ECLI:NL:RBLIM:2023:6749

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
10680096 BM VERZ 23-4154
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind en mentorschap met betrekking tot financiële zelfstandigheid en crypto-investeringen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan op het verzoek van de rechthebbende om de opheffing van zijn bewind en mentorschap. De rechthebbende, geboren in 1951, heeft in eerste instantie op 6 juni 2023 een verzoekschrift ingediend, maar dit verzoek op 27 juni 2023 ingetrokken. Op 29 augustus 2023 heeft hij echter opnieuw verzocht om opheffing, waarbij hij zijn plannen om te investeren in crypto's als reden aanvoert. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechthebbende zijn zorgen geuit over zijn hypotheek, waarvan de rentevaste periode over vijf jaar afloopt, en zijn overtuiging uitgesproken dat hij met een inleg van € 250,- voldoende rendement kan behalen om zijn hypotheek af te betalen.

De bewindvoerder heeft echter aangegeven dat het zijn taak is om de rechthebbende te beschermen, vooral gezien eerdere ondoordachte aankopen door de rechthebbende. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende niet in staat is om zijn financiële en zorgzaken zelfstandig te beheren, en dat zijn positieve kijk op crypto-investeringen niet realistisch is. De kantonrechter heeft daarom het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, maar heeft de rechthebbende wel geïnformeerd over de mogelijkheid om via de bewindvoerder een verzoek tot investering in crypto's te doen.

De beslissing van de kantonrechter is dat het verzoek tot opheffing van het bewind wordt afgewezen, en de rechthebbende kan binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Den Bosch.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Team Toezicht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10680096 BM VERZ 23-4154
BM-nummer: BM 378372
Uitspraakdatum: 27 oktober 2023

Beschikking opheffing bewind

op het verzoek van:

[rechthebbende] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna: rechthebbende.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 6 juni 2023,
  • een intrekking van het verzoekschrift, ingekomen op 27 juni 2023,
  • het verzoekschrift, ingekomen op 29 augustus 2023,
  • een reactie van de bewindvoerder, [naam bv] ,
[adresgegevens bv] , ingekomen op 19 september 2023.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2023.
Verschenen zijn:
  • betrokkene,
  • [naam broer] , broer van betrokkene,
  • [naam schoonzus] , schoonzus van betrokkene,
  • [naam bewindvoerder] namens [naam bv]
De uitspraak is bepaald op vandaag.

verzoek

Bij beschikking van 13 januari 2015 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld.
De rechthebbende heeft in eerste instantie verzocht om opheffing van zijn bewind en mentorschap. Dat verzoek heeft hij zoals blijkt uit zijn brief van 27 juni 2023 ingetrokken. Daarna is rechthebbende teruggekomen hierop en heeft op 29 augustus 2023 wederom verzocht om opheffing van zijn bewind en mentorschap. Hij verwijst daarbij naar zijn brief van 6 juni 2023.

beoordeling

Ter zitting heeft betrokkene zijn verzoek nader toegelicht. Daaruit blijkt dat betrokkene zich zorgen maakt over zijn hypotheek waarvan de rentevaste periode over vijf jaar afloopt. Hij wil daarom gaan handelen in crypto’s. Op deze manier denkt hij met een inleg van € 250,- over vijf jaar voldoende rendement te hebben behaald om zijn hypotheek af te betalen. Verder is hij van mening in staat te zijn zelf zijn eigen financiën en zorg te kunnen beheren.
De bewindvoerder geeft aan dat hij betrokkene zo veel als mogelijk zelf wil laten doen, echter is het wel de taak van de bewindvoerder om betrokkene te beschermen. Zo heeft hij laatst zonder overleg een andere telefoon aangekocht waaraan een behoorlijke prijs is gekoppeld. Ook geeft de bewindvoerder een voorbeeld van het inschakelen van een verhuisbedrijf om een nieuwe vloer te leggen bij betrokkene, wat op een andere, goedkopere, manier had gekund. Al met al zijn diverse instanties betrokken die ervoor zorgen dat het met betrokkene goed gaat en blijft gaan. Zonder de maatregelen zal dat snel veranderen en zou betrokkene in de problemen komen, Hij moet, zoals de belanghebbenden ook aanvoeren, beschermd worden en daarvoor zijn de huidige maatregelen passend.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende duidelijk is dat betrokkene niet zonder de bijstand van een bewindvoerder en mentor kan. Uit niets blijkt verder ook dat betrokkene zelf voldoende in staat is om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke zaken zelf te beheren. Zijn positieve kijk op het investeren in crypto’s is hiervoor tekenend. Hij denkt dat er geen sprake is van gokken of een risico dat je je inleg verliest. Dat is zo bezijden de waarheid, dat alleen hierom al duidelijk is dat het bewind moet voortduren. Het verzoek tot opheffing zal dan ook worden afgewezen.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat rechthebbende altijd een verzoek kan doen bij de bewindvoerder om een investering te mogen doen in bijvoorbeeld crypto’s. Indien de bewindvoerder dit gelet op het aanwezige saldo te verantwoorden vindt en instemt kan rechthebbende zijn plan toch uitvoeren. Indien de bewindvoerder niet instemt, kan rechthebbende een machtigingsverzoek doen bij de kantonrechter. Hiermee is niet gezegd dat de machtiging ook zal worden verleend, maar de kantonrechter wil rechthebbende wel op de hoogte brengen van deze mogelijkheid.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. Drenth, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, E.W.H.M. Loenders.

Voetnoten

1.Tegen deze beschikking kan – door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Den Bosch, door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden vanaf de uitspraakdatum en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.