In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 november 2023 een vonnis gewezen in een incident dat voortvloeit uit een civiele procedure tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.J. Köhlen, heeft een vordering ingesteld op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.P.F. Arens, te bevelen bepaalde documenten aan haar ter beschikking te stellen. Deze documenten zijn noodzakelijk voor de afwikkeling van de verdeling van de gemeenschappelijke goederen na de beëindiging van hun samenlevingscontract op 9 mei 2022.
De rechtbank heeft in het vonnis vastgesteld dat de eiseres recht heeft op de afgifte van een vrijwaringsbewijs van een Peugeot 207 en een aankoopfactuur van een tuinhuis, maar heeft de vordering tot afgifte van de aankoopfactuur van een scooter afgewezen, omdat de gedaagde niet in het bezit is van deze documenten. Daarnaast heeft de gedaagde zelf een incidentele vordering ingesteld om inzage te krijgen in de aangiftes inkomstenbelasting van de eiseres over de jaren 2020 tot en met 2022. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde een rechtmatig belang heeft bij deze inzage, omdat het relevant is voor zijn vordering in de hoofdzaak.
De rechtbank heeft de vordering van de gedaagde toegewezen en de eiseres veroordeeld om de gevraagde aangiftes ter hand te stellen. De proceskosten in het incident zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De hoofdzaak is gepland voor een volgende zitting op 13 december 2023.