Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
primair). Subsidiair is ten laste gelegd dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar te trappen.
3.De beoordeling van het bewijs
feit 1 primair). Dat de verdachte [slachtoffer 2] tegen haar hoofd heeft getrapt (
feit 2 primair) is bewezen op grond van de verklaring van [slachtoffer 2] , het door haar opgelopen letsel en de deels bekennende verklaring die de verdachte in eerste instantie bij de politie heeft afgelegd. De verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 2] heeft geslagen (
feit 3). Op grond van de verklaring van [slachtoffer 2] is ook bewezen dat de verdachte aan haar haren heeft getrokken.
feit 2 subsidiair).
tegen haar hoofd/gezichtheeft getrapt. Op dit punt bevat het dossier geen steunbewijs voor de aangifte van [slachtoffer 2] , waarbij de rechtbank van belang acht dat het door [slachtoffer 2] opgelopen letsel ook kan zijn ontstaan door het andere geweld dat de verdachte jegens haar heeft gebruikt, zoals het slaan tegen het hoofd (
feit 3). Hieruit volgt dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling). Wel levert dit handelen van de verdachte een mishandeling op (
feit 2 subsidiair).
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
poging tot zware mishandeling
mishandeling
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
8.Het beslag
9.Voorlopige hechtenis
10.De wettelijke voorschriften
11.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 primair, 2 subsidiair en 3 tot een gevangenisstraf van 11 maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk ten aanzien van de vordering tot vergoeding van opgelopen studievertraging (ad € 18.150,00)en ten aanzien van de vordering tot vergoeding van verhuiskosten (ad € 255,76);
- wijst de vordering ten aanzien van het meergevorderde aan immateriële schadevergoeding af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.121,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 3.193,22, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening. Voornoemd bedrag bestaat uit een bedrag van € 1.693,22 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 3.193,22, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 41 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- onttrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen hennep (omschrijving PL2300-2021029492-G1396901);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
hij op of omstreeks 25 februari 2021 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn bovenarm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op of omstreeks 25 februari 2021 in de gemeente Heerlen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn bovenarm te steken;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2021 tot en met 15 februari 2021 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] (met kracht) in/tegen haar gezicht/hoofd heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2021 tot en met 15 februari 2021 in de gemeente Heerlen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar te trappen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks periode van 14 februari 2021 t/m 15 februari 2021 in de gemeente Heerlen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar meermalen, althans eenmaal te slaan en/of aan haar haren te trekken;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)