ECLI:NL:RBLIM:2023:6358

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
10635774 \ AZ VERZ 23-85
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag op staande voet en vorderingen van werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter te Roermond op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, EREM-CONSULTANCY B.V. De werknemer, die op 1 april 2023 in dienst trad, werd op 15 juni 2023 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat het ontslag was gebaseerd op meerdere redenen, waaronder het niet nakomen van werktijden en afspraken, en liegen tegen de werkgever. De werknemer heeft echter betwist dat deze redenen onderbouwd zijn en heeft verzocht om betaling van achterstallig salaris, vergoedingen en schadevergoeding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, omdat de werkgever de aangevoerde redenen niet met concrete voorbeelden heeft onderbouwd. Hierdoor heeft de werknemer recht op verschillende vergoedingen, waaronder het achterstallig salaris van € 4.650,00, een transitievergoeding van € 208,30, een gefixeerde schadevergoeding van € 3.008,00 en een billijke vergoeding van € 12.300,00. De werkgever is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 879,00. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: 10635774 \ AZ VERZ 23-85
Beschikking van 1 november 2023
in de zaak van
[werknemer],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: werknemer,
gemachtigde: mr. P.F.A. Reichenbach,
tegen
EREM-CONSULTANCY B.V.,
te Heythuysen,
verwerende partij,
hierna te noemen: werkgever,
gemachtigde: J. Bulder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de akte wijziging eis
- de mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.

2.De feiten

2.1.
Werknemer, geboren op [geboortedatum] , is op 1 april 2023 bij werkgever in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van commercieel medewerker tegen een loon van € 3.008,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten. Voorafgaand aan dit dienstverband verrichtte werknemer vanaf maart/april 2022 werkzaamheden voor werkgever als zelfstandige. Partijen hebben daarbij een bonusregeling besproken.
2.2.
Op 15 juni 2023 is werknemer telefonisch op staande voet ontslagen. Bij brief van 15 juni 2023, die per e-mail is verstuurd, is het ontslag op staande voet bevestigd. In de brief staat het volgende vermeld:
“(..)
Naar aanleiding van een intern onderzoek dat op mijn verzoek als algemeen directeur heeft plaatsgevonden zijn een aantal zaken aan het licht gekomen, wat ons helaas heeft doen besluiten u per direct op staande voet te ontslaan.
Er is inmiddels een zeer uitgebreid dossier van dit onderzoek vastgelegd. Het betreft hier zaken zoals het niet nakomen van afgesproken werktijden, het niet nakomen van uw afspraken zowel fysiek als ook digitaal en dan met name inzake interne werkbesprekingen, uw bel- en mailfrequentie, vastgelegde afspraken niet nakomen en stelselmatig en bij herhaling liegen tegen uw werkgever, collega’s en een partner van onze organisatie omtrent o.a. uw zogenaamde werkzaamheden en bijvoorbeeld alle commerciële successen waar achteraf niets van terug te vinden zijn en tot slot het stelselmatig weigeren van het aanleveren van adequate wekelijkse rapportage omtrent uw werkzaamheden en voortgangsprocessen in deze.
Wij komen tot de conclusie dat u nagenoeg alle door ons in samenspraak vastgelegde afspraken binnen uw dienstverband stelselmatig niet bent nagekomen. Daarnaast hebben wij helaas moeten constateren dat u stelselmatig uw werkgever, collega’s en een partner van ons bedrijf met verzonnen informatie hebt voorgelogen.
Voorts kunt u er van uit gaan dat wij niet een nacht ijs zijn gegaan ten aanzien van deze beslissing om met dit onderzoek te starten, echter heeft ons laatste telefoongesprek van afgelopen dinsdag 13-06-23 (tijdsduur 1 uur en 8 minuten) waarin ik door u op een intimiderende en agressieve wijze te woord ben gestaan en waarbij u allerlei uitspraken inzake het werk, uw werkgever en uw collega’s zich heeft laten ontvallen heeft mij er toe laten besluiten dat de maat vol is en naar aanleiding van dit gesprek het intern onderzoek is opgestart waarbij duidelijk is geworden dat u uw werkzaamheden stelselmatig niet of niet adequaat heeft uitgevoerd.
Het resultaat dat wij aan deze wanprestatie hebben verbonden is dan ook ontslag op staande voet. Nogmaals, wij hebben van het bovenstaande inmiddels een uitgebreid dossier aangelegd.
(..)”

3.Het geschil

3.1.
Werknemer verzoekt – kort samengevat en na wijziging van eis – het volgende:
  • Betaling van het achterstallig salaris ad € 4.650,00 onder overlegging van een deugdelijke specificatie op straffe van een dwangsom;
  • Betaling van netto € 1.668,67 aan ten onrechte verrekende teveel gereden privékilometers;
  • Betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen;
  • Betaling van de transitievergoeding ad € 208,30, te vermeerderen met rente;
  • Betaling van de gefixeerde schadevergoeding ad € 3.008,00, te vermeerderen met rente;
  • Betaling van € 27.072,00 bruto aan billijke vergoeding;
  • Veroordeling van werkgever in de kosten van de procedure.
3.2.
Werkgever voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het ontslag op staande voet
4.1.
Werkgever heeft werknemer op 15 juni 2023 op staande voet ontslagen. Werknemer heeft hierin berust, zodat per die datum een einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen. Omdat werknemer aanspraak maakt op een aantal vergoedingen – die alleen voor toekenning in aanmerking kunnen komen als het ontslag op staande voet niet op goede gronden is gegeven - moet allereerst de vraag beantwoord worden of het ontslag op staande voet terecht is gegeven.
4.2.
Aan het abrupt beëindigen van een arbeidsovereenkomst door middel van een ontslag op staande voet worden specifieke eisen gesteld. Deze eisen staan in artikel 7:677 lid 1 BW. Er moet allereerst sprake zijn van een correct en terecht aangevoerde dringende reden. Daarnaast moet de arbeidsovereenkomst onverwijld worden opgezegd onder mededeling van die dringende reden. De werkgever die een werknemer heeft ontslagen, dient in geval van betwisting van de dringende reden door de werknemer, te stellen en zo nodig te bewijzen dat de door de werkgever meegedeelde ontslaggrond zich heeft voorgedaan en dat deze is aan te merken als een dringende reden.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat het op 15 juni 2023 aan werknemer gegeven ontslag op staande voet kennelijk is gebaseerd op de volgende door werkgever gestelde omstandigheden:
Niet nakomen van werktijden en afspraken;
Liegen tegen de werkgever, collega’s en partner van de organisatie;
Onheus bejegenen van werkgever.
4.4.
De werknemer heeft deze gronden ontkend en aangevoerd dat hij feitelijk niet weet waarop werkgever doelt. Het is hem dan ook onmogelijk gemotiveerd verweer te voeren tegen de aantijgingen van werkgever.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat de aangevoerde redenen voor het gegeven ontslag op staande voet geen van allen zijn onderbouwd met concrete voorbeelden. Wanneer zijn afspraken over werktijden niet nagekomen en over hoeveel tijd gaat het dan? Wanneer heeft werknemer gelogen tegen wie en waarover? Welke onheuse opmerkingen heeft werknemer gemaakt tegen werkgever? Het blijft allemaal duister voor de kantonrechter.
Weliswaar stelt werkgever dat er een zeer uitgebreid dossier is opgebouwd, maar hiervan is niets gebleken. In elk geval zijn de stellingen van werkgever met geen enkel stuk onderbouwd.
Nu het gegeven ontslag op staande voet onderbouwing mist staat vast dat het ten onrechte is gegeven. De overige verweren met betrekking tot de geldigheid van het ontslag hoeven daarom niet meer besproken te worden. Werknemer heeft recht op een aantal vergoedingen. Deze worden hierna besproken, evenals het gevorderde salaris.
Het achterstallig salaris
4.6.
Werknemer vordert aan achterstallig salaris een bedrag van € 4.650,00, onder overlegging van een specificatie en op straffe van een dwangsom. Dit achterstallig salaris bestaat uit betaling van de overeengekomen bonus bestaande uit 15 x € 250,00 ter zake getekende documenten en 6 x €150,00 aan toegekende projecten. Voorafgaand aan het dienstverband zijn er voorschotten toegekend.
4.7.
Werkgever betwist dat er een bonusregeling is overeengekomen. Hierover is weliswaar gesproken maar deze is nooit bekrachtigd of schriftelijk vastgelegd.
4.8.
De kantonrechter zal de vraag of een bonusregeling overeengekomen is in het midden laten. Zo die er is kan van een bonus enkel sprake zijn indien werknemer aan de voorwaarden voor het toekennen ervan heeft voldaan. Dus de vereiste documenten moeten zijn getekend en/of projecten zijn binnengehaald. Werkgever heeft ontkend dat hiervan sprake is en werknemer heeft dat op geen enkele wijze aangetoond. Daarmee is het recht op de gevorderde bonus in ieder geval niet komen vast te staan.
Ingehouden salaris op basis van teveel gereden kilometers
4.9
Werknemer vordert betaling van € 1.668,67. Dit bedrag is door werkgever ten onrechte met het nettosalaris van juli verrekend. Ter onderbouwing stelt werknemer het volgende. In de arbeidsovereenkomst staan twee verschillende uitgangpunten:
De werknemer mag de auto voor maximaal 500 kilometer privé gebruiken en bij meer kilometers moet de werknemer hierover bijtelling betalen, die met het salaris wordt verrekend;
Het privégebruik is tot 7500 km gemaximeerd gedurende het arbeidscontract. De brandstofkosten van privéreizen met de auto in het buitenland komen voor rekening van de werknemer.
Werkgever stelt dat werknemer 7.947 kilometer te veel privé heeft gereden. Het is werknemer niet duidelijk hoe werkgever hieraan komt.
4.10.
Werkgever heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat het werknemer was toegestaan om gedurende het jaar 7500 km privé te rijden. Omdat de arbeidsovereenkomst slechts 2,5 maanden heeft geduurd, mocht werknemer 1563 kilometer rijden. In totaal heeft werknemer 7.947 privékilometers gereden, en het verschil is afgerekend à 21 cent per kilometer.
4.11.
De kantonrechter verwerpt het verweer van werkgever. In de eerste plaats geldt dat werkgever het gestelde aantal privékilometers niet heeft aangetoond. Evenmin blijkt dat partijen een bedrag van 21 cent per kilometer zijn overeengekomen voor het aantal kilometers dat boven het toegestane aantal mocht worden gereden. Uit het arbeidscontract blijkt dit in elk geval niet. Daar staat enkel vermeld dat het privéverbruik is gemaximeerd tot 7500 kilometer. Een sanctie aan overtreding daarvan zijn partijen kennelijk niet overeengekomen. Tenslotte is niet overeengekomen dat werknemer de toegestane privékilometers evenredig verdeeld over het jaar moet rijden.
Werkgever zal daarom het ten onrechte ingehouden bedrag van € 1.668,67 alsnog aan werknemer moeten betalen. Ten aanzien van deze vordering heeft werknemer geen afgifte van een bruto/netto specificatie gevorderd, maar de kantonrechter gaat ervan uit dat werkgever een dergelijke specificatie als goed werkgever zal verschaffen. Ook de gevorderde wettelijke rente en wettelijke verhoging wordt toegewezen, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis.
De transitievergoeding
4.12.
Op basis van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft werknemer recht op een transitievergoeding. Werkgever heeft de hoogte van het gevraagde bedrag ad € 208,30 bruto niet betwist, zodat dit kan worden toegewezen. De wettelijke rente hierover wordt toegewezen zoals gevorderd.
De gefixeerde schadevergoeding
4.13.
Werknemer vordert betaling van een bedrag van € 3.008,00 bruto op grond van artikel 7:672 lid 11 BW. De tekst van voornoemd artikel luidt als volgt: ”
De partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren”.
Nu werknemer zijn vordering kennelijk heeft beperkt tot € 3.800,00 en werkgever dit bedrag niet betwist zal dit wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals verzocht.
Billijke vergoeding
4.14.
Ter zake billijke vergoeding vraagt werknemer om toekenning van een bedrag van € 27.000,00, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag.
4.15.
De kantonrechter stelt voorop dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Aan het vereiste dat het handelen van de werkgever aangemerkt moet worden als “ernstig verwijtbaar” is dus voldaan.
4.16.
Voor het vaststellen van de hoogte van een toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd (zie – onder meer – de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
New Hairstyle)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt.
4.17.
Gelet op de verhoudingen tussen partijen en het feit dat werkgever zeer ontevreden was over de uitvoering van het werk en het opvolgen van de afspraken door werknemer, acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst tot aan de overeengekomen einddatum zou hebben geduurd. De kantonrechter gaat uit van een maximale duur van (nog) zes maanden.
Naast deze waarde van de arbeidsovereenkomst moet echter ook rekening gehouden worden met de inkomsten die werknemer nu verwerft. Deze komen op de waarde van de arbeidsovereenkomst in mindering. Werknemer heeft aangevoerd dat hij een participatie uitkering geniet.
De kantonrechter zal daarom een billijke vergoeding van, afgerond, € 12.300,00 bruto toewijzen. Dit bedrag is opgebouwd uit 6 maandsalarissen inclusief vakantiegeld ad € 19.491,84 minus de te ontvangen uitkering inclusief vakantiegeld over deze periode.
Proceskosten
4.18.
Werkgever wordt als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van werknemer worden tot op heden begroot op:
- griffierecht verzoek € 86,00
- salaris gemachtigde
€ 793,00
Totaal € 879,00
4.19.
De kantonrechter zal deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt werkgever om aan werknemer te betalen:
  • € 1.668,67 netto aan ten onrechte verrekende privékilometers, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2023 en de wettelijke verhoging, deze nevenvorderingen te voldoen binnen veertien dagen na betekening van de beschikking;
  • € 208,30 bruto aan transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag van betaling;
  • € 3.008,00 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2023 tot aan de dag van betaling;
  • € 12.300,00 bruto aan billijke vergoeding.
5.2.
veroordeelt werkgever in de proceskosten, aan de kant van werknemer tot heden begroot op € 879,00,
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.
plg