ECLI:NL:RBLIM:2023:6648

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
C/03/292985 / HA ZA 21-295
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel recht. Bodemzaak. Waardering getuigenbewijs. Bewijs van eigendom twee paarden niet geleverd.

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 8 november 2023 een vonnis gewezen in een zaak tussen een vennootschap onder firma als eiseres en meerdere gedaagden, eveneens vennootschappen en particulieren. De zaak betreft de eigendom van twee paarden, waarbij de eiseres stelt dat zij eigenaar is van deze dieren. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 7 september 2022, de eiseres opgedragen te bewijzen dat zij eigenaar is van de paarden. De eiseres heeft getuigen en bewijsstukken ingebracht, waaronder verklaringen van een partijgetuige en bewijs van kosten die zij zou hebben gemaakt voor de paarden. De gedaagden hebben de eigendom betwist en aangevoerd dat de eiseres niet het bewijs heeft geleverd dat zij eigenaar is van de moederdieren van de paarden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de eiseres niet is geslaagd in het bewijs van haar eigendom. De verklaring van de partijgetuige werd niet ondersteund door aanvullend bewijs, en de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die de eiseres aanvoert, zoals het betalen van kosten en het stallen van de paarden, niet voldoende zijn om eigendom te bewijzen. De rechtbank heeft de vordering van de eiseres tot schadevergoeding met betrekking tot de paarden afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de eiseres gevraagd of zij nog een deskundige wil benoemen in het kader van de verwaarlozing van de paarden, aangezien de resterende vordering beperkt is in verhouding tot de kosten van een deskundige. De zaak is aangehouden voor verdere akten van partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/292985 / HA ZA 21-295
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
kantoorhoudend te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. F. Kolkman,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat: mr. J.A. Houben-Timmermans.
Partijen zullen Hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 januari 2023,
- de akte uitlating na tussenvonnis van [eiseres] met producties 23, 24 en 25,
- de akte uitlaten na tussenvonnis van [gedaagden] ,
- het B-16 formulier van 17 januari 2023 met getuigenaanzegging van [eiseres]
(4 getuigen),
- de e-mail van 19 april 2023 waarin mr. Kolkman de rechtbank verzoekt om tijdens de enquête twee (reeds aangezegde) getuigen te horen die kunnen verklaren over de gestelde verwaarlozing,
- de e-mail van 19 april 2023 waarin mr. Houben-Timmermans de rechtbank bericht dat [gedaagden] bezwaar hebben tegen het horen van getuigen over een onderwerp waarover geen bewijsopdracht aan [eiseres] is verstrekt, maar waarvoor geldt dat de rechtbank voornemens is om een deskundige te benoemen,
- de e-mail van 20 april 2023 waarin de rechtbank partijen bericht dat de getuigenverhoren uitsluitend zien op de bewijsopdracht zoals omschreven in r.o. 5.1. van het tussenvonnis van 7 september 2022,
- het B-16 formulier van 20 april 2023 waarin mr. Kolkman mededeelt dat uitsluitend twee getuigen zullen worden opgeroepen,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van [eiseres] , en aansluitend de voortzetting van de mondelinge behandeling gehouden op 21 april 2023,
- de conclusie na enquête van [eiseres] met producties 26 tot en met 32,
- de antwoordconclusie na enquête van [gedaagden] met producties 8 tot en met 10, alsmede de reactie op het overgelegde (overzicht) bewijsmiddelen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

De aktes
2.1.
[eiseres] heeft bij haar akte na tussenvonnis van 4 januari 2023 producties 23, 24 en 25 (foto’s paarden en een video op een USB-stick) ingebracht als bewijzen voor haar stellingen aangaande de verwaarlozing van de paarden. [eiseres] heeft in de akte voorts bewijs aangeboden van de door haar gestelde verwaarlozing door (onder meer) het (doen) horen van de behandelend dierenartsen als getuigen, het beschikbaar stellen van het nog voorhanden zijnde hoefmateriaal en de bloedonderzoeken. [eiseres] heeft de rechtbank in haar akte ten slotte verzocht om prof. dr. [naam deskundige 1] opnieuw te benaderen en haar te vragen of zij, gelet op deze nieuwe bewijsmiddelen en het aangeboden getuigenbewijs, alsnog bereid is om een benoeming als deskundige te aanvaarden. [eiseres] heeft de rechtbank voorts verzocht om, indien [naam deskundige 1] bij haar standpunt blijft dat zij niet beschikbaar is,
dr. [naam deskundige 2] als deskundige te benoemen.
2.2.
[gedaagden] hebben in hun akte aangegeven dat de benoeming van een andere deskundige, gelet op hetgeen prof. dr. [naam deskundige 1] de rechtbank heeft bericht, niet zinvol is. [naam deskundige 1] heeft de rechtbank immers bericht dat de benoeming van een deskundige geen meerwaarde heeft, nu er geen uitgebreid medisch dossier en (identificeerbaar) beeldmateriaal voorhanden is en dat verwaarlozing, zelfs indien dit het geval was, gelet op het tijdsverloop, doorgaans moeilijk te bewijzen is. Indien de rechtbank desondanks van mening is dat er toch een deskundige benoemd dient te worden, dan stemmen [gedaagden] in met de benoeming van
dr. [naam deskundige 2] .
2.3.
[eiseres] heeft in haar conclusie na enquête nadere bewijsstukken ingebracht, die betrekking hebben op de verklaringen van de heer [getuige] tijdens het getuigenverhoor en het verhandelde tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling (producties 26 tot en met 32).
2.4.
[gedaagden] betwisten in hun antwoordconclusie na enquête hetgeen partijgetuige [getuige] in het kader van de bewijsopdracht ter zake de eigendom van [naam 1] en [naam 2] heeft verklaard. [gedaagden] protesteren verder tegen het na de enquête nog overleggen van bewijsmiddelen ten behoeve van de bewijsopdracht. Zij achten zich hierdoor in hun procespositie geschaad.
Bewijs van eigendom geleverd?
2.5.
De rechtbank heeft [eiseres] in haar tussenvonnis van 7 september 2022 in r.o. 5.1. opgedragen te bewijzen dat zij eigenaar is van de paarden [naam 1] en [naam 2] .
2.6.
De rechtbank stelt met betrekking tot de eigendom bij paarden het volgende voorop. Dieren zijn weliswaar geen zaken, maar bepalingen met betrekking tot zaken zijn op dieren van toepassing (art. 3:2a BW). In dat kader heeft het volgende te gelden. De eigenaar van een zaak wordt ook de eigenaar van de afgescheiden natuurlijke vruchten, behoudens rechten van anderen (art. 5:1 lid 3 BW en art. 5:17 BW). Nakomelingen van dieren betreffen (in beginsel) steeds de vruchten van het vrouwelijke dier (zie NJ 1987/985, HR 17-10-1986, ECLI:NL:PHR:1986:AC9526). [eiseres] stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat zij (mede) eigenaresse was van de moeders van [naam 1] en [naam 2] . Van doorslaggevend belang is dus of de paarden waarvan [eiseres] stelt (mede) eigenaresse te zijn (aantoonbaar) afstammen van een aan haar, ten tijde van de geboorte, in eigendom toebehorend moederdier.
2.7.
[eiseres] heeft in het kader van de aan haar gegeven bewijsopdracht de heer [getuige] als getuige doen horen. De getuige is een (huidige) vennoot van eiseres en dus een partijgetuige in de zin van artikel 164 Rv. Dit artikel bepaalt dat de verklaring van een partij die als getuige is gehoord omtrent door haar te bewijzen feiten, geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, indien geen aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zodanig essentiële punten betreft dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maken.
2.8.
[getuige] verklaart met betrekking tot [naam 1] als volgt.
‘ [naam 1] is geboren uit eigen fok met als moeder [naam 3] en als vader [naam 4] . [naam 3] , die inmiddels is overleden, was eigendom van [eiseres] [naam 3] is aangekocht, ik schat in 2015 / 2016, na het einde van haar sportcarrière. Ze is gekocht van privépersonen, familie [familienaam] . De koop is destijds contant gegaan, er is niets op papier gesteld. Ik heb in privé geen paarden. Alle paarden zijn eigendom van [eiseres] ’
[getuige] verklaart met betrekking tot [naam 2] als volgt.
‘ [naam 2] is ook uit eigen fok geboren met als moeder [naam 5] en als vader [naam 6] .
[naam 5] is geen eigendom van [eiseres] , maar de V.O.F. heeft haar in bruikleen gekregen van mevrouw [naam 7] . De afspraak met mevrouw [naam 7] was dat het veulen na drie jaar gezamenlijk eigendom zou zijn van [eiseres] en mevrouw [naam 7] . In die periode is mevrouw [naam 7] echter overleden. Haar dochter, die ook [naam 7] heet, en woonachtig is in Florida is na het overlijden van haar moeder langs geweest om naar [naam 2] te kijken en te bespreken hoe nu verder met het paard. De dochter heeft besloten om afstand te doen van [naam 2] , waardoor [eiseres] volledige eigenaar geworden is van [naam 2] . De afstandsverklaring is door haar aan [eiseres] toegemaild en daardoor niet ondertekend. Zij heeft afstand gedaan, omdat zij geen kosten wilde hebben aan [naam 2] , terwijl [naam 2] voor haar niet commercieel interessant was in de paardensport. Ik heb de afstandsverklaring nu niet bij me, die zou ik moeten opzoeken.’
[getuige] verklaart in zijn algemeenheid het volgende.

Gebruikelijk is dat de eigenaar van moeder de eigenaar van het veulen is. Dat kan anders zijn in geval van jonge hengsten. Daar was hier geen sprake van.
‘Beide paarden zijn bij mij op stal geboren, met bij mij bedoel ik: op stal bij [eiseres] Ik heb namens de V.O.F. [naam 1] en [naam 2] geregistreerd in het stamboek via internet. Daarna komt er iemand langs om het paard te bekijken en die maakt ook een tekening van het paard en controleert het chip-nummer. Dan dient deze persoon de gegevens in bij het stamboek en daarna krijg je het paspoort thuis. Daarin staat vermeld wie fokker is en wie eigenaar is. Paardenpaspoorten blijven altijd bij het paard. De paarden staan nu bij [eiseres] en daar bevinden zich dus ook de paspoorten.’
2.9.
[gedaagden] hebben na het getuigenverhoor afgezien van het recht van contra-enquête. Met betrekking tot de klacht van [gedaagden] in hun antwoordconclusie na enquête dat zij in hun procespositie geschaad zijn, omdat [eiseres] na de enquête nog de producties 26, 27 en 28 als bewijsmiddelen heeft aangeleverd, waar zij getuige [getuige] en mevrouw [naam 7] niet over hebben kunnen bevragen, overweegt de rechtbank als volgt. [gedaagden] hebben in de antwoordconclusie na enquête de gelegenheid gehad om te reageren op deze producties en zij hebben daarvan ook gebruik gemaakt. Het stond [gedaagden] bovendien vrij om de rechtbank naar aanleiding van de nadere stukken te verzoeken tot het (her)openen van de contra-enquête. De rechtbank verwerpt daarom de klacht dat [gedaagden] in hun procespositie zijn geschaad.
[naam 1]
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] niet geslaagd is in het bewijs van haar stelling dat zij eigenaar is van [naam 1] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verklaring van de partijgetuige [getuige] dat [eiseres] via koop eigenaar is geworden van [naam 3] , de moeder van [naam 1] , wordt niet met andere bewijsmiddelen ondersteund. Het blijft dus bij de blote stelling - die door [gedaagden] gemotiveerd wordt weersproken - dat [eiseres] eigenaar was van de merrie waar [naam 1] (als vrucht) uit voortkwam. Dat de stallingskosten, de onderhoudskosten en de kosten van de dierenarts jarenlang, zoals door [eiseres] wordt gesteld, door [eiseres] (zouden) zijn voldaan, maakt dit niet anders. Dit geldt ook voor het feit dat de paarden volgens [eiseres] bij haar op stal zijn geboren. Dergelijke omstandigheden maken op zich zelf bezien immers nog niet dat iemand eigenaar is, want daarmee is niet uitgesloten dat het stallen en het dragen van de kosten van de verzorging van een paard is gebaseerd op een afspraak met de eigenaar, waar bijvoorbeeld een vergoeding tegenover staat. Hetzelfde geldt voor de stelling dat de dekkingskosten door [eiseres] zijn voldaan. Nog daargelaten het feit dat uit de ter zake van de dekkingskosten ingebrachte gedingstukken, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] , niet eenduidig valt op de maken dat deze zien op (onder meer) [naam 1] (productie 26, 27 [eiseres] ). Aan de toevoeging VLV kan in dit verband evenmin de betekenis worden toegekend die [eiseres] daaraan toegekend wenst te zien. Dit geldt evenzeer voor de verwijzing door [eiseres] naar de stambomen van de paarden (stamboekinschrijving).
Nu niet in rechte is komen vast te staan dat [eiseres] eigenaresse is van [naam 1] , kan zij geen aanspraak maken op de schadevergoeding als gevorderd onder I die betrekking heeft op [naam 1] . Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
[naam 2]
2.11.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] ook niet geslaagd is in het bewijs van de stelling dat zij eigenaar is van [naam 2] . De partijgetuige heeft verklaard dat de moeder van [naam 2] eigendom was van mevrouw [naam 7] . Deze uitlating is niet onderbouwd met een ander bewijsmiddel. De verklaring van de partijgetuige dat met mevrouw [naam 7] de afspraak is gemaakt dat [naam 2] na drie jaar mede-eigendom van haar en [eiseres] zou worden, wordt evenmin ondersteund door aanvullend bewijs. Ook de verklaring van de partijgetuige dat na het overlijden van mevrouw [naam 7] haar dochter afstand heeft gedaan van [naam 2] , is niet voorzien van een toereikende onderbouwing. [eiseres] heeft ten bewijze van dit laatste, een e-mail van die dochter, woonachtig in Amerika, bij conclusie na enquête in het geding gebracht (productie 28). In deze niet ondertekende e-mail van 6 mei 2021, die door [eiseres] wordt omschreven als afstandsverklaring, staat onder meer ‘
Het eerste wat te doen valt, is wat doen we of wat wil je doen met[naam 8](onderstreping rechtbank)’ en
Ik ga akkoord met je voorstel dat als ik de kosten van de afgelopen anderhalf jaar niet hoef te betalen ze geheel van jou is en kunnen het boek sluiten.’. Nog daargelaten het feit dat het geen ondertekende, duidelijk naar de persoon traceerbare, verklaring betreft, wordt gesproken over ‘ [naam 8] ’ terwijl de bewijsopdracht ziet op [naam 2] . [eiseres] heeft gelet op het voorgaande niet het bewijs geleverd dat zij ten tijde van de geboorte van [naam 2] (mede)eigenaresse was van moederdier [naam 5] en dus evenmin dat zij eigenaresse is van de afstammeling [naam 2] . Hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd ter zake van de stallingskosten, de onderhoudskosten, de kosten van de dierenarts, de dekkingskosten, de stamboekinschrijving en VLV maakt dit niet anders.
Nu niet in rechte is komen vast te staan dat [eiseres] eigenaresse is van [naam 2] , kan zij geen aanspraak maken op de schadevergoeding als gevorderd onder I die betrekking heeft op [naam 2] . Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
2.12.
Het onder I gevorderde zal gelet op het voorgaande bij eindvonnis in zijn geheel worden afgewezen.
Het verdere verloop
2.13.
Thans rest enkel nog de beoordeling van de onder II gevorderde ontbinding van de overeenkomst en de gevorderde veroordeling tot betaling van € 2.000,-, zijnde vier keer de opfokvergoeding voor alle vier de paarden, bij wijze van ongedaanmaking van de reeds verrichte prestaties (zie r.o. 4.14. tussenvonnis 7 september 2022).
2.14.
Gelet op het feit dat de rechtbank bij eindvonnis het gevorderde onder I zal afwijzen, wenst de rechtbank van [eiseres] te vernemen of zij nog tot benoeming van een deskundige wil overgaan, in het kader van het aan haar opgedragen bewijs van haar stelling omtrent de verwaarlozing van de vier paarden. De omvang van de resterende vordering is beperkt, in relatie tot de vermoedelijke kosten die gepaard zullen gaan met de benoeming van een deskundige en waarvan [eiseres] het voorschot moet betalen. Daarbij geldt verder dat door de rechtbank nog niet beslist is op het discussiepunt of het door [eiseres] overgelegd beeldmateriaal betrekking heeft op de vier paarden die onderwerp zijn van deze procedure. Of direct tot benoeming van een deskundige kan worden overgegaan of dat eerst nog bewijslevering op dat punt moet plaatsvinden, staat nu nog niet vast. De rechtbank parkeert dit geschilpunt in afwachting van het bericht van [eiseres] of zij de benoeming van een deskundige wil doorzetten. [gedaagden] zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte hierop te reageren.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 november 2023voor het nemen van een akte door [eiseres] over hetgeen is vermeld onder r.o. 2.14.,
3.2.
bepaalt dat [gedaagden] op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kunnen nemen,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op
8 november 2023.
cb