn maat die achter het stuur zat was hoogmoedig. Die wilde kijken wat ze gingen doen. Toen we uitstapten, sprak hij met die gasten uit die andere auto’s. Ik zag dat mijn maat opeens door een Turk geslagen werd tegen zijn hoofd. Hij ging daardoor meteen tegen de grond. Mijn maat werd vervolgens ook door [medeverdachte 6] meerdere malen tegen zijn hoofd geschopt. Ik weet dat hij hem minimaal een keer raakte. Ik trok mijn maat toen weg.
Op 12 april 2018 heeft verdachte [medeverdachte 6] bij de politie verklaard: [5]
U toont mij de beelden van 1 november 2017 van de vechtpartij op de Alberickstraat. Ik herken mezelf op de beelden. Voordat ik het wist, werd er door iedereen geslagen. Iemand achter mij kwam naar voren en sloeg [slachtoffer] . Door die klap viel hij op de grond. Ik heb hem een of twee keer met een vuist geslagen.
Op 23 april 2018 heeft verdachte [medeverdachte 2] verklaard: [6]
Ik werd op 1 november 2017 gebeld door [medeverdachte 6] . Die jongens hadden drinken over hem heen gegooid bij de coffeeshop in Venlo. Ze hadden hem bedreigd en zouden nu naar de Alberickstraat komen. Hij vroeg of ik hem kon helpen. Ik ben naar de Alberickstraat gegaan en daar trof ik [medeverdachte 6] . Ik was met [naam 2] . [verdachte] was daar ook. Toen kwamen die jongens aan die [medeverdachte 6] wilden pakken. Er was een woordenwisseling tussen die [slachtoffer] met de gouden tand en [medeverdachte 6] . Toen sloeg [verdachte] die [slachtoffer] .
3.3.2
Overwegingen
Gelet op alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - stelt de rechtbank vast dat op 1 november 2017 openlijk en in vereniging geweld is gepleegd tegen [slachtoffer] . Nadat er een woordenwisseling ontstond tussen beide groepen, deelt verdachte [verdachte] uit het niets de eerste klap uit tegen het gezicht van [slachtoffer] , waardoor hij op de grond valt. Verdachte [medeverdachte 6] schopt vervolgens tegen het hoofd van [slachtoffer] . Ook slaat hij [slachtoffer] twee keer met een vuist. Tijdens het trappen door [medeverdachte 6] maakt [verdachte] ook trappende bewegingen richting [slachtoffer] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het slaan tegen het lichaam, waardoor [slachtoffer] ten val kwam, en vervolgens terwijl [slachtoffer] op de grond lag tegen het hoofd, althans het lichaam, van aangever te slaan en schoppen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 1 november 2017 te Blerick, openlijk, te weten op de Alberickstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het:
- tegen het lichaam slaan, waardoor deze [slachtoffer] ten val kwam, en vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag
- meermalen, tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] slaan en/of schoppen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 70 uur. Ter onderbouwing van haar strafeis heeft de officier van justitie enerzijds rekening gehouden met het gegeven dat verdachte het eerste geweld heeft gebruikt en anderzijds met het tijdsverloop, de overschrijding van de redelijke termijn en het gegeven dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn acht de officier van justitie een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf niet meer opportuun.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij bewezenverklaring te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf omdat een straf inmiddels geen doel meer dient, dan wel een geldboete. De raadsvrouw heeft verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder dat hij destijds pas 19 jaar was, sindsdien geen relevant delict heeft gepleegd en inmiddels zelfstandig ondernemer en aanstaand vader is. Verder heeft de verdachte ook zelf letsel opgelopen bij de vechtpartij. Tot slot dient de forse overschrijding van de redelijke termijn te leiden tot strafvermindering. Mocht de rechtbank een taakstraf opleggen, is de verdachte bereid deze uit te voeren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] . De verdachte heeft het slachtoffer na een woordenwisseling neergeslagen en zijn medeverdachte heeft hem vervolgens - terwijl hij op de grond lag - meermalen geslagen en geschopt tegen zijn hoofd en zijn lichaam. Als gevolg van het geweld heeft het slachtoffer letsel opgelopen. Uit de toelichting bij de schadevordering van het slachtoffer [slachtoffer] volgt dat hij traumatische herinneringen heeft aan deze gebeurtenis en dat hij daarvoor in behandeling is bij een psycholoog.
De LOVS-oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor het openlijk en in vereniging geweld plegen tegen personen, waarbij sprake is van lichamelijk letsel, een taakstraf van 150 uur. De rechtbank zal echter een veel lagere straf opleggen nu de vechtpartij inmiddels bijna zes jaar geleden plaatsvond. Verdachte is op 17 april 2018 als verdachte gehoord. De redelijke termijn waarbinnen een vervolging dient plaats te vinden is derhalve met ruim 3 jaren overschreden.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 70 uur opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal
€ 107.853,87. De vordering bestaat uit een bedrag van € 3.853,87 aan materiële schade, een bedrag van € 4.000,00 aan geleden immateriële schade en een bedrag van € 100.000,- aan mogelijke toekomstige immateriële schade. De benadeelde partij heeft voorts gevorderd de vordering te verhogen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld of bij de openlijke geweldpleging een gouden armband is kapotgegaan.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie primair verzocht de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de medische informatie onvoldoende onderbouwing biedt dat het letsel rechtstreekse schade is als gevolg van de openlijke geweldpleging. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat een bedrag, gelet op artikel 6:106 BW, van € 250,- kan worden toegewezen. Voor het overige deel heeft de officier van justitie gevorderd de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de het bedrag dat kan worden toegewezen, heeft de officier van justitie verzocht de wettelijke rente toe te kennen en tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij in haar vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren. Ter zake de materiële schade wordt opgemerkt dat op geen enkele wijze door de benadeelde wordt aangetoond dat bij de vechtpartij diefstal c.q. verlies van een gouden armband heeft plaatsgevonden. Bij de vordering ter zake de immateriële schade ontbreekt het causaal verband tussen het door de benadeelde gestelde letsel en de vechtpartij.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde [slachtoffer] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit onder 1 rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, nu niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] tijdens de geweldpleging een gouden armband droeg. Uit het dossier blijkt niet van het bestaan van een armband.
Immateriële schade
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen die de benadeelde recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Artikel 6:106, sub b BW bepaalt onder meer dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte meermalen tegen het hoofd en het lichaam van de benadeelde geslagen en geschopt. Daardoor heeft de benadeelde partij letsel opgelopen en pijn ondervonden. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het naar het oordeel van de rechtbank een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt.
Het gevorderde bedrag van € 4.000,00 is voor het grootste gedeelte gebaseerd op de chronische tinnitus die dit geweld zou hebben veroorzaakt. Dat causale verband kan de rechtbank echter niet vaststellen, omdat deze klachten pas later zijn ontstaan en de benadeelde partij volgens eigen zeggen tussendoor ook nog door iemand anders is neergeslagen en toen ‘out’ is gegaan. Ditzelfde geldt voor de bestaande slaap- en PTSS-achtige klachten. Onduidelijk is of die veroorzaakt zijn door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging, te meer nu [slachtoffer] na dit voorval betrokken is geweest bij andere gewelddadige gebeurtenissen die een trauma veroorzaakt kunnen hebben.
Het gevorderde bedrag van € 100.000,00 betreft mogelijk toekomstige schade. Deze vordering is slechts ingesteld om in een eventueel hoger beroep vergoeding te kunnen vorderen van schade die is ingetreden na het vonnis in eerste aanleg. Daarom verklaart de rechtbank de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk.
De rechtbank zal de immateriële schade daarom toewijzen tot het bedrag van € 500,- onder vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 1 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige gevorderde immateriële schade in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de verdachte deze schade vergoedt, wordt hem tevens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd voor het bedrag van € 500,-. Zowel de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij als de schadevergoedingsmaatregel zullen hoofdelijk worden opgelegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63, 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer] , van een bedrag van
€ 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag
vanaf 1 november 2017tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal
10 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2023.
Buiten staat
Mr. L. Feuth en mr. J. Zijlstra zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I:De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 november 2017 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, openlijk, te weten de Alberickstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het:
- meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam slaan en/of schoppen en/of trappen en/of duwen, waardoor deze [slachtoffer] ten val kwam, en vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2017178794 en PL2300-2017177475, gesloten d.d. 29 december 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1024.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 februari 2018, pagina 16-17.
3.Proces-verbaal Vechtpartij Alberickstraat opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 10 januari 2018, pagina 22-27.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 5 november 2017, pagina 31-39.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] d.d. 12 april 2018, pagina 75-88.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 23 april 2018, pagina 109-116.