Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 november 2023 in de zaak tussen
[verzoekster], beiden gevestigd te [vestigingsplaats] , verzoeksters
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, verweerder,
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde belanghebbende] . en
:mr. R. Evens).
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Daarom is voorzien in een alternatieve landschappelijke inpassing. Indien en voor zover niet binnen 3 jaar na het verlenen van de vergunning (op 7 oktober 2021) de landschappelijke inpassing gerealiseerd is, zoals beoogd in het landschappelijk inpassingsplan. Als de datum van vergunningverlening van 7 oktober 2021 tot uitgangspunt wordt genomen, dan geldt 7 oktober 2024 als datum waarop de termijn van 3 jaar is verstreken. Eerst op dat moment is [derde belanghebbende] gehouden tot het (1) het uitvoeren van de landschappelijke inpassing conform meergenoemd landschappelijk inpassingsplan,
dan wel (2) het uitvoeren van een alternatieve landschappelijke inpassing in de vorm van de aanleg van een overeenkomstige houtwal, met voetpad aan de westzijde van fase 2 en de noordzijde van fase 1, een en ander conform hetgeen hierover in de omgevingsvergunningen is voorgeschreven. Het voorgaande leidt tot de gevolgtrekking dat er thans nog geen sprake is van een overtreding van de vergunningvoorschriften zijdens [derde belanghebbende] en mitsdien is er ook geen sprake van overtrederschap zijdens [derde belanghebbende](…)”
weldat [derde belanghebbende] voldoet aan haar verplichting tot landschappelijke inpassing en daarom wensen zij dat verweerder hiertegen handhavend optreedt omdat zij vonden dat die inpassing ten onrechte niet zou zijn uitgevoerd. Uit de brief van 28 augustus 2023 volgt in de kern dat verzoeksters juist
nietwillen dat [derde belanghebbende] uitvoering geeft aan de (alternatieve) landschappelijke inpassing en willen zij juist dat verweerder daarom handhavend optreedt. Verzoeksters willen immers een stromende Gansbeek terug. Nu verweerder in het bestreden besluit heeft afgezien van handhaving, heeft het gewijzigde verzoek om een voorlopige voorziening, zoals dat is neergelegd in de brief van 28 augustus 2023, geen, althans onvoldoende, link met het bestreden besluit. Daarom kunnen verzoeksters met hun verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet bereiken wat zij willen bereiken, namelijk het voorkomen dat [derde belanghebbende] uitvoering geeft aan de (alternatieve) landschappelijke inpassing totdat op het beroepschrift is beslist. In het bestreden besluit is bovendien de last aan [derde belanghebbende] . om de landschappelijke inpassing uit te voeren op straffe van een dwangsom al herroepen. Dat, zoals verzoeksters op zitting stellen, verweerder al in het bestreden besluit een nadere afweging had moeten maken ten aanzien van de alternatieve landschapsinpassing, volgt de voorzieningenrechter niet. Verweerder is bij zijn besluitvorming terecht uitgegaan van het handhavingsverzoek van 26 september 2022.