ECLI:NL:RBLIM:2023:6681

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
03.146532.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op agenten door met autoambulance op politievoertuigen in te rijden

Op 4 juni 2021 heeft de verdachte, geboren in 2001, tijdens een achtervolging met een autoambulance, waarin een gestolen Porsche 356 Roadster was geladen, geprobeerd twee verbalisanten van de politie, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], van het leven te beroven. De verdachte reed met hoge snelheid en zonder te remmen op de voertuigen van de verbalisanten in, wat leidde tot een levensgevaarlijke situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de verbalisanten, aangezien hij bewust de aanmerkelijke kans op hun dood heeft aanvaard. De verdachte is ook schuldig bevonden aan andere strafbare feiten, waaronder diefstal van de autoambulance en het veroorzaken van verkeersongevallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast zijn schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.146532.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 oktober 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft op de terechtzitting van zijn spreekrecht gebruik gemaakt.. De benadeelde partij [slachtoffer 2] is – hoewel daartoe opgeroepen – niet verschenen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De - gewijzigde - tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op
4 juni 2021:
feit 1:heeft geprobeerd verbalisant [slachtoffer 1] te doden, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel hem heeft bedreigd;
feit 2:heeft geprobeerd verbalisant [slachtoffer 2] te doden, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel hem heeft mishandeld;
feit 3:zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, dan wel dat daardoor gevaar op de weg werd of kon worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg werd of kon worden gehinderd;
feit 4:samen met (een) ander(en) een autoambulance met aanhanger heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
feit 5:samen met (een) ander(en) een Porsche 356 Roadster heeft geheeld;
feit 6:twee politievoertuigen heeft vernield;
feit 7:twee verkeersongevallen heeft veroorzaakt en vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tot en met 7 ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte gepoogd heeft de verbalisanten van het leven te beroven door met een autoambulance op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in te rijden (eerste gedachtestreepje) en tegen die [slachtoffer 2] te botsen (derde gedachtestreepje). Er is daarbij geen sprake geweest van zogenoemd vol opzet, maar wel van voorwaardelijk opzet. Door met een snelheid van tussen 60 en 80 kilometer per uur tegen de flank aan de bestuurderszijde van een stilstaande auto aan te rijden, is naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk dat iemand als gevolg daarvan zal komen te overlijden. Dit geldt al helemaal wanneer de auto waarmee wordt ingereden op de stilstaande auto een autoambulance met daarop een Porsche 356 Roadster is. Daarbij vond de botsing met het voertuig van [slachtoffer 2] plaats binnen de bebouwde kom. Onder voornoemde omstandigheden had [slachtoffer 2] de controle over het voertuig kunnen verliezen en tegen andere obstakels op en naast de weg kunnen botsen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit zou kunnen leiden tot de dood. Dat moet verdachte dus ook hebben geweten. De gedragingen van de verdachte tijdens de achtervolging kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de verbalisanten ook bewust heeft aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 primair en feit 2 primair. Met betrekking tot de feiten 1 (meer) subsidiair, 2 (meer) subsidiair en 3 tot en met 7 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 primair en 2 primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Er kan geen aanmerkelijke kans op de dood van de verbalisanten worden vastgesteld. Daarvoor zijn er te weinig objectieve aanknopingspunten, zoals de daadwerkelijk gereden snelheid en het exacte gewicht van de betrokken voertuigen ten tijde van de achtervolging. Subsidiair is er geen sprake van aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de dood. In deze zaak gaat het niet om doelbewuste geweldshandelingen, maar om gevaarlijke verkeersmanoeuvres. In dat geval moet de verdachte de kans dat hij ook zelf zijn leven zou verliezen op de koop toe hebben genomen en daarvan is absoluut geen sprake.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
De verdachte heeft ter terechtzitting van 30 oktober 2023 verklaard dat hij op 4 juni 2021 tijdens de achtervolging met verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun collega’s de autoambulance met daarop de Porsche 356 Roadster bestuurde. De achtervolging vond plaats door Brunssum en Heerlen. Hij reed tijdens de achtervolging tussen 50 en 70 kilometer per uur. Tijdens de achtervolging was er veel politie en zijn enige doel was daarvoor vluchten.
Verbalisant [slachtoffer 1] (hoofdagent politie Eenheid Limburg) relateerde op 6 juni 2021 onder andere het volgende: [2]
[…] Op 4 juni 2021, omstreeks 03.55 uur, reed ik […] solo […]. Ik hoorde […] dat er een voertuig van het merk Porsche en rood van kleur, werd gestolen en op een autoambulance werd gezet. […] dit gebeurde op de [adres] te Brunssum. Tijdens het aanrijden […] hoorde ik dat er een achtervolging gaande was met een autoambulance met de desbetreffende gestolen rode Porsche. Ik reed vervolgens richting de Lindestraat […]. De verdachte van de diefstal auto reed in de richting van de […] Raadhuisstraat te Brunssum. Ik stond op de kruising van de Lindestraat en de Raadhuisstraat met de neus van mijn voertuig in de richting van de ABN-AMRO bank. Ik voerde constant de optische licht en geluidssignalen. Ik hoorde dat er meerdere eenheden achter het voertuig aanzaten. Ik wilde de weg van de verdachte en de collega's niet blokkeren en besloot daarom om het fietspad op te rijden en daar te gaan stil staan. Ik zag vervolgens tot mijn grote schrik dat de verdachte met de autoambulance hard op mij af kwam gereden. Ik zag dat de verdachte kennelijk doelbewust op mij instuurde. Ik zag dat hij ook het fietspad op reed en mij tegemoet kwam gereden. Ik heb vervolgens om een aanrijding te voorkomen [
de rechtbank begrijpt: besloten] mijn auto snel in de achteruit te zetten en hard achteruit te rijden. Hierdoor kon ik een aanrijding met het voertuig ternauwernood voorkomen. Als ik dit niet deed dan zou hij mij zeker vol in de flank hebben aangereden. Dus aan de bestuurderszijde van mijn dienstvoertuig. Ik zag dat vervolgens de verdachte doorreed en de Koutenveld op reed. Bij de kruising met het Koutenveld te Brunssum sloeg de autoambulance wederom linksaf tegen de richting in. […] Gedurende de rit reed de autoambulance met verhoogde snelheid. […] Op de Prins Hendriklaan te Brunssum, kruisend met de Doorvaartstraat te Brunssum kon een onopvallend voertuig van Politie Nederland, welke voorzien was van optische- en geluidssignalen voor de autoambulance komen. De autoambulance reed vervolgens over de Prins Hendriklaan richting de Rumpenerstraat te Brunssum, aldaar sloeg die linksaf de Akerstraat op. Deze weg gaat over in de Heerenweg te Heerlen, ook deze weg bleef de autoambulance volgen. Aangekomen op de rotonde met de Unolaan, sloeg hij rechtsaf de Unolaan te Heerlen af. De Unolaan werd gevolgd tot aan de rotonde met de Bokstraat, waar de autoambulance de Bokstraat opreed. Dit deed de autoambulance in tegengestelde richting. […] Aankomende met de kruising Bredastraat en Limburgiastraat te Heerlen, vervolgde de autoambulance de Bredastraat. Ik [slachtoffer 1] zag dat de autoambulance meerdere malen slingerde en met de stuur links en rechts trok om kennelijk de rode gestolen Porsche van de trailer te laten vallen. Dit met het kennelijke doel om voor ons de weg te versperren. Ik […] bleef de achtervolging voortzetten en reed met nog andere dienstvoertuigen. Ik reed toen als derde auto. Op de [straatnaam 2] is het de verdachte gelukt om de Porsche van de trailer af te laten vallen. Hierdoor hebben wij rakelings de Porsche kunnen ontwijken om een aanrijding te voorkomen. Ik reed de Porsche rechts voorbij en reed verder achter de verdachte aan. Ik zag dat de verdachte autoambulance veel risico's nam en de rotonde meerdere malen verkeerd op nam en vaker tegen de richting in reed. […] Ook heeft de autoambulance mij geraakt aan de rechterzijde van mijn dienstvoertuig. Hierdoor heb ik schade opgelopen. […]. Op de Harlingenstraat reed de autoambulance door een weg afzetting in en reed over de zand en de wegwerkzaamheden. Ik zag dat hij met verhoogde snelheid bleef doorrijden. […] Ik zag dat de autoambulance nadat hij rechtsaf sloeg de [straatnaam 1] in tegen geparkeerde auto's opreed. […].
Verbalisant [slachtoffer 1] verklaarde op 6 juni 2021 onder andere het volgende: [3]
Ik blokkeerde het hele fietspad. Ik ging daar staan om een soort van blokkade in te richten in de hoop dat de verdachte zou afremmen. Ik ging niet midden op de weg staan omdat ik dat voor mezelf te onveilig vond. Ik had de optische en akoestische signalen aan. Ik zag toen ook dat vanuit de Lindestraat, vanuit de verboden rijrichting, verkeer aan komen rijden. Ik zag dat het politieauto’s waren met daarvoor een auto-ambulancevoertuig. Er werd gereden met hoge snelheid. Ik zag dat die autoambulance met hoge snelheid in mijn richting reed. Ik zag dat hij bewust naar mijn richting opstuurde, dus voor hem gezien links van de weg over het fietspad. Als ik niet weg zou komen zou hij me vol in de flank aan de bestuurderskant raken. Ik zat vol adrenaline en doodsangst. Ik moest weg en probeerde de auto, met automatische versnelling, in de achteruit te zetten. Dit lukte niet direct waardoor ik echt in doodsangst zat. Uiteindelijk lukte het me toch de auto snel in de achteruit te krijgen en achteruit te rijden. De autoambulance schoot vlak voor me langs over het fietspad linksaf de Raadhuisstraat in. Als ik niet op tijd achteruit was gereden had hij me volop aan mijn kant, de bestuurderskant dus, in de flank geraakt. Er was een zeer grote kans geweest dat ik dat niet had overleefd gezien de snelheid maar minstens zwaar gewond was geraakt. Die bestuurder van de autoambulance heeft bewust mijn leven in gevaar gebracht. Hierna heb ik deelgenomen aan de achtervolging zoals in mijn proces-verbaal van bevindingen omschreven. […] In Heerlen aangekomen probeerde de bestuurder van de autoambulance door hevig slingerend te rijden kennelijk het voertuig, een rode Porsche, van de autoambulance af te krijgen. Op een gegeven moment lukte dat ook en viel de Porsche van de autoambulance af en kwam midden op de rijbaan terecht. Ik was toen derde achtervolgende politieauto. Ik zag dat de collega’s voor de mij de Porsche rechts rakelings konden ontwijken. Om niet tegen de Porsche op de botsen heb ik dat ook gedaan. Ook door het bewust laten vallen van de Porsche heeft de bestuurder een zeer gevaarlijke situatie voor mij en mijn collega's veroorzaakt. […]
Verbalisant [slachtoffer 2] (hoofdagent politie Eenheid Limburg) relateerde op 4 juni 2021 onder andere het volgende: [4]
Op […] 4 juni 2021 […] reed ik in een zwarte Opel Astra […] Deze is voorzien van optische- en geluidssignalen. […] Op 4 juni 2021, omstreeks 03.53 uur, hoorde ik […] dat er een rode auto werd weggenomen en op een trailer werd gezet in Brunssum. […] Ik hoorde dat collega’s een achtervolging hadden met de autoambulance. […] Ik zag dat er meerdere politievoertuigen op de kruising Lindestraat/Raadhuisstraat/Lindeplein. […] Ik draaide mijn dienstvoertuig om terug over de Lindestraat te rijden. […]Ik reed met de achterzijde van het dienstvoertuig naar de rechterzijde van de weg. Op het moment dat het dienstvoertuig loodrecht ten opzichte van de Lindestraat stond, zag ik links van mij een voertuig met hoge snelheid over de Lindestraat in mijn richting rijden. Ik zag dat achter dit voertuig meerdere politievoertuigen reden en dat hun stoptransparant, optische- en geluidssignalen aanstonden. Ik keek recht in de koplampen van dit voertuig en zag dat deze steeds sneller in mijn richting reed. Ik was bang dat het voertuig mij zou rammen. Als het voertuig mijn dienstvoertuig had geramd, dan was deze tegen het bestuurdersportier van mijn dienstvoertuig gereden. Als dit voertuig tegen mijn dienstvoertuig was gereden dan was een ernstige aanrijding onvermijdelijk. Ik deed mijn autogordel af en opende mijn portier om weg te rennen. Ik zag dat het voertuig zo'n hoge snelheid had, waardoor ik het gevoel had dat ik niet meer op tijd kon wegrennen. Ik was doodsbang, sloot mijn portier en reed nog een stuk naar achteren met mijn dienstvoertuig. Hierdoor werd een behoorlijke aanrijding voorkomen. Ik zag dat het voertuig met hoge snelheid voor mijn dienstvoertuig langs reed en linksaf de Raadhuisstraat opreed in de richting van Koutenveld. Ik zag dat het voertuig een auto-ambulance was en dat op de oprijplaat een rode auto stond. […] Ik, verbalisant [slachtoffer 2] , reed direct achter de auto-ambulance aan. Ik reed over het Koutenveld achter de auto-ambulance en zag dat de auto-ambulance linksaf de Kerkstraat op reed. De Kerkstraat is een weg met twee rijbanen.
Ik zag dat de bestuurder van de auto-ambulance constant slingerend over beiden rijbanen bleef rijden. […] Op de Kerkstraat bleef ik achter de auto-ambulance rijden en wij namen op de rotonde de eerste afslag naar de Dorpstraat. De Dorpstraat is een weg met twee rijbanen.
Ook hier zag ik dat de bestuurder van de auto-ambulance constant slingerend over beiden rijbanen bleef rijden. […] Ik, verbalisant, verhoogde mijn snelheid en ter hoogte van de kruising Prins Hendriklaan/Vijverlaan reed ik terug naar de rechterrijbaan en reed ik voor de
autoambulance. Ik zag via mijn binnenspiegel dat de autoambulance achter mij reed en dat collega's achter de auto-ambulance reden. Ik verminderde mijn snelheid door mijn rechtervoet iets van het gaspedaal af te halen. Ik drukte heel licht met mijn voet op het rempedaal. Ik merkte dat ik nauwelijks snelheid minderde. Ik zag in mijn binnenspiegel dat de autoambulance steeds harder reed en dichter naar mij toe kwam. Ik zag in mijn binnenspiegel dat de koplampen van de autoambulance steeds dichter naar mij toe kwamen. Ik verminderde op dat moment geen snelheid en versnelde door het gaspedaal in te trappen. Ik voelde plots een harde klap tegen de achterzijde van mijn dienstvoertuig. Door deze klap schoot ik met mijn hoofd hard naar voren direct naar achteren. […] Ik, verbalisant, zag tientallen meters voor mij dat er een zebrapad was. Ik zag dat aan de linkerzijde van het zebrapad een persoon liep met een fiets naast zich. Ik reed over de rechterrijbaan en zag dat de autoambulance op de linker rijbaan bleef rijden. Ik bleef achter de autoambulance rijden. Ik zag dat de autoambulance op de voetganger inreed en dat deze voetganger ternauwernood naar de middenberm rende. Ik vreesde voor het leven van deze voetganger. Als deze voetganger dit niet had gedaan, dan was een dodelijke aanrijding onvermijdelijk geweest. Ik zag dat de autoambulance via de linkerzijde over de rijbaan van de rotonde reed. Ik zag dat de autoambulance dus in tegenovergestelde rijrichting reed. […] Ik zag dat wij achter de autoambulance bleven rijden en dat wij over de Heerenweg in de richting van Heerlen reden. […] Ik, verbalisant, reed naar de andere zijde van de woonwijk en zag plots in een straat aan mijn rechterzijde dat daar de autoambulance reed. Ik zag dat er meerdere politievoertuigen achter deze reden. Ik zag dat deze straat was afgesloten middels een dranghek met daarop een verbodsbord. Ik stopte mijn dienstvoertuig op mijn weggedeelte waar geen dranghek stond. Ik bleef met mijn dienstvoertuig loodrecht ten opzichte van de zijstraat staan. Ik keek naar rechts en zag dat de autoambulance geen snelheid verminderde en met hoge snelheid op mij af reed. Ik zag dat de koplampen fel schenen en steeds dichter op mij afkwamen. Ik was bang dat de bestuurder van de autoambulance mij nogmaals zou aanrijden. Ik besloot om met mijn dienstvoertuig naar achteren te rijden. Dit om nog een aanrijding te voorkomen. Ik reed met mijn [
de rechtbank begrijpt: dienstvoertuig] snel naar achter en zag dat de autoambulance met hoge snelheid voor mij langsreed en rechtsaf sloeg. […] Enige tijd later werd de verdachte aangehouden. […] Ik voelde na de aanhouding plots hevige pijn in mijn nek. […]
Verbalisant [slachtoffer 2] verklaarde op 5 juni 2021 onder andere het volgende: [5]
Incident 1 Lindestraat
Op de Raadhuisstraat zie ik dat hij de gehele weg gebruikt en gedurende de hele achtervolging blijft hij van links naar rechts sturen met het kennelijke doel om te voorkomen dat iemand hem voorbij kan. […] Ik had het zwaailicht aan de linkerzijde op het dak van de auto gezet. Hij moet dat licht gezien hebben. Ook de flitsers in de gril aan de voorzijde van mijn auto stonden aan. […]
Incident 2
[…]Ik zie in mijn spiegel dat de autoambulance
achterop mijn auto is gebotst. Door de botsing verliest mijn auto snelheid en dan zie ik dat de autoambulance plots links van mij rijdt, op de andere rijbaan. […]
Incident 3
De autoambulance rijdt vervolgens tegen de richting in op de rotonde verder over de Prins
Hendriklaan. Hij blijft steeds slingeren zoals ik al eerder omschreef. De achtervolging gaat verder door een woonwijk. […] Op de [straatnaam 2] stonden aan de linkerzijde van de weg geparkeerde auto’s. […] De autoambulance rijdt al hevig slingerend door deze straat en daardoor vloog de rode auto van de autoambulance af. De afstand tussen de autoambulance en mij zal op dat moment een meter of 20 zijn geweest. Ik, en ook collega’s, konden net op tijd uitwijken voor de rode auto die eraf vloog. Wij moesten uitwijken door de struiken heen aan de rechterkant van de weg anders waren we vol op de rode auto geklapt. Het was in deze straat niet nodig geweest om te slingeren om te voorkomen dat wij hem zouden inhalen. De weg was te smal om in te halen, mede door de geparkeerde auto’s. Daarom denk ik dat hij ook zo slingerde om de rode auto van de autoambulance af te krijgen.
Verbalisant [slachtoffer 2] verklaarde tevens dat hij reed in een auto voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
Verbalisant [slachtoffer 2] verklaarde op 23 november 2021 onder andere het volgende: [6]
Bij de kruising zag ik dat de autoambulance achter mij reed. Ik reed voor hem en minderde snelheid door heel licht te remmen. Mijn doel was hem te laten stoppen. Ik pakte daarna mijn snelheid weer op, want ik zag dat hij steeds dichter bij kwam. Ik voelde dat hij de achterkant van mijn auto ramde waardoor mijn auto bewoog. Ik schoot met mijn hoofd naar voren toe en weer naar achteren. […] Ik weet niet meer hoe hard ik precies reed, maar ik weet dat ik wel harder reed dan wat daar is toegestaan.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateerden dat zij op 4 juni 2021 tijdens de achtervolging van de autoambulance reden met een snelheid variërend tussen 50 tot 80 kilometer per uur. [7]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] relateerden dat de bestuurder van de autoambulance gedurende de achtervolging op 4 juni 2021 met verhoogde snelheid reed en dat de botsing tussen de autoambulance en het onopvallende politievoertuig [
de rechtbank begrijpt: het voertuig van verbalisant [slachtoffer 2]] gebeurde met een hoge snelheid van circa 60 tot 80 kilometer per uur. [8]
Bij het proces-verbaal van de VerkeersOngevalAnalyse (VOA) zijn foto’s gevoegd. Op foto 7 staat de Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 2] B afgebeeld en op foto 15 de Opel met kenteken [kenteken 1] . Op foto 21 staat de autoambulance afgebeeld. [9]
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich door het
inrijdenmet de autoambulance op de voertuigen van de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. [10] De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De vraag die de rechtbank heeft te beantwoorden is of de verdachte opzettelijk (al dan niet in voorwaardelijke vorm) verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven heeft willen beroven.
In zaken vergelijkbaar met de onderhavige heeft de Hoge Raad overwogen dat uit het bewijs moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van de verbalisanten in de dienstvoertuigen, in die zin dat moet kunnen worden vastgesteld dat en in welke mate een ongeval met dodelijke afloop waarschijnlijk was.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijs voorhanden is dat de verdachte zijn gedragingen willens en wetens op de dood van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gericht (‘vol opzet’).
Dan de vraag of de verdachte voorwaardelijk opzet op hun dood heeft gehad. Met andere woorden: was er door het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en heeft de verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard?
Uit voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte tijdens de achtervolging reed met een snelheid tussen 50 en 70 kilometer per uur. Verder oordeelt de rechtbank op basis van de afbeeldingen uit het proces-verbaal van de VOA dat de autoambulance waar de verdachte in reed overduidelijk zwaarder was dan de politievoertuigen waarmee de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 4 juni 2021 aan de achtervolging hebben deelgenomen. Bovendien stond er ten tijde van het inrijden op de politievoertuigen een personenauto op de autoambulance. Door met deze combinatie, die beduidend zwaarder was dan de betreffende politievoertuigen, en met een snelheid van minimaal 50 kilometer per uur, in te rijden op de flank van stilstaande politievoertuigen aan de bestuurderszijde, waar ook daadwerkelijk iemand zat, is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een aanmerkelijke kans dat iemand onder die omstandigheden bij een daadwerkelijke aanrijding zou komen te overlijden. Dat er geen daadwerkelijke aanrijdingen hebben plaatsgevonden was enkel te danken aan het snelle handelen van de verbalisanten die in een fractie van een seconde hun auto’s in de achteruit wisten te zetten.
Dan de vraag of de verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Daarbij kan het zo zijn dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. De achtervolging begon nabij de [adres] te Brunssum. De autoambulance werd achtervolgd door opvallende politievoertuigen, allen met optische- en geluidssignalen. De verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij werd achtervolgd en veel politie zag. Verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] stonden even later te wachten op of in de buurt van de Lindestraat te Brunssum, hun voertuigen waren ook voorzien van optische- en geluidssignalen. [slachtoffer 1] verklaarde dat de verdachte van de weg naar het fietspad stuurde, waar [slachtoffer 1] met zijn voertuig stond. De verdachte reed vervolgens hard op hem af. [slachtoffer 2] verklaarde dat hij dwars op de weg stond en de autoambulance met een hoge snelheid op hem af kwam gereden. Enkel door het snelle handelen van de verbalisanten konden zij een aanrijding voorkomen. De verbalisanten relateren niet over enige handeling van de verdachte om het voertuig een andere kant op te sturen of af te doen remmen om zo een mogelijke aanrijding te voorkomen. De verdachte reed recht op hun voertuigen met optische- en geluidssignalen af. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet bewust op de agenten heeft ingereden, althans in zijn beleving niet. De rechtbank is echter van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen die door de verdachte zijn verricht een andere conclusie rechtvaardigt. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte, door op de aangevers- die voor hem heel goed zichtbaar waren- in te rijden, bewust de aanmerkelijke kans op hun dood heeft aanvaard.
De rechtbank acht derhalve voorwaardelijk opzet op de dood van de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] - en daarmee poging tot doodslag op beiden – bewezen.
Partiële vrijspraken feit 1 primair, aangever [slachtoffer 1]
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de feiten zoals beschreven onder
gedachtestreepje 2onder feit 1 primair. Immers, in een situatie waarin een verdachte gepoogd heeft om iemand van de weg te rijden, dient er telkens kritisch naar de omstandigheden van het geval te worden gekeken. Een en ander luistert dan heel nauw wil de rechtbank tot de conclusie komen dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van een slachtoffer. Het procesdossier biedt, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende aanknopingspunten om tot die conclusie te kunnen geraken. Zo is wel duidelijk dat de verdachte met een snelheid tussen 50 en 70 kilometer per uur reed. Echter is het de rechtbank niet gebleken dat op de momenten dat de verdachte abrupte stuurbewegingen maakte, er nog andere voertuigen in de buurt waren waardoor de kans op een aanrijding met ernstige gevolgen aanmerkelijk was. Ook is niet duidelijk wat op die momenten bij benadering de afstand was tussen het dienstvoertuig en de autoambulance en hoe de overige situatie ter plaatse was, bijvoorbeeld wat betreft de eventuele aanwezigheid van verkeerstekens etc. Bij gebreke van die gegevens is voor de rechtbank niet duidelijk of er een kans bestond op de dood en, zo ja, hoe groot die kans dan was. Daarom zal de rechtbank de verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
De rechtbank zal de verdachte ook vrijspreken van de feiten zoals beschreven onder
gedachtestreepje 3onder feit 1 primair. Ook hier geldt dat de omstandigheden van het geval haast minutieus moeten kunnen worden bepaald, wil de gevolgtrekking kunnen worden gemaakt dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever. Op grond van het procesdossier kan weliswaar vastgesteld worden dat de aangever op dat moment de derde auto in de achtervolging achter de autoambulance was. Het is echter niet duidelijk wat op dat moment bij benadering de afstand was tussen zijn dienstvoertuig en de andere politievoertuigen en de afstand tussen de voorste twee voertuigen en de autoambulance. Het dossier bevat ook hier te weinig informatie om te kunnen komen tot de gevolgtrekking dat daadwerkelijk sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van verbalisant [slachtoffer 1] en dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg welbewust heeft aanvaard.
Partiële vrijspraken feit 2 primair, aangever [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de feiten zoals beschreven onder
gedachtestreepjes 2 en 3onder feit 2 primair. Indachtig het hiervoor door de rechtbank geoordeelde omtrent de aangever [slachtoffer 1] (partiële vrijspraak verdachte), is de rechtbank ook hier van oordeel dat het procesdossier onvoldoende gegevens bevat om de conclusie te kunnen trekken dat er sprake was van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank zal de verdachte eveneens vrijspreken van de feiten zoals beschreven onder
gedachtestreepje 4onder feit 2 primair. Op grond van de stukken kan immers niet worden vastgesteld of er politievoertuigen voor de verbalisant reden in de achtervolging achter de autoambulance aan. De verbalisant heeft aangegeven dat de autoambulance op een afstand van ongeveer 20 meter voor hem reed. Bij het ontbreken van overige gegevens acht de rechtbank dit alleen onvoldoende om te komen tot de gevolgtrekking dat daadwerkelijk sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van verbalisant [slachtoffer 2] en dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg welbewust heeft aanvaard.
Feit 3
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 3 primair), nu de verdachte door zijn gedragingen in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden en daarmee levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen heeft veroorzaakt. De rechtbank overweegt hierbij dat alle feitelijke handelingen die onder feit 3 ten laste gelegd zijn blijken uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, en wel op basis van:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2023;
  • het proces-verbaal van aangifte namens [naam bedrijf] d.d. 4 juni 2021
Ten aanzien van feit 5
[aangever 1] [12] heeft op 29 mei 2021 aangifte gedaan van diefstal van zijn Porsche 356 Roadster met kenteken [kenteken 3] .
De verdachte heeft ter terechtzitting van 30 oktober 2023 verklaard dat hij op 4 juni 2021 de Porsche uit een garagebox in Brunssum heeft gehaald. De verdachte was op dat moment in de veronderstelling dat hij deze Porsche aan het stelen was. De verdachte wist dus op 4 juni 2021 dat de Porsche van diefstal afkomstig was. Hij verklaart verder dat hij iets in het stuurslot heeft gestoken om dit stuurslot te ontgrendelen zodat weer gestuurd kon worden.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan het feit bewezen worden verklaard, maar op grond van de zogenaamde heler-steler regel niet gekwalificeerd worden als heling, zie daarover hierna onder 4.
Ten aanzien van feit 6
De verdachte heeft ter terechtzitting van 30 oktober 2023 verklaard dat hij op 4 juni 2021 tijdens de achtervolging met verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de autoambulance bestuurde. De achtervolging vond plaats door Brunssum en Heerlen.
Verbalisant [slachtoffer 1] relateerde op 6 juni 2021 dat hij op 4 juni 2021 tijdens de achtervolging van de autoambulance reed in een opvallende politieauto, eenheid Limburg. De achtervolging vond plaats door Brunssum en Heerlen. De verdachte drukte met de autoambulance het dienstvoertuig meerdere malen van de weg af, waardoor het dienstvoertuig met de linker en rechterband tegen het trottoir reed. Tevens heeft de autoambulance het dienstvoertuig geraakt aan de rechterzijde. Hierdoor werd schade veroorzaakt aan het dienstvoertuig. [13] Op 23 november 2021 verklaarde [slachtoffer 1] dat hij op
4 juni 2021 tijdens de achtervolging van de autoambulance reed in een Mercedes. [14]
Verbalisant [slachtoffer 2] relateerde op 4 juni 2021 dat hij op 4 juni 2021 tijdens de achtervolging van de autoambulance reed in een onopvallende politieauto van de politie, eenheid Limburg, zijnde een Opel Astra. De achtervolging vond plaats door Brunssum en Heerlen. [15]
Verbalisant [slachtoffer 2] verklaarde op 5 juni 2021 dat de autoambulance op 4 juni 2021 tijdens de achtervolging tegen de achterkant van zijn politievoertuig is gebotst. Zijn voertuig raakte beschadigd aan de achterzijde, de achterbumper was beschadigd, ingedeukt en de zijkanten van de bumper zaten los. Verbalisant [slachtoffer 2] verklaarde tevens dat hij reed in een auto voorzien van het kenteken [kenteken 1] . [16]
Uit het proces-verbaal van de VerkeersOngevalAnalyse (VOA) blijkt dat er naar aanleiding van de botsingen tijdens de achtervolging een onderzoek werd verricht aan de autoambulance, het onopvallende politievoertuig, zijnde de Opel met het kenteken [kenteken 1] en aan het opvallende politievoertuig, de Mercedes met kenteken [kenteken 2] B.
De volgende schades werden geconstateerd:
Schade- en sporenbeelden op en aan de Mercedes-Benz.
Breukschade in de rechter achterlichtunit.
Krassporen in het wieldeksel van het linker voorwiel, mogelijk door contact met een
trottoirband.
Krassporen in het wieldeksel van het rechter voorwiel. Stof/gruis op de band van het rechter voorwiel, zeer waarschijnlijk door contact met een trottoirband.
Rubbersporen op het wieldeksel van het rechter achterwiel. Rubbersporen op de sidebar rechts, zeer waarschijnlijk door contact met een band. De sidebar was richting het voertuig gedrukt en de afsluitdop aan de achterzijde ontbrak (foto 14 is een opname van de sidebar links, ter vergelijking).
Schade- en sporenbeelden op en aan de Opel.
Breukschade in de schaal van de achterbumper links.
Verbogen achterbumper links. […]
Op de schaal van de achterbumper links trof ik veegsporen en stempelingen aan. Op
de kentekenplaat links trof ik deukschade en krassporen aan. In de kentekenplaathouder links trof ik breukschade aan, de linker rand was naar links weggedrukt. [17]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 7
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 4 juni 2021 tijdens de achtervolging met verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de autoambulance met daarop de Porsche 356 Roadster bestuurde. De achtervolging vond plaats door Brunssum en Heerlen.
[aangever 2] deed op 4 juni 2021 aangifte van verlaten plaats ongeval. [18] Deze aangifte houdt onder meer het volgende in:
[…] 3 juni 2021 parkeerde ik omstreeks 21:00 uur mijn auto in de [straatnaam 1] te Heerlen. […] ik werd vannacht wakker van het geluid van sirenes, dit was rond 05:00 uur. Ik hoorde een knal en ik keek uit het slaapkamerraam aan de straatzijde. Ik zag dat een politie
auto met sirene stilstaan, ik ben naar buiten gegaan om te kijken en ik zag dat een oplegger tegen mijn auto aangereden was. Ik zag dat deze oplegger met zijn rechterzijde tegen de rechter zijkant van mijn auto aangereden was. Hierdoor raakte de rechterbuitenspiegel beschadigd doordat deze naar binnen klapte en ontstond een flinke deuk in het bijrijders-portier en de horizontale balk eronder. De oplegger stond naast mijn auto. Ik zag dat de politie een verdachte aanhield […] Degene die betrokken is geweest bij het genoemde verkeersongeval of door wiens gedraging dit verkeersongeval is veroorzaakt, heeft de plaats van het verkeersongeval verlaten. Deze persoon heeft zijn of haar identiteit niet bekend gemaakt. […]
[aangever 3] [19] deed op 8 juni 2021 aangifte van verlaten plaats ongeval. Deze aangifte houdt onder meer het volgende in:
Op […] 03 juni 2021 omstreeks 22:00 uur parkeerde ik mijn auto op de [straatnaam 2]
ter hoogte van mijn woning gelegen op nummer [X] . […] Op […] 04 juni 2021 omstreeks 04:00 uur werd ik wakker van sirenes bij mij in de straat. Ik hoorde op dat moment ook een harde knal. […] Toen ik op vrijdag 04 juni 2021 omstreeks 07:00 uur wakker werd, zag ik op mijn telefoon een bericht van L1. Ik las toen dat de politie een autoambulance hadden achtervolgd met een Porsche die bij mij in de straat van de autoambulance was geraakt. Ik las toen ook dat de bestuurder van de autoambulance tijdens de achtervolging meerdere geparkeerde auto's had geramd. Ik ben vervolgens naar mijn auto gelopen […] Ik zag […] dat mijn auto aan de rechterzijde was beschadigd. Ik zag dat er een kras zat vanaf de rechterzijde van de achterbumper tot aan de rechter wielkast aan de voorzijde. Ik zag vervolgens dat er tevens een deuk zat vanaf de scharnieren van het rechter voorportier tot aan het eerder genoemde wielkast en dat het rechter voorwiel kapot was.
Degene die betrokken is geweest bij het genoemde verkeersongeval of door wiens
gedraging dit verkeersongeval is veroorzaakt, heeft de plaats van het verkeersongeval
verlaten. Deze persoon heeft zijn of haar identiteit niet bekend gemaakt. […]
Verbalisant [slachtoffer 1] relateerde op 6 juni 2021 dat hij op 4 juni 2021 zag dat de autoambulance meerdere geparkeerde auto’s heeft geraakt en zag dat op de [straatnaam 2] in Heerlen de Porsche van de autoambulance afviel. Later sloeg de autoambulance de [straatnaam 1] in Heerlen in en reed vervolgens tegen geparkeerde auto’s op. De bestuurder van de autoambulance rende vervolgens weg en werd even later aangehouden. [20]
Verbalisant [slachtoffer 2] verklaarde dat hij op 4 juni 2021 zag dat de autoambulance hevig slingerend door de [straatnaam 2] in Heerlen reed en dat daardoor de Porsche van de autoambulance viel. Op de [straatnaam 2] stonden aan de linkerzijde van de weg geparkeerde auto’s. [21]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 4 juni 2021 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een autoambulance met daarop een personenauto:
- toen die [slachtoffer 1] zich met zijn auto op een fietspad bevond, met een hoge snelheid en zonder af te remmen in de richting van die auto heeft gestuurd, en aldus heeft getracht op die auto in te rijden;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 4 juni 2021 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een autoambulance met daarop een personenauto:
- met een hoge snelheid en zonder af te remmen in de richting van de auto waarin die [slachtoffer 2] zich bevond heeft gestuurd en aldus heeft getracht op die auto in te rijden;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op meerdere tijdstippen op 4 juni 2021 in de gemeentes Brunssum en Heerlen als bestuurder van een voertuig, te weten een autoambulance met daarop een personenauto, daarmee rijdende op meerdere wegen in Brunssum en Heerlen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door meermalen:
- onvoldoende rechts te houden;
- gevaarlijk in te halen;
- geen voorrang te verlenen;
- de krachtens de wet vastgestelde maximumsnelheid te overschrijden;
- zeer dicht achter een ander voertuig te rijden;
- op andere voertuigen in te rijden;
- tegen andere voertuigen te botsen;
- op de rotondes en eenrichtingswegen tegen de verkeersrichting in te rijden;
- slingerend te rijden, waardoor de te vervoeren personenauto die op de autoambulance stond, van de autoambulance is geraakt, en op de weg terecht is gekomen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
4.
op 4 juni 2021 in de gemeente Eijsden-Margraten tezamen en in vereniging met een ander, een autoambulance met aanhanger, die aan [naam bedrijf] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen autoambulance onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
5.
op 4 juni 2021 in de gemeente Brunssum, een personenauto, te weten een Porsche 356 Roadster (kenteken [kenteken 3] ), heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
op meerdere tijdstippen op 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk dienstvoertuigen, te weten een auto van het merk Opel (kenteken [kenteken 1] ) en een auto Mercedes-Benz (kenteken [kenteken 2] B), die aan de politie Limburg toebehoorden, heeft beschadigd;
7.
als degene door wiens gedraging meerdere verkeersongevallen waren veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welke verkeersongevallen hadden plaatsgevonden in Heerlen aan de [straatnaam 1] en aan de [straatnaam 2] , op 4 juni 2021 de voornoemde plaatsen van vorenbedoelde ongevallen heeft verlaten, terwijl bij die ongevallen, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen (te weten [aangever 2] en [aangever 3] ) schade was toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ten aanzien van feit 5:
Het is vaste rechtspraak dat het voorhanden hebben van gestolen goederen niet als heling kan worden gekwalificeerd als je die goederen door je eigen misdrijf in handen hebt gekregen; de zogenaamde heler-steler regel. Verdachte wordt dus ontslagen van alle rechtsvervolging voor feit 5.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair: poging tot doodslag
feit 2 primair: poging tot doodslag
feit 3 primair: overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 6: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
feit 7: overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaar.
De officier van justitie heeft daarbij in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van de feiten, die zijn gepleegd tegen politieagenten en levensgevaar voor anderen hebben veroorzaakt, alsmede met het tijdsverloop, de procesopstelling van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie niet passend is. De verdachte heeft hard gewerkt om zijn leven te beteren en door een lange gevangenisstraf zullen de positieve ontwikkelingen doorkruist worden. De maatschappij heeft daar ook geen belang bij. De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen met het onvoorwaardelijk deel gelijk aan het voorarrest, gecombineerd met een taakstraf van 240 uur. Een ontzegging van de rijbevoegdheid is geen effectieve reactie op het handelen van de verdachte en gezien het tijdsverloop ook niet (meer) passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van de feiten
Op 4 juni 2021 heeft de verdachte een autoambulance gestolen en heeft daarop een gestolen Porsche geladen. Toen de politie de verdachte in de autoambulance tegenkwam en hem wilde stoppen is het tot een wilde en uiterst gevaarlijke achtervolging gekomen in Brunssum en Heerlen. Het meest schokkende is dat verdachte bij deze achtervolging op twee verschillende momenten op agenten is ingereden die hem de weg probeerden te versperren, dit zonder te remmen, met een flinke snelheid, een zwaar voertuig en zonder uit te wijken. Hiermee heeft de verdachte zich twee maal schuldig gemaakt aan poging doodslag. Dat de agenten dit niet met hun leven hebben moeten bekopen is een omstandigheid die geenszins aan de verdachte te danken is, maar uitsluitend aan de snelle reactie van deze agenten. Dit zijn op zichzelf al zeer ernstige feiten. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de betreffende politieagenten. Deze agenten hebben hierbij doodsangsten uitgestaan en ondervinden hier nog steeds de ernstige gevolgen van. Dit laatste bleek duidelijk uit de indringende slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] ter terechtzitting, waarin hij onder meer naar voren bracht dat hij mede als gevolg van dit feit lijdt aan een complexe posttraumatische stressstoornis, al bijna twee jaar ziek thuis is, na een dienstverband van 20 jaar helaas niet langer bij de politie kan werken en lijdt onder herbelevingen en nachtmerries. Verder verklaart hij ten aanzien van de achtervolging:
Deze achtervolging van die bewuste nacht, was de allerheftigste achtervolging in mijn hele carrière van 20 jaar. En geloof mij ik heb er vele tientallen gehad. Ik heb echt gevreesd voor mijn leven die nacht. Als ik niet goed en adequaat had gereageerd en gehandeld dan stond ik nu niet hier tegenover u.
Door het gedrag van de verdachte is het ook tot een botsing met de verbalisant [slachtoffer 2] gekomen en heeft de verdachte zich tijdens de achtervolging tevens schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk rijgedrag. Hij heeft in ernstige mate de verkeersregels geschonden door onder meer te snel te rijden, niet rechts te houden, op voertuigen in te rijden, op rotondes tegen het verkeer in te rijden, tegen auto’s aan te rijden en zo heftig te slingeren dat de op de autoambulance geladen Porsche van die wagen viel.
Door zijn handelwijze heeft de verdachte de politieambtenaren, maar ook andere weggebruikers in (levens)gevaar gebracht. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij zijn belang om niet aangehouden te worden zwaarder heeft laten wegen dan de veiligheid van niet alleen de agenten maar ook de veiligheid van andere weggebruikers. Ook brengt een dergelijk feit in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte die, zeker gezien de jonge leeftijd van de verdachte, met 14 pagina’s aanzienlijk is. Daarin staan weliswaar veroordelingen voor soortgelijke delicten, deze vallen echter buiten de recidiveperiode van
5 jaren. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de het reclasseringsadvies ten aanzien van de verdachte van 25 oktober 2023 waarin naar voren komt dat – hoewel niet zonder aanvankelijke moeilijkheden – de begeleiding van de verdachte inmiddels goed verloopt, hij een goede relatie heeft met zijn begeleiders en toezichthouder en zich hard heeft ingezet voor een baan. De verdachte heeft een dochtertje van ruim zes maanden en zijn vriendin heeft een positieve invloed op hem. Het gezin zit momenteel in een Housing traject. De reclassering ziet groei bij de verdachte en een afname van de risico’s. Zij adviseren een straf zonder bijzondere voorwaarden. Een gevangenisstraf zal verdachte schaden, gezien zijn fulltime baan, zijn Housing-traject en zijn inkomen, waar zijn gezin ook van afhankelijk is, aldus de reclassering.
Straftoemeting
De ernst van deze feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel zonder meer een langdurige gevangenisstraf. Gezien hetgeen hierboven overwogen is ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank zich hierbij gebogen over de vraag of een straf geboden is op grond waarvan de verdachte onvoorwaardelijk terugkeert naar de gevangenis. Dit was voor de rechtbank geenszins een eenvoudige afweging.
De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat de pogingen tot doodslag gepleegd zijn tegens politieagenten. Ook strafverzwarend weegt de rechtbank mee dat de achtervolging en de daarmee gepaard gaande strafbare feiten hebben plaatsgevonden op de openbare weg. Daarmee zijn andere personen, die niets met dit voorval te maken hadden, in gevaar gebracht. Zo kon een nietsvermoedende wandelaar ternauwernood van het zebrapad geraken toen de verdachte op hem afraasde in de door hem gestolen autoambulance.
Gelet op het voorgaande, zou een straf waarbij de verdachte terug zou moeten keren naar de gevangenis alleszins op zijn plaats zijn. In dat verband is de eis van de officier van justitie in beginsel ook begrijpelijk. De rechtbank gaat dat desalniettemin niet doen en wel om navolgende redenen.
De rechtbank heeft op de zitting een verdachte gezien die sinds de bewezenverklaarde delicten een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij lijkt degelijk van zijn fouten te hebben geleerd, getuige ook de indruk die de reclassering van hem heeft opgedaan. Tijdens de zitting heeft de verdachte ook de nodige oprechtheid getoond bij het uitleggen wat er op de bewuste dag is gebeurd en wat zijn rol daarin was. Die oprechtheid kwam het beste tot uiting toen het slachtoffer [slachtoffer 1] klaar was met het voorlezen van zijn indrukwekkende slachtofferverklaring. De verdachte barstte spontaan in huilen uit en betuigde wederom zijn spijt. Deze reactie kon vervolgens op begrip en waardering rekenen van het slachtoffer [slachtoffer 1] dat aangaf niet boos of kwaad op de verdachte te zijn en hem als “mens en broer” vooral opriep te denken aan de kostbare levens van anderen maar ook dat van hemzelf en dat boven snel geld verdienen te stellen. Slachtoffer [slachtoffer 1] gunt de verdachte een tweede kans. De rechtbank is het, mede gelet ook op de positieve indruk die de rechtbank van de verdachte heeft opgedaan, daarmee eens.
Dus, hoewel een nieuwe gang naar de cel alleszins gerechtvaardigd is, kiest de rechtbank ervoor om de verdachte het voordeel van de twijfel te geven. Hij zal een straf krijgen en op die manier zeker voelen dat hetgeen hij gedaan heeft absoluut onacceptabel is. Hij hoeft echter niet terug de cel in.
Naast het voorgaande houdt de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat ook rekening met het feit dat de redelijke termijn is overschreden. De Hoge Raad neemt in zijn uitleg van de redelijke termijn immers als uitgangspunt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg vonnis dient te worden gewezen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat door of vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit deze heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De verdachte werd op 4 juni 2021 als verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. De rechtbank neemt deze datum als uitgangspunt voor de aanvang van de redelijke termijn. Dit vonnis wordt op 13 november 2023 gewezen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim 5 maanden overschreden.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf van
24 maanden (in plaatst van 26, dit gelet op de overschrijding van de redelijke termijn) waarvan 18 maanden voorwaardelijk (proeftijd 3 jaren) met daarbij een taakstraf van 240 uur. Met een dergelijke straf beoogt de rechtbank te voorkomen dat de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte worden doorkruist en zo de kans wordt vergroot dat de verdachte opnieuw de fout in gaat. De rechtbank wil de verdachte hierbij nadrukkelijk meegeven dat hij voor deze feiten ook voor langere tijd (weer) in de gevangenis had kunnen belanden en dat zij hem hiermee een eenmalige kans biedt die hij moet aangrijpen om de goede ontwikkeling die hij op dit moment doormaakt vast te houden. Mocht de verdachte dit niet doen, dan weet hij wat hem mogelijk te wachten staat. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid. Het feit dateert van een tijd terug en de verdachte heeft inmiddels zijn rijbewijs behaald. En ook hier geldt: de rechtbank gunt de verdachte het voordeel van de twijfel. Verdachte doet het goed en zijn rijbewijs is belangrijk voor hem. Daarom zal de rechtbank volstaan met de hiervoor vermelde straf.
Ondanks het advies van de reclassering om aan de verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen, ziet de rechtbank wel aanleiding hiertoe. Er lopen immers nog verschillende trajecten op het gebied van begeleid wonen en WMO-indicatie. Gelet op het feit dat de verdachte het goed doet en hij nog niet alles rond heeft, zijn toezicht en hulp aan de verdachte nog steeds geboden. Daarom zal de rechtbank een aantal specifieke voorwaarden opleggen, met name om te waarborgen dat het goed blijft gaan met de verdachte.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 925,00 terzake van
feit 1.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 943,00 terzake van feit 2.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voldoende zijn onderbouwd en geheel toegewezen kunnen worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn voldoende onderbouwd en niet betwist en komen de rechtbank niet onbillijk voor en zullen dan ook geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, met kostenveroordeling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, een en ander zoals hierna in het dictum vermeld.

8.Het beslag

De rechtbank gelast de teruggave van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 287, 304, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde onder
  • verklaart dat het overige bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
  • stelt de volgende
dat verdachte zich na de uitspraak meldt bij de Reclassering Nederland, Heerderweg 25 Maastricht (telnr. 088-8041501). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan de controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
dat verdachte werk zoekt en voldoende inspanning levert om het eenmaal gevonden werk te behouden;
dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 925,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 4 juni 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 925,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 4 juni 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 18 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
€ 943,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 4 juni 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , van € 943,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 4 juni 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 18 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
  • een gsm (omschrijving: PL2300-2021084191-G1420378, Samsung);
  • een muts (omschrijving: PL2300-2021084191-G1420385 bivakmuts, zwart);
  • een handschoen (omschrijving: PL2300-2021084191-G1420386, Condor);
  • een pet (omschrijving: PL2300-2021084191-G1420387, Black Bananas);
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. van de Ven, voorzitter, mr. D. Osmić en
mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting van 13 november 2023.
Buiten staat
Mr. F.A. van de Ven is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging - ten laste gelegd dat
1.
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een autoambulance met daarop
een (personen)auto, in elk geval een relatief zwa(a)r(e) voertuig(combinatie):
- toen die [slachtoffer 1] zich met zijn (personen)auto op of nabij een fietspad bevond, met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen in de richting van die (personen)auto heeft gestuurd, en/of (aldus) heeft getracht op die (personen)auto in te rijden;
- meermalen met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen heeft gestuurd in de richting van de (personen)auto waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, en/of (aldus) heeft getracht die (personen)auto van de weg te rijden, en/of
- zodanig heeft gereden dat de (personen)auto die op de autoambulance stond, van de autoambulance is geraakt en op de weg terecht is gekomen, waar die [slachtoffer 1] met zijn (personen)auto reed,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een autoambulance
met daarop een (personen)auto, in elk geval een relatief zwa(a)r(e) voertuig(combinatie):
- toen die [slachtoffer 1] zich met zijn (personen)auto op of nabij een fietspad bevond, met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen in de richting van die (personen)auto heeft gestuurd, en/of (aldus) heeft getracht op die (personen)auto in te rijden;
- meermalen met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen heeft gestuurd in de richting van de (personen)auto waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, en/of (aldus) heeft getracht die (personen)auto van de weg te rijden, en/of
- zodanig heeft gereden dat de (personen)auto die op de autoambulance stond, van de autoambulance is geraakt en op de weg terecht is gekomen, waar die [slachtoffer 1] met zijn (personen)auto reed,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door als bestuurder van een autoambulance met daarop een (personen)auto, in elk geval een relatief zwa(a)r(e) voertuig(combinatie):
- toen die [slachtoffer 1] zich met zijn (personen)auto op of nabij een fietspad bevond, met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen in de richting van die (personen)auto te sturen;
- meermalen met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen te sturen in de richting van de (personen)auto waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, en/of
- zodanig te rijden, dat de (persosnen)auto die op de autoambulance stond, van de autoambulance is geraakt en op de weg terecht is gekomen, waar die [slachtoffer 1] met zijn (personen)auto reed;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een autoambulance met daarop
een (personen)auto, in elk geval een relatief zwa(a)r(e) voertuig(combinatie):
- met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen in de richting van de (personen)auto waarin die [slachtoffer 2] zich bevond heeft gestuurd en/of aldus heeft getracht op die (personen)auto in te rijden;
- meermalen met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen heeft gestuurd in de richting van de (personen)auto waarin die [slachtoffer 2] zich bevond, en/of (aldus) heeft getracht die (personen)auto van de weg te rijden;
- met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen tegen de achterzijde van de (personen)auto waarin die [slachtoffer 2] zich bevond, heeft gereden, althans tegen die (personen)auto is gebotst, en/of
- zodanig heeft gereden, dat de (personen)auto die op de autoambulance stond, van de autoambulance is geraakt en op de weg terecht is gekomen, waar die [slachtoffer 2] met zijn (personen)auto reed,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een autoambulance
met daarop een (personen)auto, in elk geval een relatief zwa(a)r(e) voertuig(combinatie):
- met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen in de richting van de (personen)auto waarin die [slachtoffer 2] zich bevond heeft gestuurd en/of aldus heeft getracht op die (personen)auto in te rijden;
- meermalen met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen heeft gestuurd in de richting van de (personen)auto waarin die [slachtoffer 2] zich bevond, en/of (aldus) heeft getracht die (personen)auto van de weg te rijden;
- met een hoge snelheid en/of zonder af te remmen tegen de achterzijde van de (personen)auto waarin die [slachtoffer 2] zich bevond, heeft ingereden, althans tegen die (personen)auto is gebotst, en/of
- zodanig heeft gereden, dat de (personen)auto die op de autoambulance stond, van de autoambulance is geraakt en op de weg terecht is gekomen, waar die [slachtoffer 2] met zijn (personen)auto reed,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen een ambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door als bestuurder van een autoambulance met daarop een (personen)auto
tegen de achterzijde van de (personen)auto waarin die [slachtoffer 2] zich bevond, te botsen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen als bestuurder van een voertuig, te weten een autoambulance met daarop een (personen)auto, in elk geval een relatief zwa(a)r(e) voertuig(combinatie), daarmee rijdende op meerdere weg(en) in Brunssum en/of Heerlen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door meermalen:
- onvoldoende rechts te houden;
- gevaarlijk in te halen;
- geen voorrang te verlenen;
- de krachtens de wet vastgestelde maximumsnelheid te overschrijden;
- zeer dicht achter (een) ander(e) voertuig(en) te rijden;
- op (een) ander(e) voertuig(en) in te rijden;
- tegen (een) ander(e) voertuig(en) te botsen;
- ( op de rotondes en/of eenrichtingswegen) tegen de verkeersrichting in te rijden;
- slingerend te rijden, waardoor de te vervoeren (personen)auto die op de autoambulance stond, van de autoambulance is geraakt, en op de weg terecht is gekomen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen als bestuurder van een voertuig, te weten een autoambulance met daarop een (personen)auto, in elk geval een relatief zwa(a)r(e) voertuig(combinatie), daarmee rijdende op meerdere weg(en) in voornoemde gemeente(s), meermalen:
- onvoldoende rechts heeft gehouden;
- gevaarlijk in heeft gehaald;
- geen voorrang heeft verleend;
- de krachtens de wet vastgestelde maximumsnelheid heeft
overschreden;
- zeer dicht achter (een) ander(e) voertuig(en) is gereden;
- op (een) ander(e) voertuig(en) in heeft gereden;
- tegen (een) ander(e) voertuig(en) heeft gebotst;
- ( op de rotondes en/of eenrichtingswegen) tegen de verkeersrichting in heeft gereden;
- slingerend heeft gereden, waardoor de te vervoeren (personen)auto die op de autoambulance stond, van de autoambulance is geraakt, en op de weg terecht is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
4.
hij op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente Eijsden-Margraten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een autoambulance met aanhanger, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen autoambulance onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto, te weten een Porsche 356 Roadster (kenteken [kenteken 3] ), althans een goed, heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 juni 2021 in de gemeente(s) Brunssum en/of Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk (een) dienstvoertuig(en), te weten een (personen)auto van het merk Opel (kenteken [kenteken 1] ) en/of een (personen)auto Mercedes-Benz
(kenteken [kenteken 2] B), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan de politie Limburg, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij, als degene door wiens gedraging een of meerdere verkeersongeval(len) was/waren veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk(e) verkeersongeval(len) had/hadden plaatsgevonden in Heerlen aan de [straatnaam 1] en/of aan de [straatnaam 2] , op of omstreeks 4 juni 2021 de (voornoemde) plaats(en) van vorenbedoeld(e) ongeval(len) heeft verlaten, terwijl bij dat/die ongeval(len), naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander en/of anderen (te weten [aangever 2]
en/of [aangever 3] ) schade was toegebracht;
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, onderzoek LB2R021056, gesloten d.d. 15 september 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 297.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2021, pagina’s 129 en 130.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 juni 2021, pagina’s 155 en 156.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2021, pagina’s 131 tot en met 132.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 5 juni 2021, pagina’s 147 tot en met 149.
6.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 23 november 2021, pagina’s 7 en 8.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2021, pagina’s 123 en 124.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2021, pagina 127.
9.Proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse (VOA) d.d. 23 juli 2021, pagina’s 183, 191, 195 en 198.
10.(Gewijzigde) tenlastelegging, eerste gedachtestreepje feit 1 primair en feit 2 primair.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juni 2021, pagina’s 212 en 213.
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 mei 2021, pagina 256.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2021, pagina’s 129 en 130.
14.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 23 november 2021, pagina 15.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2021, pagina’s 131 tot en met 132.
16.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 5 juni 2021, pagina’s 147 tot en met 149.
17.Proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse (VOA) d.d. 23 juli 2021, pagina’s 183 en 184 en de foto’s op pagina’s 191 tot en met 197.
18.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juni 2021, pagina 175.
19.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juni 2021, pagina’s 179 en 180.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2021, pagina’s 129 en 130.
21.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 5 juni 2021, pagina’s 148 en 149.