Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[eiseres sub 1] ,
2.[eiseres sub 2]
[eiser sub 3],
1.[gedaagde sub 1] , en2. [gedaagde sub 2] ,
tevens gedaagden in het incident tot voeging,
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
het geval.”
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de rechtsgeldigheid van een besluit dat op 25 februari 2021 is genomen, waarbij toestemming werd verleend aan [eiseres sub 2] om een berging te bouwen, voorzien van een toegangstrap. Dit besluit is in geschil, waarbij de rechtbank moet beoordelen of het besluit in strijd is met de splitsingsakte en of het gezag van gewijsde van eerdere uitspraken van het gerechtshof en de kantonrechter van toepassing is. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 26 juli 2023 de gedaagden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over het gezag van gewijsde naar voren te brengen. De rechtbank overweegt dat beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, bindende kracht hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen. De rechtbank concludeert dat het besluit van 25 februari 2021 nietig is, omdat het in strijd is met de wet en de statuten van de splitsingsakte. De rechtbank wijst de vordering van de gedaagden toe en veroordeelt de eisers in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. T.A.J.M. Provaas op 8 november 2023.