Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[gedaagde sub 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.De procedure
- het B8-formulier van [eiseres] van 9 december 2022 met productie 2;
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling;
usb-stick;
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
hoge snelheid”, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] zodanig (te) hard reed dat zij daarmee gevaarlijk fietsgedrag heeft vertoond. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het inschatten van snelheid van buitenaf moeilijk is. Bovendien is de kwalificatie van snelheid subjectief; wat de één als hoge snelheid ziet, hoeft een ander niet snel te vinden. Er zijn geen objectieve aanknopingspunten voor de snelheid van [gedaagde sub 1] . De beelden geven geen uitsluitsel en het politiedossier vermeldt daarover niets. Wel volgt hieruit dat [gedaagde sub 1] bergafwaarts ging, maar het lijkt om een korte afstand te gaan. Nu [eiseres] niets specifieks heeft gesteld over de snelheid waarmee [gedaagde sub 1] reed en, mede in het licht van de verklaring van [naam buurvrouw] , geen voldoende gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan omtrent de snelheid, kan de rechtbank niet vaststellen of [gedaagde sub 1] te hard heeft gefietst.