Beoordeling door de rechtbank
1. Eiseres heeft op 2 juni 2020 verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast als gevolg van het gebruik van een warmtepomp op het naastgelegen perceel [adres] te [woonplaats] . Met deze warmtepomp wordt het zwembad in de tuin van belanghebbende verwarmd. Op 5 augustus 2020 heeft ter plaatse een geluidsmeting plaatsgevonden en op 23 oktober 2020 is door de RUDZL een advies uitgebracht ter zake. Bij het primaire besluit heeft verweerder vervolgens voormeld handhavingsverzoek van eiseres afgewezen.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat voor de vraag of sprake is van geluidsoverlast, aansluiting is gezocht bij de geluidsnormen in het Activiteitenbesluit. Uit het advies van de RUDZL volgt dat de normering op de gevel van de woning en in de woning van eiseres niet wordt overschreden. De geluidsbelasting op de erfgrens ligt in de nachtelijke uren wel boven de maximale gevelbelasting, maar het is niet aannemelijk dat de achterzijde van de tuin van eiseres in de nachtelijke uren frequent wordt gebruikt. Bovendien heeft belanghebbende verklaard dat de warmtepomp in de nachtelijke uren niet aanstaat. Verweerder in dan ook van mening dat er geen aanleiding bestaat tot handhavend optreden.
3. Eiseres voert in beroep aan -kort samengevat- dat verweerder bij de invulling van het begrip geluidhinder ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij de normstelling van het Activiteitenbesluit. Voorts stelt eiseres dat de geluidmetingen niet voldoen aan de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. Het geluidsadvies van de RUDLZ is op onderdelen gebrekkig en onjuist. Ter onderbouwing van deze stellingen heeft eiseres een notitie van 17 maart 2021 (en een aanvullende notitie) van [naam bedrijf] overgelegd.
4. Ingevolge artikel 2.1.6.12, onder b, van de APV van de gemeente Maastricht (APV) is het verboden in of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te bevestigen of te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor: op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, rook, roet, walm, stof, vocht of licht wordt verspreid, of overlast wordt veroorzaakt door geluid of trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, door licht, elektrisch licht daaronder begrepen, door het houden van dieren of door ongedierte, ratten en muizen daaronder begrepen, of door verontreiniging van het bouwwerk, het open erf of terrein.
5. Niet in geschil is dat de APV geen (concrete) geluidsnormen bevat. Verweerder heeft vanwege het ontbreken van een geluidsnormering in de APV aansluiting gezocht bij de geluidsnormering in het Activiteitenbesluit (artikel 2.17). Voorts is niet in geschil dat verweerder, vanwege het ontbreken van deze normering, beleidsruimte heeft om te bepalen welke geluidsnormen gehanteerd moeten worden.
Heeft verweerder in dit geval in redelijkheid aansluiting mogen zoeken bij de geluidsnormering in het Activiteitenbesluit ?
6. In zijn advies van 17 maart 2021 (hierna: het advies) stelt [naam bedrijf] dat de normstelling in het Activiteitenbesluit geen rekening houdt met de lokale omstandigheden, terwijl die juist van doorslaggevend belang zijn om het geluid afkomstig van de warmtepomp als overlast te bestempelen. Voorts wordt in het advies gesteld dat sprake is van een ‘rustige woonwijk’ en niet van een ‘woonwijk in de stad’ als bedoeld in tabel 4 van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening, gelet op de aard van het gebied en het activiteitenniveau. [naam bedrijf] is ook van mening dat geen waarde mag worden toegekend aan de geluidmeting, omdat deze niet reproduceerbaar zou zijn.
7. Blijkens het advies van RUDZL van 24 november 2020 is [adres] onderdeel van een gebied met woningen, winkels en een grote middelbare school. [adres] wordt aan de oostelijke zijde omsloten door de [straatnaam 1] , een drukke doorgaande weg voor verkeer richting A2 en aan de noordelijke zijde door de [straatnaam 2] , ook een drukke doorgaande weg met winkels en hoofdroute voor vele buslijnen richting centrum en vice versa. Het in zuidelijke richting van [adres] gelegen [naam school] zorgt voor veel verkeer van en naar deze locatie.
8. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande niet gezegd kan worden dat verweerder geen rekening zou hebben gehouden met de lokale geluidssituatie. Deze beroepsgrond moet dan ook worden verworpen.
9. Met betrekking tot de kwalificatie ‘woonwijk in de stad’ (geluidsnorm: 50 -45-40 dB(A)) overweegt de rechtbank dat [adres] niet is gelegen aan de rand van de stad en in de nabijheid van het emplacement Maastricht (spoorverkeer). Gelet op de aard van het gebied, de voornoemde ligging en de hiervoor beschreven activiteiten/verkeer ter plaatse, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een ‘woonwijk in de stad’ en niet van een ‘rustige woonwijk met weinig verkeer’, zoals door eiseres is betoogd.
10. Over de stelling van eiseres dat verweerder ter invulling van het begrip geluidhinder had moeten anticiperen op de inwerkingtreding van de wijziging van het Bouwbesluit inzake warmtepompen en de daarbij te stellen normering van geluid, overweegt de rechtbank het volgende. Vast staat dat het gewijzigde Bouwbesluit ten tijde van verweerders besluitvorming nog niet inwerking was getreden. Voorts is uitdrukkelijk bepaald dat de hierin opgenomen geluidseisen niet van toepassing zijn op reeds bestaande/geplaatste warmtepompen (zoals die van belanghebbende). Voorts is van belang dat de geluidseisen betrekking hebben op een warmtepomp van een bouwwerk en niet op een warmtepomp van een ‘demontabel’ zwembad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om niet te anticiperen/aan te sluiten bij de normering van het gewijzigd Bouwbesluit.
11. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid aansluiting heeft mogen zoeken bij de geluidsnormering in het Activiteitenbesluit.
Heeft verweerder het geluidsniveau/-overlast juist vastgesteld ?
12. De (indicatieve) geluidmeting is uitgevoerd door het Team WABO Handhaven van de gemeente. Er is op één meter afstand van de warmtepomp gemeten: LAeq waarde van 55 dB(A). Aangezien sprake is van een professionele handhavingsorganisatie is de rechtbank van oordeel dat er van kan worden uitgegaan dat op de juiste wijze is gemeten. De gemeten waarde komt bovendien overeen met de op het typeplaatje van de warmtepomp vermelde geluidswaarde: 52 dB(A). Eiseres heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt, bijvoorbeeld met een eigen geluidsmeting, dat de door verweerder gemeten geluidwaarde onjuist zou zijn.
13. De rechtbank is voorts van oordeel dat de op basis van het geluidsniveau van 55dB(A) door verweerder berekende (geluids)waarden, zowel in de dagperiode als in de avondperiode, zo ver onder de maximaal toegestane waarden uit het Activiteitenbesluit liggen dat er voor verweerder geen aanleiding bestond voor een 2de (uitgebreide) geluidsmeting.
Is er sprake van geluidsoverlast ?
14. Uitgaande van de in het bestreden besluit weergegeven tabel wordt uitsluitend op de erfgrens aan de achterzijde van de woning van eiseres de maximale waarde in de nachtperiode overschreden. Aangezien belanghebbende heeft verklaard dat de warmtepomp ’s nachts uitstaat, heeft verweerder zich, naar het oordeel van de rechtbank, op het standpunt kunnen stellen dat dit geen aanleiding vormt tot handhavend optreden. Dit betekent niet dat eiseres geen geluidsoverlast ervaart, maar dat verweerder, juridisch gezien, hiertegen niet handhavend hoeft op te treden.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast, als gevolg van het gebruik van een warmtepomp op het perceel van belanghebbende, af te wijzen. Het beroep van eiseres is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.