Uitspraak
5.Op grond van vaste jurisprudentiedient bij een besluit omtrent invordering van een verbeurde dwangsom, aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht te worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Steun voor dit uitgangspunt kan worden gevonden in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Awb (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 115). Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien. Het bestuursorgaan hoeft bij een besluit omtrent invordering van de verbeurde dwangsom in beginsel geen rekening te houden met de financiële draagkracht van de overtreder.
8.Op grond van vaste jurisprudentielevert de inschrijving in het BRP in het algemeen reeds een aanwijzing op dat de betrokkene zijn hoofdverblijf heeft op het adres waarop hij is ingeschreven, waarbij de voor die inschrijving gegeven reden niet relevant is.
hoofdverblijf. Deze beroepsgrond van eiser kan dan ook reeds daarom niet slagen.
hoofdverblijfen dat derhalve sprake was van een overtreding van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Dat de bewoning nooit langer plaatsvond dan een aangesloten periode van 6 maanden is voor de beoordeling niet relevant en kan daarom niet tot een ander oordeel leiden.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023