ECLI:NL:RBLIM:2023:6348

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/03/322239/ KG ZA 23/338
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding inzake vordering tot schadevergoeding door eiser tegen ING Bank N.V.

Op 16 oktober 2023 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis in kort geding gewezen in de zaak van eiser en eiseres tegen ING Bank N.V. De procedure is gestart met een dagvaarding op 19 september 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 oktober 2023. Tijdens deze behandeling is aan partijen meegedeeld dat de voorzieningenrechter, gezien de spoedeisendheid van de zaak, een verkort vonnis zou kunnen wijzen. Dit vonnis is inderdaad verkort geformuleerd en de schriftelijke uitwerking zal binnen veertien dagen volgen.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen en eiser hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van ING, die tot op heden zijn begroot op € 1.755,00. Eiser dient deze kosten binnen veertien dagen na de datum van het vonnis te voldoen, bij gebreke waarvan de kosten vermeerderd worden met wettelijke rente. Tevens is bepaald dat de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.J.J. Beurskens, die de uitspraak heeft gedaan in het kader van civiel recht, specifiek binnen het domein van kort geding. De zaak betreft een geschil tussen particuliere eisers en een grote bank, wat de relevantie van de uitspraak onderstreept in het kader van consumentenbescherming en financiële rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/322239 / KG ZA 23-338
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1]

2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen in mannelijk enkelvoud te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R.A. Wijnands te Schinnen,
tegen
ING BANK N.V.,
zetelend, gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ING,
advocaat: mr. M.A. Algra te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in kort geding blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding van 19 september 2023 met de producties 1 t/m 12,
- de akte weergave feiten, tevens houdende akte overlegging producties, met de producties 1 t/m 19,
- de aanvullende producties 20 en 21 van ING,
- de mondelinge behandeling van 12 oktober 2023,
- de pleitnota van ING.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De beslissing op de vordering van [eiser] luidt zoals hieronder is bepaald. Aan partijen is tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat de voorzieningenrechter eventueel, gelet op de te betrachten spoed, een verkort vonnis zou kunnen wijzen. De voorzieningenrechter heeft daartoe inderdaad besloten, om de hiervoor genoemde reden. Dit betekent dat de nadere schriftelijke uitwerking van dit vonnis zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen veertien dagen na heden, zal volgen.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
2.2.
veroordeelt [eiser] (hoofdelijk) in de proceskosten, aan de zijde van ING tot op heden begroot op € 1.755,00, te voldoen binnen veertien dagen na datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan die proceskosten vermeerderd worden met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
2.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken.
CM