In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.E. de Hoop, en het UWV, vertegenwoordigd door M. Wardenburg. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van het UWV, waarbij de hoogte van de WIA-uitkering van verzoeker werd verlaagd vanwege de uitkering van vroegpensioen. Verzoeker heeft in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Na een wijziging van het bestreden besluit op 19 oktober 2023, waarbij het UWV het bezwaar alsnog gegrond verklaarde, heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar zowel het UWV als de derde partij, het Ministerie van Financiën, hebben hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 837,- voor rechtsbijstand, en het UWV is tevens verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. C.J. Kroon. De uitspraak is op dezelfde dag verzonden en zal binnen een week openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.