ECLI:NL:RBLIM:2023:6821

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
ROE 22/566
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens gewijzigde beslissing op bezwaar door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.E. de Hoop, en het UWV, vertegenwoordigd door M. Wardenburg. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van het UWV, waarbij de hoogte van de WIA-uitkering van verzoeker werd verlaagd vanwege de uitkering van vroegpensioen. Verzoeker heeft in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Na een wijziging van het bestreden besluit op 19 oktober 2023, waarbij het UWV het bezwaar alsnog gegrond verklaarde, heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar zowel het UWV als de derde partij, het Ministerie van Financiën, hebben hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 837,- voor rechtsbijstand, en het UWV is tevens verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. C.J. Kroon. De uitspraak is op dezelfde dag verzonden en zal binnen een week openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/566

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D.E. de Hoop),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: M. Wardenburg).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
Ministerie van Financiën, gevestigd in Den Haag, derde partij (hierna: werkgever)
(gemachtigde: mr. G.B. Honders).

Procesverloop

Met het besluit van 1 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de hoogte van de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van verzoeker verlaagd vanaf 1 oktober 2021, omdat verzoeker vanaf die datum 10% vroegpensioen krijgt uitgekeerd.
Met het besluit van 4 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 19 oktober 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en het bezwaar van verzoeker alsnog gegrond verklaard. Het UWV geeft aan tot de conclusie te zijn gekomen dat aan korting van het gedeeltelijk vroegpensioen van 10% op de WIA-uitkering van verzoeker, niet kan worden toegekomen. Het bedrag dat verzoeker vanaf
1 oktober 2021 aan vroegpensioen ontvangt, kan niet als inkomen in de zin van het Algemeen Inkomensbesluit Socialezekerheidswetten worden aangemerkt.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Ook is het verzoek doorgestuurd naar werkgever. Het UWV en werkgever hebben hierop niet gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
5. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 21 november 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 21 november 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.