In deze civiele procedure, aangespannen door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Furniture Legs Europe B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A.M.H. Vink, tegen een gedaagde met handelsnamen die niet volledig zijn vermeld, heeft de rechtbank Limburg op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 25.379,95, vermeerderd met wettelijke rente, en vergoeding van beslagkosten en proceskosten. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. Van Hooft, heeft niet gereageerd op de vorderingen, waardoor de rechtbank oordeelde dat de stellingen van eiseres niet waren weersproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gevorderde deurwaarderskosten voor overbetekening van de dagvaarding aan een derde van € 76,59 niet konden worden toegewezen, omdat niet was gebleken dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. Wel heeft de rechtbank de vordering tot betaling van beslagkosten toegewezen, begroot op € 1.235,39, en de proceskosten aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 3.036,44. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.
De uitspraak benadrukt het belang van het niet weerspreken van vorderingen door de gedaagde en de gevolgen daarvan voor de toewijzing van de gevorderde bedragen. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de juiste berekening van griffierechten en de toewijsbaarheid van beslagkosten op basis van de relevante wetgeving, in dit geval artikel 706 Rv.