ECLI:NL:RBLIM:2023:6491

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
ROE 23/2259
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot sluiting van een woning wegens handel in soft- en harddrugs

Op 7 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Maastricht. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een besluit van de burgemeester, dat op 26 september 2023 is genomen. Dit besluit hield in dat de verzoeker zijn woning voor een periode van drie maanden moest sluiten, omdat in de woning een aanzienlijke hoeveelheid soft- en harddrugs was aangetroffen. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de ernst van de overtreding en de gevolgen voor de verzoeker, die lijdt aan een Autisme Spectrum Stoornis. Ondanks de argumenten van de verzoeker dat er geen noodzaak meer zou zijn voor sluiting en dat hij bijzondere binding met de woning heeft, oordeelde de voorzieningenrechter dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting kon besluiten. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting noodzakelijk en evenredig werd geacht in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester om in dergelijke situaties op te treden en de afwegingen die daarbij gemaakt moeten worden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2259

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] uit [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. B.H.M. Nijsten),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht,

(gemachtigde: mr. C. Erdkamp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker in de procedure over het bezwaar dat verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van 26 september 2023 heeft gemaakt.
1.1.
Met het besluit van 26 september 2023 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat verzoeker zijn (huur)woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) op
3 oktober 2023 moet sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden.
1.2.
De burgemeester heeft de voorzieningenrechter voorafgaand aan de zitting desgevraagd laten weten dat hij bereid is om in afwachting van de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of de burgemeester verzoeker in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en drie maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter doet dat aan de hand van de gronden die verzoeker in de bezwaarschriftprocedure tegen de last heeft aangevoerd. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) beroepsprocedure niet.
2.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester verzoeker in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en voor drie maanden gesloten te houden. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
3. De voorzieningenrechter is bij zijn beoordeling uitgegaan van de volgende vaststaande feiten. De politie heeft in de woning van verzoeker een grote handelshoeveelheid soft- en harddrugs aangetroffen, te weten:
1.3750,5 gram amfetamine, 3.546,7 gram henneptoppen, 756,8 gram hashish, 2.252 gram XTC-pillen, 2 XTC-pillen, 11,1 gram cocaïne, 228,1 gram hennep en 11,2 gram LSD (allemaal bruto hoeveelheden), 165,91 gram wit poeder positief getest op cocaïne en ketamine en bruine blokjes, samen 199 gram bruto en positief getest op canabis. De soft- en harddrugs zijn vanuit de woning verhandeld. Verzoeker was hiervan op de hoogte.
4. Als een handelshoeveelheid drugs in een woning aanwezig is, is de burgemeester in beginsel bevoegd om de bewoner of eigenaar van de woning te gelasten de woning te sluiten en voor een bepaalde tijd gesloten te houden. Verzoeker bestrijdt niet dat de burgemeester bevoegd was om hem te gelasten de woning te sluiten en gesloten te houden. De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester is dus niet in geschil. De voorzieningenrechter beoordeelt de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester daarom niet. Verzoeker is het er alleen niet mee eens dat de burgemeester gebruik heeft gemaakt van zijn sluitingsbevoegdheid. Wat verzoeker daarover heeft aangevoerd beoordeelt de voorzieningenrechter hierna.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
5. Verzoeker voert aan dat er geen noodzaak meer is om de woning te sluiten. Van een loop naar de woning, overlast en een verstoring van het woon- en leefklimaat en/of de openbare orde is namelijk geen sprake meer. De inval van de politie heeft daaraan direct een einde gemaakt en verzoeker heeft zijn beperkte sociale netwerk inmiddels dusdanig versterkt dat dit ook niet meer zal voorkomen. De MMA (Meld Misdaad Anoniem), inhoudende dat na de inval nog sprake is geweest van drugshandel en dus overlast, is volgens verzoeker niet juist.
6. Uit vaste rechtspraak volgt dat de noodzaak om een woning te sluiten ter bescherming van het woon- en leefklimaat moet worden beoordeeld aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding. Als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen mag aangenomen worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel wat op zich al een belang oplevert bij sluiting van de woning. Met sluiting wordt namelijk de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar de woning eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Het belang bij sluiting weegt zwaarder als het om harddrugs gaat en als drugs feitelijk in of vanuit de woning zijn verhandeld. [1]
6.1.
De burgemeester heeft ter bescherming van het woon- en leefklimaat en herstel van de openbare orde sluiting van de woning van verzoeker redelijkerwijs noodzakelijk kunnen vinden om de woning zichtbaar als drugspand aan het drugscircuit te onttrekken. De politie heeft in de woning van verzoeker namelijk een grote handelshoeveelheid soft- en harddrugs aangetroffen en de drugs zijn in of vanuit de woning verhandeld, in ieder geval tot aan de inval van de politie. Dat er ná de inval van de politie geen loop naar de woning, overlast en verstoring van het woon- en leefklimaat en/of de openbare orde meer is geweest en dat dit niet meer zal voorkomen, zoals verzoekers stelt, doet daar geen afbreuk aan. Wat eiser over de MMA heeft aangevoerd is voor de beantwoording van de vraag of de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk heeft kunnen vinden dus niet relevant. De voorzieningenrechter bespreekt dat daarom niet.
Is sluiting van de woning evenredig?
7. Verzoeker voert aan dat hij vanwege zijn Autisme Spectrum Stoornis (Asperger) een bijzondere binding heeft met de woning. Vanwege zijn stoornis heeft verzoeker behoefte aan stabiliteit en structuur in zijn leven, rust, reinheid en regelmaat. Zijn woning biedt hem dat en de broodnodige autonomie om een zelfstandig en zinvol leven te kunnen leiden. Verzoeker ontvangt begeleiding in zijn woning en zou werken aan zijn kwetsbare sociale weerbaarheid. Uithuiszetting zou het ingezette traject om weerbaarder te worden ernstig verstoren. Hij zou te kwetsbaar zijn om op straat komen te staan. Het gevaar dat verzoeker weer verslaafd raakt ligt dan op de loer. Verzoeker betwist dat er andere woonruimte voor hem beschikbaar is.
7.1
Verzoeker voert ook aan dat het een gevolg is van zijn stoornis dat hij makkelijk beïnvloedbaar is en dat derden zo’n druk op hem hebben uitgeoefend om de woning als “stashplaats” te kunnen gebruiken dat hij daartegen geen weerstand heeft kunnen bieden.
7.2
Verzoeker verwijst verder naar zijn onderbewindstelling en zegt dat hij een nieuwe huurwoning en het terugbrengen van zijn woning in staat waarin hij de woning toegewezen kreeg niet kan betalen.
8. Als de sluiting van een woning noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting zijn de gevolgen van de sluiting voor de betrokkene, de verwijtbaarheid van de betrokkene en de eventuele bijzondere binding van de betrokkene met de woning van belang. Bij de binding met de woning is nog van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar daarbij is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. De burgemeester dient zich te informeren over de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
Al deze omstandigheden moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk mocht vinden. [2]
8.1
De burgemeester heeft de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat hij de sluiting noodzakelijk mocht vinden in redelijkheid het zwaarste kunnen laten wegen.
8.2
De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker vanwege zijn stoornis stabiliteit en structuur en rust, reinheid en regelmaat nodig heeft en dat de woning hem een bepaalde autonomie en zelfstandigheid geeft. De voorzieningenrechter ziet echter niet dat verzoeker al dat alleen in deze woning kan hebben. Verder blijkt niet dat aan het ingezette traject om weerbaarder te worden alleen vanuit deze woning kan worden gewerkt en dat hij alleen vanuit deze woning kan worden begeleid, zodat de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker geen bijzondere binding met de woning heeft.
8.3
De burgemeester heeft gezegd dat verzoeker eerst tijdelijk onderdak kan krijgen bij [bedrijf] en dat de zorgverlener die aan verzoeker wordt toegekend in het kader van het nieuwe ingezette zorgtraject een andere woonruimte voor hem gaat zoeken. De burgemeester heeft zich dus niet alleen geïnformeerd over tijdelijke vervangende woonruimte voor verzoeker, maar ook over woonruimte met een permanent karakter. Verzoeker hoeft dus niet op straat komen te staan als de woning wordt gesloten en ook niet als verzoeker daarna niet meer terug kan naar de woning. In de enkele betwisting dat er geen andere woning voor verzoeker is, ziet de voorzieningenrechter geen reden te oordelen dat de burgemeester zich niet voldoende geïnformeerd heeft over vervangende huisvesting voor verzoeker.
8.4
De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker liever niet bij [bedrijf] verblijft omdat daar volgens verzoeker ook verslaafden onderdak vinden en hij bang is daardoor in zijn verslaving terug te vallen. Toen drugs vanuit zijn woning werden verhandeld kwam verzoeker echter ook met verslaafden in aanraking. Dit heeft er niet toe geleid dat verzoeker in zijn verslaving is teruggevallen. Verzoeker heeft namelijk op de zitting verklaard dat hij steeds nog (zoals hij al 15 jaren doet) alleen methadon gebruikt die hij bij de apotheek kan afhalen. Niet blijkt dat verzoeker bij [bedrijf] zo’n groot risico loopt om in zijn verslaving terug te vallen dat [bedrijf] niet als tijdelijke vervangende huisvesting is aan te merken. Bovendien heeft verzoeker de duur van zijn tijdelijke verblijf bij [bedrijf] voor een deel zelf in de hand. Als hij meewerkt aan het nieuwe zorgtraject waarin voor hem een andere woonruimte wordt gezocht, zal dat verblijf naar verwachting het kortst zijn.
8.5
De omstandigheid dat verzoeker vanwege zijn stoornis in de situatie is geraakt waarin hij zich nu bevindt, heeft de burgemeester niet zwaarder hoeven te laten meewegen. De stoornis maakt niet dat verzoeker geen enkel verwijt treft. Het is daarom geen omstandigheid die alleen of samen met andere omstandigheden reden kan zijn te oordelen dat de burgemeester in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn sluitingsbevoegdheid. De burgmeester heeft bovendien aandacht gehad voor de kwetsbaarheid van verzoeker, wat blijkt uit dat de burgemeester zich ook geïnformeerd heeft over huisvesting voor verzoeker als verzoeker niet meer terug kan naar de woning.
8.6
De financiële situatie van verzoeker zal de burgemeester bij het nemen van het besluit op bezwaar nog mee in overweging moeten nemen. Gelet op het zware gewicht dat de burgemeester aan de ernst en omvang van de overtreding heeft mogen toekennen, omdat een grote hoeveelheid soft- en harddrugs in de woning is aangetroffen, de drugs in of vanuit de woning zijn verhandeld en de andere besproken belangen van verzoeker hier niet tegenop wegen, hoeft de financiële situatie van verzoeker echter niet tot een andere beslissing te leiden.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester verzoeker in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en voor drie maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden om in afwachting van de beslissing op bezwaar een voorlopige voorziening te treffen. Hij wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af. Voor vergoeding van het griffierecht of voor een proceskostenveroordeling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Mellendijk-Leinders, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2023
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op 7 november 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912) en ABRvS 3 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1333)
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912) en ABRvS 3 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1333)