3.3.1Inleiding
Bij voormeld vonnis d.d. 6 november 2023 is [verdachte] veroordeeld wegens het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd op 14 december 2021.
De officier van justitie heeft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het feit waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en/of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [verdachte] zijn begaan.
3.3.2Het bewijs
Op 14 december 2021 werd in de woning van [verdachte] , en medeveroordeelde [medeverdachte] , aan [adresgegevens verdachte] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Berekening netto opbrengst
Op basis van het Functioneel Parket Afpakken (FPA) is de volgende berekening gemaakt.
De hennepkwekerij bestond uit 263 hennepplanten. Per vierkante meter stonden er 18 hennepplanten. Dit levert volgens het FPA een opbrengst op van 26,7 gram per hennepplant.
Bij een hoeveelheid van 263 hennepplanten levert dit een opbrengst op van 7,0221 kilogram.
De kiloprijs van hennep betreft € 4.070,-. Voor een hoeveelheid van 7,0221 kilogram levert dit een bruto opbrengst op van € 28.579,95 per oogst.
De verdachte heeft tevens kosten gemaakt voor de opbouw en het inwerking houden van de hennepkwekerij. Dit betreffen de volgende kosten:
afschrijvingskosten: € 200,-;
hennepstekken: € 1.002,03 (€ 3,81 x 263 hennepplanten);
variabele kosten: € 1.020,44 (€ 3,88 x 263 hennepplanten);
totale kosten: € 2.222,47.
De gemaakte kosten dienen in mindering te worden gebracht op de bruto opbrengst.
De netto opbrengst komt hiermee op: € 28.579,95 - € 2.222,47 = € 26.357,48.
De rechtbank gaat niet, zoals in de berekening in het dossier, uit van een meeropbrengst van 20%, nu de toevoeging van CO2 enkel en alleen een kortere kweekperiode, en niet een meeropbrengst van 20%, tot gevolg heeft.
Eerdere oogst
De verbalisanten treffen de volgende omstandigheden aan die duiden op één of meerdere oogsten: 25 gram droge henneptoppen in een zakje in de kelder, hennepresten op de vloer in de kelder, hennepplantenresten in een vuilniszak, hennepresten onder het grondzeil waarop de plantenpotten stonden, een pot buiten de kweekruimte met hennepresten, kalkafzetting aan onderzijde van plantenpotten, stof op de koolstoffilters, de elektra, het rotorblad van de ventilator en de luchtafvoerslangen, hennepresten op droognetten en knipscharen met hennepresten.
De rechtbank gaat ervan uit dat er één eerdere oogst heeft plaatsgevonden, hetgeen [verdachte] ook niet betwist. Zij ontkent wel stellig dat zij aan deze oogst bovengenoemd bedrag zouden hebben verdiend. Zij stelt dat zij slechts € 2.000,- hebben ontvangen als tegemoetkoming voor het ter beschikking stellen van hun woning.
De rechtbank heeft in haar vonnis in de hoofdzaak reeds overwogen dat zij [verdachte] , alsmede haar echtgenoot, medeverdachte [medeverdachte] , beiden verantwoordelijk acht voor de teelt van de hennep en dat [verdachte] en haar echtgenoot niet enkel en alleen hun woning ter beschikking hebben gesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen derden bij deze teelt betrokken zijn geweest en dat [verdachte] en haar echtgenoot door middel van voormeld feit voordeel hebben genoten ter hoogte van voornoemd bedrag.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] door middel van voormeld feit voordeel heeft gekregen.