ECLI:NL:RBLIM:2023:6467

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
05.311042.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afdreiging en veroordeling voor medeplegen van oplichting met gevangenisstraf

Op 6 november 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van afdreiging en oplichting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde afdreiging, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de benadeelde partij had bedreigd met smaad of de openbaring van een geheim. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij, [slachtoffer], zich door de gedragingen van de verdachte en zijn mededader geïntimideerd voelde, maar dat dit niet voldoende was om de afdreiging te bewijzen. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde feit van oplichting. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met een ander, zich had voorgedaan als politieagent en de benadeelde partij had gedwongen om geld af te geven door gebruik te maken van valse hoedanigheden en bedreigingen. De rechtbank achtte de oplichting wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van vier maanden op. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 4.050,- integraal toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 05.311042.20
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.A. Schadd, advocaat kantoorhoudende te Arnhem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 oktober 2023. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en is op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
samen met een ander [slachtoffer] heeft afgedreigd, dan wel samen met een ander deze [slachtoffer] heeft opgelicht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een vrijspraak van de primair tenlastegelegde afdreiging en tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde oplichting.
Afdreiging
De officier van justitie is van mening dat weliswaar kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] zich door de gedragingen van de twee daders geïntimideerd heeft gevoeld, maar dat uit het dossier en hetgeen [slachtoffer] ter terechtzitting als getuige heeft verklaard, niet blijkt dat zij hem hebben bedreigd met smaad, smaadschrift of de openbaring van een geheim. Om die reden is er geen bewijs voor het primair tenlastegelegde feit en dient de verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Oplichting
De officier van justitie heeft – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Door de valse hoedanigheid van politieagenten die de verdachte en zijn mededader hebben aangenomen, heeft [slachtoffer] zich gedwongen gevoeld het geld af te geven. Dat verdachte samen met een andere persoon degene is geweest die in de woning van [slachtoffer] was blijkt afdoende uit de DNA-sporen, het signalement, de verklaring van verdachte zelf en de verklaring van [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich kan vinden in het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van het bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.
3.3.2
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Net als de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich, al dan niet als medepleger, schuldig heeft gemaakt aan de afdreiging van [slachtoffer] . [slachtoffer] is tijdens het onderzoek ter terechtzitting als getuige gehoord. Daar heeft hij verklaard dat hij in het geheel niet bang is geweest voor enige bedreiging van zijn goede naam of de openbaring van een geheim of iets dergelijks en dat dit niet de reden is geweest waarom hij de kluis heeft geopend. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
3.3.3
Bewijsoverweging van het subsidiair tenlastegelegde
Tenlastegelegd is dat de verdachte en zijn mededader [slachtoffer] door diverse oplichtingsmiddelen hebben bewogen tot de afgifte van geld. Op grond van de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat de daders een ‘valse hoedanigheid’ hebben aangenomen en gebruik hebben gemaakt van een ‘samenweefsel van verdichtsels’. Zo hebben zij zich voorgedaan als medewerkers van de politie en hebben zij onder meer verteld dat zij bezig waren met een onderzoek naar [slachtoffer] . Gezien het signalement dat [slachtoffer] heeft opgegeven, staat voor de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die aangekleed als politieagent als eerste bij [slachtoffer] aan de deur is gekomen waarna zijn mededader, die zich voordeed als IT-specialist, is binnengekomen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of [slachtoffer] door voornoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van geld dat in zijn kluis was opgeborgen.
[slachtoffer] heeft in zijn verklaring van 14 maart 2020 – kort gezegd – verklaard dat hij de kluis had geopend omdat hij dacht dat hij met de echte politie te maken had. In zijn aangifte van 13 maart 2020 en zijn verklaring afgelegd tijdens de zitting heeft [slachtoffer] – kort gezegd – verklaard dat hij de kluis had geopend omdat er werd gedreigd met geweld en dat hij op enig moment wel door had dat het niet om echte politie ging. De rechtbank acht van deze wisselende verklaringen zijn tweede verklaring betrouwbaar. Daarbij komt dat [slachtoffer] in zijn verklaring afgelegd tijdens de zitting niet terugkomt op die tweede verklaring van 14 maart 2020. [slachtoffer] dacht, bij het openen van de kluis, dat het om echte agenten ging. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [slachtoffer] bij het openen van de kluis in de veronderstelling verkeerde dat hij met de echte politie te maken had en daarom de kluis heeft geopend. Zij heeft geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid van aangevers eerste verklaring te twijfelen. De gevolgtrekking die de rechtbank dan ook maakt is dat de kluis door [slachtoffer] werd geopend door de door verdachten ingezette oplichtingsmiddelen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de subsidiair tenlastegelegde oplichting wettig en overtuigend is bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Weert
tezamen en in vereniging met een ander
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
te weten de afgifte van een geldbedrag van in totaal 4.250 euro
door
- nadat hij, verdachte, of zijn mededader via [naam website] en via de telefoon een afspraak voor seksueel contact met die [slachtoffer] heeft gemaakt, naar de woning aan de [adres] te gaan en
- zich en zijn mededader voor te stellen als politiemedewerkers en voornoemde [slachtoffer] te vertellen dat hij, verdachte, en zijn mededader een controle komen doen in verband met kinderpornobezit en
- die [slachtoffer] te vertellen dat ten behoeve van het onderzoek, de laptop en bankgegevens van voornoemde [slachtoffer] moeten worden onderzocht en
- die [slachtoffer] meermalen te vertellen dat indien hij niet of onvoldoende zou meewerken, hij zal worden aangehouden en
- die [slachtoffer] (nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer] vertelde(n) dat [slachtoffer] zich schuldig maakt aan witwassen en een probleem heeft omdat hij contant geld in huis heeft), te vragen of hij geld in huis heeft en die [slachtoffer] te bevelen de kluis (waar het geld zich bevond) te laten zien en (vervolgens) te openen en
- het genoemde geldbedrag weg te nemen door het geld zogenaamd in beslag te nemen,
waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van oplichting

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde. De raadsman heeft hiertoe het volgende naar voren gebracht. In deze zaak is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De verdachte heeft al vier jaar opgelegd gekregen bij uitspraak van de rechtbank in Gelderland. Uit jurisprudentie volgt dat in soortgelijke gevallen van medeplegen van oplichting doorgaans ongeveer drie tot vier maanden gevangenisstraf wordt opgelegd. De raadsman is van mening dat de verdachte hoogstwaarschijnlijk geen vier jaar en vier maanden gevangenisstraf opgelegd had gekregen indien deze zaken gezamenlijk waren behandeld. De raadsman verzoekt de rechtbank daarom de onderhavige zaak middels een andere modaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf af te doen. Hij heeft een taakstraf voorgesteld. Wat betreft de duur van deze taakstraf refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Een voorwaardelijke gevangenisstraf zou ook nog kunnen indien de rechtbank dit nodig acht als stok achter de deur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte en zijn mededader hebben op 13 maart 2020 via de chatsite [naam website] contact opgenomen met het slachtoffer en hebben vervolgens een afspraak gemaakt om later die avond naar de woning van het slachtoffer te gaan in Weert. Daar aangekomen heeft de verdachte zich te overstaande van het slachtoffer voorgedaan als een politieagent. Hij beschuldigde het slachtoffer van het in het bezit hebben van kinderporno en zei dat hij hier onderzoek naar kwam doen. Niet veel later liet de verdachte zijn handlanger binnen. Ze namen de telefoon en Ipad van het slachtoffer in beslag en probeerden de bankgegevens van het slachtoffer te achterhalen. Ze waren hierbij zowel verbaal als fysiek zeer bedreigend naar het slachtoffer. Het slachtoffer werd daarbij geduwd en heeft zich, ook blijkens de verklaring ter terechtzitting, buitengewoon geïntimideerd gevoeld. De verdachte en zijn mededader vertelden het slachtoffer eveneens dat ze onderzoek kwamen doen naar witwaspraktijken. Mede hierdoor heeft het slachtoffer verteld dat hij een kluis met daarin ruim 4000 euro aan contact geld had. De verdachte heeft dit geldbedrag weggenomen en is vlak daarna gevlucht.
Gelet op de ernst van het feit, temeer aangezien het is begaan tegen een oudere weerloze man in de eigen woning van deze man, kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een vrijheidsbenemende straf.
Voor de rechtbank weegt zwaar dat het delict heeft plaatsgevonden in de woning van de verdachte en het slachtoffer door verdachte en zijn mededader op brutale wijze is geïntimideerd. De verdachte heeft bovendien al eens eerder vastgezeten voor soortgelijke delicten.
Bij de bepaling van de strafmaat weegt voor de rechtbank echter zwaar dat de verdachte op 18 mei 2021 reeds voor soortgelijke delicten is veroordeeld tot een gevangenisstraf van
4 jaren. De onderhavige zaak had destijds ook meegenomen kunnen worden, hetgeen echter niet is gebeurd. De rechtbank zal dan ook aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht een prominente plaats geven bij de bepaling van de strafmaat.
Tevens heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden. De verdachte is voor de eerste keer verhoord door de politie op 11 december 2020. Toen is de redelijke termijn gaan lopen. Nu de uitspraak wordt gedaan op 6 november a.s. is de redelijke termijn aldus met bijna één jaar overschreden. De rechtbank had zonder voornoemde overschrijding, de voorgaande overwegingen in acht nemend, aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van 6 maanden. Met inachtneming van voornoemde overschrijding zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 4050,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering bestaat uit materiële schade die de benadeelde partij heeft opgelopen ten gevolge van het tenlastegelegde, namelijk het weggenomen contante geldbedrag. Daarnaast heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu onvoldoende is onderbouwd dat er geld is weggenomen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij integraal toewijzen. [slachtoffer] heeft in het 112-gesprek al genoemd dat verdachte en zijn mededader € 4.250,- hadden meegenomen en hij heeft dat bedrag ook genoemd meteen die avond tegen de ter plaatse gekomen verbalisanten alsmede in het verhoor de dag daarna. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarom afdoende vast dat [slachtoffer] tenminste de gevorderde € 4.050,- materiële schade heeft geleden ook al heeft hij zijn vordering niet met de nodige stukken onderbouwd. De rechtbank zal daarnaast de wettelijke rente toewijzen vanaf 13 maart 2020 en overgaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- acht niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

- veroordeelt de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde
tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
Benadeelde partij
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 4050,-, bestaande uit materiële schade;
- vermeerdert het toegewezen bedrag met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 4050,-;
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 50 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. J.S. Spijkerman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M.A. Curfs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 november 2023.
Buiten staat
Mr. J.S. Spijkerman en mr. F.M.A. Curfs zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Weert, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van (een) geldbedrag(en) in totaal (ongeveer) 4.250 euro en/of bankgegevens en/of een laptop en/of iPad door die [slachtoffer] te bedreigen met smaad, smaadschrift en/of de openbaring van een geheim, door opzettelijk
- ( nadat hij, verdachte, of zijn mededader(s) via [naam website] en/of via de telefoon een afspraak voor seksueel contact met die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt, althans erotisch contact met die [slachtoffer] had gemaakt) (meermalen) persoonlijk contact aan te gaan met die [slachtoffer] en/of naar de woning aan de [adres] te gaan en/of
- zich en/of zijn mededader voor te stellen als politiemedewerker(s) en/of voornoemde [slachtoffer] te vertellen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader een controle komen doen in verband met kinderpornobezit en/of kinderporno gerelateerde aankopen en/of
- die [slachtoffer] te vertellen dat ten behoeve van het onderzoek, de laptop en/of bankgegevens van voornoemde [slachtoffer] moeten worden onderzocht en/of
- die [slachtoffer] meermalen te vertellen dat indien hij niet of onvoldoende zou meewerken, hij zal worden aangehouden en/of
- die [slachtoffer] (nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer] vertelde(n) dat [slachtoffer] zich schuldig maakt aan witwassen en een probleem heeft omdat hij contant geld in huis heeft), te vragen of hij geld in huis heeft en/of die [slachtoffer] te bevelen de kluis (waar het geld zich bevond) te laten zien en/of (vervolgens) te openen en/of
- het genoemde geldbedrag weg te nemen door het geld zogenaamd in beslag te nemen;
(art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht, art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Weert, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten de afgifte van (een) geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 4.250 euro en/of bankgegevens en/of een laptop en/of iPad,
door
- ( nadat hij, verdachte, of zijn mededader(s) via [naam website] en/of via de telefoon een afspraak voor seksueel contact met die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt, althans erotisch contact met die [slachtoffer] had gemaakt) (meermalen) persoonlijk contact aan te gaan met die [slachtoffer] en/of naar de woning aan de [adres] te gaan en/of
- zich en/of zijn mededader voor te stellen als politiemedewerker(s) en/of voornoemde [slachtoffer] te vertellen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader een controle komen doen in verband met kinderpornobezit en/of kinderporno gerelateerde aankopen en/of
- die [slachtoffer] te vertellen dat ten behoeve van het onderzoek, de laptop en/of bankgegevens van voornoemde [slachtoffer] moeten worden onderzocht en/of
- die [slachtoffer] meermalen te vertellen dat indien hij niet of onvoldoende zou meewerken, hij zal worden aangehouden en/of
- die [slachtoffer] (nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer] vertelde(n) dat [slachtoffer] zich schuldig maakt aan witwassen en een probleem heeft omdat hij contant geld in huis heeft), te vragen of hij geld in huis heeft en/of die [slachtoffer] te bevelen de kluis (waar het geld zich bevond) te laten zien en/of (vervolgens) te openen en/of
- het genoemde geldbedrag weg te nemen door het geld zogenaamd in beslag te nemen,
waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;