ECLI:NL:RBLIM:2023:6687

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
ROE22/1440
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 november 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen. Eiser, die zich op 26 november 2019 ziekmeldde, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV stelde zijn arbeidsongeschiktheid vast op 12,60% en weigerde de uitkering. Na bezwaar werd deze mate van arbeidsongeschiktheid verhoogd naar 14,64%, maar het UWV handhaafde de afwijzing. De rechtbank beoordeelde of het UWV terecht had geoordeeld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was op 23 november 2021. De rechtbank concludeerde dat het UWV zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de medische situatie van eiser voldoende was onderkend. Eiser had diverse medische stukken ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt, maar de rechtbank oordeelde dat deze geen aanleiding gaven om de vastgestelde belastbaarheid te betwijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht had op de WIA-uitkering en dat de proceskosten niet vergoed werden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1440

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. R.P.F. Rober),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Met het besluit van 23 december 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de mate van eisers arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 12,60% en de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Het UWV heeft het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is in bezwaar gewijzigd naar 14,64%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 16 juni 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).

Heropening

1. De rechtbank heeft op 20 september 2023 met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) partijen per e-mail gevraagd of zij ermee akkoord gaan dat er geen zitting wordt gehouden, omdat er genoeg informatie is om uitspraak te kunnen doen. Partijen hebben toen twee weken de tijd gekregen om hierop te reageren. Aangezien partijen niet hebben gereageerd binnen die termijn, heeft de rechter het onderzoek op 5 oktober 2023 gesloten.
2. De rechtbank heeft op 6 oktober 2023 vervolgens een brief van eiser ontvangen met medische informatie. Eiser heeft verzocht om deze informatie aan het dossier toe te voegen. Eiser stelt dat hem niet is meegedeeld dat het onderzoek zou zijn gesloten op 5 oktober 2023. Hij stelt dat hij heeft ingestemd met schriftelijke afdoening, daarbij ervan uitgaand dat er nog stukken zouden kunnen worden ingediend. Nu dit niet het geval is heeft eiser verzocht om niet over te gaan tot een schriftelijke afdoening.
3. Nu het onderzoek al gesloten is, beschouwt de rechtbank dit als een verzoek om het onderzoek te heropenen. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de gemachtigde van eiser de e-mail van 20 september in goede orde heeft ontvangen. De daarin genoemde termijn heeft de gemachtigde ongebruikt gelaten. Ook is de rechtbank gebleken dat de gemachtigde van eiser de e-mail van 5 oktober 2023 in goede orde heeft ontvangen. Het onderzoek blijft daarom gesloten en de rechtbank zal uitspraak doen.

Wat ging aan deze procedure vooraf

4. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als assistent hovenier voor 36,78 uur per week. Op 26 november 2019 heeft hij zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
5. Eiser heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

6. Het UWV vindt dat eiser op 23 november 2021 14,64% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
7. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 5 mei 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 november 2021.
8. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 27 mei 2022.

Wat vindt eiser

9. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat er sprake is van een multiproblematiek met persisterende, aanhoudende dan wel verergerende klachten. Er is volgens hem nog medische onzekerheid, hij verwijst hierbij naar brieven van de neuroloog, psycholoog en de huisarts. Omdat er nog steeds sprake is van onderzoek en diagnostiek is de overweging van het UWV dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is te kort door de bocht. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser medische informatie ingediend van de huisarts, (klinisch) psycholoog, GZ-psycholoog, revalidatiearts, MDL-arts, neuroloog en hand-ergotherapeut.
10. Eiser verzoekt de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen om zijn arbeidsvermogen opnieuw te beoordelen en verwijst daarbij naar het Korošec-arrest. Verder is eiser van mening dat het UWV niet voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd waardoor het in strijd is met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. Ook stelt eiser dat het bestreden besluit hem zeer onevenredig raakt, hetgeen in strijd is met artikel 3:4 lid 2 Awb.

Wat vindt de rechtbank

11. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 23 november 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 23 november 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
13. Eiser is van mening dat het UWV artikel 3:2 van de Awb heeft geschonden. Uit dit artikel blijkt dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van het besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en artikel 3:2 van de Awb niet is geschonden. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting en heeft hem aanvullend onderzocht. Ook heeft hij de door de primaire arts opgevraagde informatie bij de huisarts meegewogen bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 23 november 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
15. Eiser is van mening dat hij beperkter is dan het UWV heeft aangenomen. Hij stelt dat er nog steeds onderzoeken gaande zijn met betrekking tot de klachten, de nieuwe klachten en de aanvullende klachten op neurologisch gebied. Er moet nog een MRI en een EEG gemaakt worden. Hij verwijst hierbij naar de brief van de neuroloog van
25 april 2022. De neuroloog stelt volgens eiser dat op de scans op dit moment weliswaar niets is te zien, maar dat er wel iets is wat eiser belemmert om fatsoenlijk mee te komen in de maatschappij en het werk. De psycholoog geeft in zijn schrijven aan dat zijn bevindingen uiteraard niet kunnen worden aangewend voor andere vragen met betrekking tot belastbaarheid en arbeidsvermogen, maar dit geeft volgens eiser wel aan dat er sprake is van een situatie welke een nader onderzoek dan wel toelichting behoeft. Ook blijkt uit een brief van de huisarts dat er nog steeds sprake is van onderzoek en diagnostiek zodat volgens eiser al daaruit geconcludeerd kan worden dat de overweging van het UWV dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, te kort door de bocht is. Waarbij dan ook geldt dat de FML in deze niet van toepassing zal kunnen zijn. Eiser heeft zijn standpunt onderbouwd met een groot aantal medische stukken, waaronder een brief van zijn huisarts met datum 10 juli 2022, een brief van zijn psycholoog van 20 maart 2022, een brief van zijn MDL-arts van 21 maart 2022 en een brief van zijn neuroloog van 25 april 2022.
16. De verzekeringsarts B&B concludeert in het rapport van 5 mei 2022 dat hij geen aanleiding ziet om de beperkingen, die naar aard en omvang passen bij de vastgestelde medische stoornissen, voor onjuist dan wel onvolledig te houden. In de FML zijn uitgebreide beperkingen aangenomen in alle rubrieken die corresponderen met de onderzoeksbevindingen van de primaire arts. De verzekeringsarts B&B stelt dat in bezwaar geen stukken zijn ingebracht die twijfel geven aan de opgestelde belastbaarheid. Zij voegt hieraan toe dat het niet de taak van de verzekeringsarts is om de ervaren belemmeringen in kaart te brengen, maar om te beoordelen wat een verzekerde medisch gezien in arbeid kan verrichten zonder dat gezondheidsschade optreedt bij de uitvoering van werkzaamheden. Beperkingen kunnen slechts worden geduid als deze geobjectiveerd kunnen worden, aan de klachtbeleving wordt geen doorslaggevende rol toegekend. De eigen waardering van de door eiser ervaren (arbeids)beperkingen als gevolg van de klachten en aandoeningen wijkt af van de op basis van objectieve medische gegevens door de primair oordelende arts reëel geachte arbeidsbeperkingen. Dit is volgens de verzekeringsarts B&B op zich onvoldoende reden om verdergaande beperkingen aan te nemen. De rechtbank kan dit volgen.
17. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector die eiser in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. In het verweerschrift van 12 augustus 2022 merkt het UWV op dat de meeste van de door eiser in beroep ingediende stukken al aanwezig waren in het bezwaardossier en dus al zijn betrokken bij de medische heroverweging in bezwaar. In het rapport van 8 augustus 2022 reageert de verzekeringsarts B&B op de medische informatie die nog niet in het procesdossier aanwezig was. Hij heeft gemotiveerd dat uit de brief van de MDL-arts blijkt dat sprake is van maagzuuroprispingen. Eiser heeft hiervoor medicatie gekregen en conservatieve maatregelen. Uit deze aandoening volgt volgens de verzekeringsarts B&B geen beperkingen voor het kunnen verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid. De neuroloog geeft in zijn brief van 25 april 2022 aan dat eiser subjectieve klachten ervaart met diepte zien waarvoor hij nader onderzoek zal laten uitvoeren middels een EEG en daarnaast dat eiser meer hoofdpijn ervaart waarvoor een MRI gepland wordt. Feitelijk geeft deze brief volgens de verzekeringsarts B&B een bevestiging van de al eerder beschreven hoofdpijnproblematiek en zijn er geen nieuwe feiten aan het licht gekomen. Daarnaast zijn er geen nieuwe inzichten ten aanzien van de beperkingen waarmee rekening gehouden moet worden. Vermijden van zware fysieke belasting en stress is het belangrijkste en dat is al vrij uitvoerig beperkt geacht. Ook de brief van de psycholoog van 20 maart 2022 leidt volgens de verzekeringsarts B&B niet tot het aannemen van meer beperkingen omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren komen. Dat de GGZ de klachten onder een andere DSM-5 code schaart betekent niet per definitie dat er sprake is van een andere belastbaarheid (het sluit echter ook niet uit dat de belastbaarheid anders zou moeten worden ingeschat). De primaire arts heeft eiser volgens de verzekeringsarts B&B fors beperkt geacht, wat is bevestigd in bezwaar. Zo is eiser globaal aangewezen op werkzaamheden met weinig contact met derden, met uitzondering van collega’s, hetgeen in lijn ligt met de bevindingen van de GGZ ten aanzien van zijn sociaal functioneren. Eiser blijkt in staat om een zekere mate van sociaal contact op te bouwen, hij heeft een LAT-relatie en enkele vrienden. Verder is volgens de verzekeringsarts B&B in de FML uitvoerig rekening gehouden met verminderd cognitief functioneren ten aanzien van de ADHD, de stemmings- en angstklachten en de somatisch symptoomstoornis. De rechtbank kan deze redenering volgen en ziet geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
18. Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen, hij verwijst hierbij naar het Korošec-arrest. Hij stelt dat hij een zeer gering inkomen heeft en dat hij niet in staat is om uit eigen middelen een onafhankelijke verzekeringsarts te raadplegen. Hij is daarom niet in staat om de beoordeling van het UWV, anders dan middels zijn gemachtigde, te betwisten. De huisarts en de andere behandelaars kunnen en mogen geen uitspraak doen over het arbeidsvermogen van eiser omdat zij geen verzekeringsarts of arbeidsdeskundige zijn. Dit blijkt volgens eiser ook uit de diverse medische stukken. Zoals hierboven uiteengezet is de rechtbank van mening dat de rapporten van de verzekeringsarts blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en dat zij een deugdelijke motivering bevatten. Daarnaast is de rechtbank van mening dat eiser voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsarts B&B. Eiser heeft zowel in bezwaar als in beroep de mogelijkheid gehad om aanvullende medische informatie in te dienen. Hij heeft hier ook gebruik van gemaakt door in beroep verschillende (medische) informatie in te dienen. Van wapenongelijkheid is dan ook geen sprake. De verzekeringsarts B&B heeft deze medische informatie bestudeerd en voldoende gemotiveerd waarom deze informatie niet tot een ander standpunt leidt. De rechtbank is al met al niet aan het twijfelen gebracht, Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
19. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op
23 november 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die in de FML van 5 november 2021 zijn opgenomen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
20. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
Geen strijd met zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en/of evenredigheidsbeginsel
21. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat zij van oordeel is dat het medisch en arbeidskundig onderzoek zorgvuldig is verricht en voldoende is gemotiveerd. De rechtbank is ook niet gebleken dat het bestreden besluit op enige andere wijze onzorgvuldig of onjuist gemotiveerd zou zijn. Verder overweegt de rechtbank dat de Wet WIA geen ruimte biedt voor een belangenafweging bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, omdat de toepasselijke wetsbepalingen dwingendrechtelijk van aard zijn. Er is geen sprake van zeer bijzondere omstandigheden die dwingen hiervan af te wijken.

Conclusie en gevolgen

22. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 23 november 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 november 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 15 november 2023
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.