5.4.Op grond van artikel 1, aanhef en onder 1.155 van de planregels wordt onder verblijfsrecreatie verstaan recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
6. Op grond van artikel 16.2.1, aanhef, van de planregels mogen op of in de voor ‘Natuur’ aangewezen gronden geen gebouwen worden gebouwd.
7. Op grond van artikel 16.3.5 van de planregels kan verweerder met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.1 voor het oprichten van een observatiehut of schuilhut ten behoeve van de jacht of natuurstudie, mits
a. het gebouw noodzakelijk is voor de uitoefening van de natuurvorsing;
b. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
d. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de voorkomende waarden als aangegeven in lid 16.1 en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
8. Op grond van artikel 16.4.3, voor zover hier van belang, wordt tot strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval gerekend:
(…)
d. parkeerterrein, uitgezonderd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
(…)
n. opslagdoeleinden, uitgezonderd opslag die verband houdt met het beheer en het onderhoud van een landgoed;
(…)
p. verblijfsrecreatie, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’, niet is toegestaan.
9. Op grond van artikel 51.11.2 van de planregels mag ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beekdal’ niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter.
10. Eiser kan zich niet verenigen met de opgelegde last onder dwangsom en de weigering van verweerder om de begunstigingstermijn te verlengen. Hij voert daartoe aan dat handhaving niet aan de orde is, omdat de observatiepost geen bouwwerk is. Volgens eiser gaat het college ten onrechte uit van de situatie ten tijde van het voornemen. Toen stond de observatiepost wel op de grond, maar inmiddels niet meer. Sinds geruime tijd, al vanaf het primaire besluit 1, staat de observatiepost namelijk op de aanhangwagen. Eiser heeft niet de intentie om de observatiepost weer op de grond te plaatsen en vindt het ongepast dat verweerder stelt dat hij een schijnconstructie creëert om het in het bestemmingsplan neergelegde bouwverbod te omzeilen. Er is namelijk geen verbod van toepassing, aldus eiser. Verder stelt eiser dat de observatiepost geen kampeermiddel is en ook niet daartoe bestemd is. Het is en blijft een mobiele observatiepost met als doel het doen van onderzoek naar de achteruitgang van het natuurgebied dat gelegen is achter zijn perceel.
Kan verweerder de eerder opgelegde last onder dwangsom in stand laten?
11. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat niet van een bouwwerk kan worden gesproken nu de observatiepost/hut op een aanhangwagen is geplaatst en deze aanhangwagen kan worden verplaatst. De rechtbank stelt verder vast dat in het bestreden besluit is opgenomen dat er weliswaar momenteel geen sprake is van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo (en artikel 16.2.1. en 51.11.2 van de planvoorschriften), maar dat dit gedeelte van de opgelegde last onder dwangsom toch in stand wordt gelaten om herhaling van de overtreding te voorkomen. Verweerder geeft aan dat de observatiepost/hut ten tijde van het voornemen geplaatst was op de aarde waardoor er toen wel sprake was van een bouwwerk. Eiser zou de observatiepost/hut eenvoudig weer op de grond kunnen plaatsen en om dit te voorkomen blijft dit gedeelte van de last in stand, aldus verweerder. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangevuld dat de opgelegde last onder dwangsom pas bij een overtreding verbeurd zal worden.