ECLI:NL:RBLIM:2023:6762

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
C03.314685/HA ZA 23-84
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis bewijsopdracht in geschil over betaling openstaande facturen voor goederenvervoer

In deze zaak vordert DHL Foodlogistics GmbH, een in Duitsland gevestigd transportbedrijf, betaling van openstaande facturen van [gedaagde] B.V., een in Nederland gevestigde groothandel in groenten en fruit. De vordering betreft een bedrag van € 43.445,56, vermeerderd met rente en kosten, voor luchtvervoer van goederen dat door DHL is verzorgd. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van dit bedrag en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van DHL, dan wel tot afwijzing van de vorderingen.

De rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, heeft in haar tussenvonnis van 22 november 2023 de rechtsmacht en het toepasselijk recht beoordeeld. Aangezien DHL in het buitenland is gevestigd, is de bevoegdheid van de rechtbank vastgesteld op basis van de Brussel Ibis-Verordening. De rechtbank concludeert dat zij relatief bevoegd is, omdat [gedaagde] in Nederland is gevestigd.

DHL baseert haar vorderingen op een expeditieovereenkomst, maar [gedaagde] betwist het bestaan van een mondelinge overeenkomst. De rechtbank heeft DHL opgedragen bewijs te leveren van de gestelde overeenkomst. De procedure is aangehouden in afwachting van bewijslevering, waarbij DHL de mogelijkheid heeft om getuigen te horen of bewijsstukken over te leggen. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor uitlating door DHL over de wijze van bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/314685 / HA ZA 23-84
Vonnis van 22 november 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
DHL FOODLOGISTICS GMBH,
te Keulen (Duitsland),
eisende partij,
hierna te noemen: DHL,
advocaat: mr. J. Staab te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te Ottersum,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.J. Dijkman te Haarlem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van 24 mei 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte overlegging producties van DHL
- de akte uitlating producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 9 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DHL is een in Duitsland gevestigd transportbedrijf dat zich onder meer bezighoudt met het doen vervoeren van goederen. [gedaagde] is een in Nederland gevestigde groothandel in groenten en fruit.
2.2.
In de periode van februari tot en met mei 2022 heeft [gedaagde] verschillende leveringen van Delta For Agricultural development (hierna: Delta) uit Egypte ontvangen. Het luchtvervoer van deze leveringen is verzorgd door EgyptAir Cargo in opdracht van DHL.
2.3.
DHL heeft voor het luchtvervoer verschillende facturen aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft deze facturen onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
DHL vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 43.445,56, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] betwist verschuldigdheid van dit bedrag. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van DHL, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van DHL, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van DHL in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
Aangezien DHL in het buitenland is gevestigd en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient de rechtbank eerst haar bevoegdheid (rechtsmacht) en het toepasselijk recht te bepalen.
4.2.
De bevoegdheid van de rechtbank moet worden beoordeeld op grond van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel Ibis-Verordening). De Brussel Ibis-Verordening is van toepassing op het onderhavige geschil, nu de vordering is gebaseerd op een expeditieovereenkomst.
4.3.
Op grond van artikel 4 lid 1 van de Brussel Ibis-Verordening is bevoegd de rechtbank van de lidstaat waar de gedaagde gevestigd is. [gedaagde] is gevestigd in Ottersum, Nederland, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Gelet op artikel 99 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechtbank Limburg, locatie Roermond relatief bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
Toepasselijk recht
4.4.
DHL baseert haar vorderingen op een expeditieovereenkomst. Kern van het geschil is de totstandkoming en de uitvoering van een expeditieovereenkomst. Dientengevolge dient het toepasselijk recht te worden bepaald onder verwijzing naar de Verordening (EU) nr. 593/2088 inzake het recht dat van toepassing is op overeenkomsten (hierna: Rome I-Verordening). Partijen zijn geen rechtskeuze overeengekomen en expeditieovereenkomsten zijn niet expliciet geregeld in de Rome I-Verordening, zodat teruggevallen moet worden op de algemene bepalingen. In artikel 4 lid 1 sub b van de Rome I-Verordening is bepaald dat een overeenkomst inzake dienstverlening wordt beheerst door het recht van het land waar de dienstverlener zijn gewone verblijfplaats heeft. De dienstverlener is DHL en zij is gevestigd in Duitsland, zodat op het geschil tussen partijen Duits recht van toepassing is.
Inhoudelijke beoordeling
4.5.
DHL baseert haar vordering op een met [gedaagde] mondeling gesloten overeenkomst. [gedaagde] betwist de stelling dat zij een mondelinge overeenkomst met DHL zou hebben gesloten. Nu DHL zich op het rechtsgevolg van de gestelde overeenkomst beroept, rust op basis van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de bewijslast van het bestaan daarvan op DHL. Hetgeen door DHL is aangevoerd is, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , vooralsnog onvoldoende om vast te kunnen stellen dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank zal DHL in de gelegenheid stellen om bewijs te leveren van haar stelling dat tussen haar en [gedaagde] een overeenkomst is gesloten, waarbij DHL in opdracht van [gedaagde] het luchtvervoer heeft verzorgd tegen betaling van de door DHL gezonden facturen.
4.6.
De procedure zal naar de rol worden verwezen om bewijs te leveren. Indien DHL gebruik wil maken van bewijslevering door middel van het horen van getuigen, dan kan zij dit kenbaar maken onder opgave van de getuigen en de verhinderdata van alle partijen.
4.7.
In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt DHL op te bewijzen dat tussen haar en [gedaagde] een of meer mondelinge overeenkomsten tot stand zijn gekomen terzake de in het geding zijnde facturen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 6 december 2023voor uitlating door DHL of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als DHL geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als DHL
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
december 2023 tot en met mei 2024dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. A.H.M.J.F. Piëtte, in het gerechtsgebouw te Roermond, Willem II Singel 67,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.
MS