ECLI:NL:RBLIM:2023:6343

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
03.285401.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en roekeloos rijgedrag

Op 25 september 2021 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de A67 bij Maasbree, waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, met een snelheid van meer dan 234 kilometer per uur de achterzijde van een andere auto ramde. Dit ongeval resulteerde in de dood van een inzittende van de andere auto en ernstig letsel bij twee anderen. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten, terwijl de slachtoffers in hulpeloze toestand achterbleven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, zoals omschreven in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en aan het verlaten van de plaats van het ongeval, zoals vermeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel c van dezelfde wet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €20.000 aan een van de slachtoffers, wegens immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.285401.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1998,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.A.R. van de Velde, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 oktober 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het slachtoffer [naam slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 primair:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [naam slachtoffer 2] is overleden en [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 3] (zwaar lichamelijk) letsel is toegebracht;
Feit 1 subsidiair:gevaarlijk rijgedrag;
Feit 2:als bestuurder betrokken is geweest bij een verkeersongeval en de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij een ander of anderen in hulpeloze toestand had achtergelaten.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het ongeval is ontstaan doordat de [auto van verdachte] met een uitzonderlijk hoge snelheid heeft gereden, vervolgens achterop de [auto] van de slachtoffers is gereden en dat de verdachte de bestuurder is geweest van de [merk auto] . De gedragingen van de verdachte kunnen volgens de officier van justitie worden aangemerkt als roekeloos in de zin van artikel 6 Wegenverkeersweg 1994 (hierna: WVW), mede gelet op artikel 5a WVW, waardoor het primair tenlastegelegde bewezen kan worden. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de impact van het verkeersongeval en de omstandigheid dat de [auto van de slachtoffers] in brand stond, de verdachte als bestuurder van de [merk auto] moest weten dat aan de inzittenden van de [auto van de slachtoffers] letsel was toegebracht en zich in hulpeloze toestand bevonden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De raadsman stelt zich op het standpunt dat voor beide tenlastegelegde feiten niet wordt voldaan aan het wettelijke bewijsminimum. Het enige belastende bewijs is de match met het DNA-spoor van verdachte in de [merk auto] . De raadsman benadrukt daarbij dat er ontlastend bewijs aanwezig is, namelijk de verklaring van [getuige 1] en de verklaring van [getuige 2] dat [getuige 2] de chauffeur van de [auto van verdachte] was. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim omdat het DNA-materiaal van de verdachte niet op de juiste wijze is verkregen. De verdachte heeft tegen zijn wil DNA moeten afstaan toen er nog geen redelijk vermoeden van schuld bestond. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat het DNA-onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat er een fout is gemaakt met de vermelding van een Spoor Identificatie Nummer (SIN), waardoor de bewijswaarde van het gehele onderzoeksresultaat is aangetast. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat onder deze omstandigheden geen verklaring van de verdachte naar aanleiding van de resultaten van het DNA-onderzoek verwacht hoeft te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 25 september 2021 omstreeks 02:55 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de A67 bij hectometerpaal 60.2 te Maasbree (hierna: het ongeval). De volgende voertuigen waren betrokken bij het verkeersongeval: een [auto van verdachte] met Nederlands kenteken [nummer] (hierna: de [auto van verdachte] ) en een [auto van de slachtoffers] met Duits kenteken [nummer] (hierna: de [auto van de slachtoffers] ). De bestuurder van de [auto van verdachte] heeft de plaats van het ongeval verlaten. De drie inzittenden van de [auto van de slachtoffers] werden na het ongeval vervoerd naar het ziekenhuis. [2]
[naam slachtoffer 1] , heeft -zakelijk weergegeven- onder meer het volgende verklaard:
Ik was de bestuurder van de [auto van de slachtoffers] . Naast mij in de bijrijder stoel zat [naam slachtoffer 3] en rechtsachter zat [naam slachtoffer 2] . Ik reed met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur over de rechterrijstrook. Plots voelde ik een enorm hevige klap van achteren. De motor van de auto ging meteen uit en de auto begon te branden. [3] Ik heb om hulp geschreeuwd en pas later kwamen drie mensen. De auto was dusdanig beschadigd dat wij er niet meer uit konden komen. De drie personen hebben ons uit de auto getrokken. Als deze drie personen niet waren gekomen, waren we alle drie overleden, want de auto stond volledig in brand. De bestuurder van de auto die achterin onze auto is gereden is ons niet te hulp gekomen. [4]
[naam slachtoffer 2] overleed op 25 september 2021 om 16:35 uur in het ziekenhuis, nadat de behandeling was gestaakt, omdat er geen zicht was op herstel. Het letsel dat waarschijnlijk c.q. vermoedelijk, tot de dood heeft geleid betreft een bloeding in de hersenen in combinatie met een zwelling van het brein, mogelijk in combinatie met andere inwendige bloedingen. [5]
Bij [naam slachtoffer 1] werden op 25 september 2021 bloeduitstortingen aan de linkerzijde van de borstkas en schaafwonden aan de onderarm rechts waargenomen. De röntgenfoto en CT-scan van de borstkas toonden een ribbreuk van de tweede rib beiderzijds en enige longkneuzing van de linkerlong. De toen geschatte duur van genezing betrof enkele weken. [6] [naam slachtoffer 1] meldde zich op 29 december 2021 bij het Centrum voor klinische acute en spoedeisende geneeskunde te Mönchengladbach (Duitsland). De artsen stelden het volgende vast: discrete kloppijn in de cervicale wervelkolom, cervicale wervelkolom mobiliteit beperkt door pijn, pijn uitstralend naar linker hemithorax (hier ook de bekende ribfracturen) en discrete drukpijn aan de linkerhemithorax. [7] In mei 2022 blijkt bij [naam slachtoffer 1] van bewegingsafhankelijke pijn in de linkerschouder met uitstraling naar de linker thorax. [8]
Bij [naam slachtoffer 3] werden meerdere laceraties en schaafverwondingen aan de linkerzijde waargenomen. Er werd neurotrauma en trauma aangezicht geconstateerd en op de CT-scan was een kleine bloeding tussen de hersenvliezen zichtbaar, waarvoor opname ter observatie op de intensive care nodig was. De geschatte duur van genezing betrof enkele weken tot maanden. [9]
De politie heeft een onderzoek ingesteld naar de oorzaak, toedracht en vermijdbaarheid van het ongeval. Bij aankomst ter plaatse stonden beide voorportieren van de [auto van verdachte] open en bleek dat de inzittenden de plaats van het ongeval hadden verlaten. [10] Uit het aangetroffen schade- en sporenbeeld ter plaatse bleek dat de [auto van de slachtoffers] impactschade aan de achterzijde van het voertuig en had de [auto van verdachte] impactschade aan de voorzijde van het voertuig. De [auto van verdachte] is met de voorzijde in botsing gekomen met de achterzijde van de [auto van de slachtoffers] . [11]
Getuige [getuige 3] verklaarde – kortgezegd – dat hij op 25 september 2021 over de A67 reed in de richting van Venlo. Hij zag na het ongeval een man bij de brandende [auto van verdachte] staan. Deze sprong over de vangrail en rende het weiland in. [12]
Op maandag 27 september 2021 werd een forensisch onderzoek verricht aan de [auto van verdachte] , gericht op het vaststellen van de identiteit van de bestuurder. Er werden meerdere biologische sporen veiliggesteld uit de [auto van verdachte] . Op de zitting van de bestuurdersstoel werd een vermoedelijke bloeddruppel waargenomen (SIN: [nummer] ). Op de voorzijde van de bestuurdersairbag werd een vermoedelijk bloedspoor, zijnde een contactspoor, aangetroffen (SIN: [nummer] ). De bovenzijde van de bestuurdersairbag werd door middel van stubs bemonsterd op de aanwezigheid van huidepitheel (SIN: [nummer] ). [13]
Door het Maastricht Forensisch Instituut (TMFI) werd een forensisch DNA-onderzoek uitgevoerd waarbij een aantal veiliggesteld biologische sporen uit de [auto van verdachte] werden vergeleken met de veiliggestelde referentiematerialen en de landelijke DNA-databank. Uit het TMFI ingestelde vergelijkende DNA-onderzoek bleek dat de volgende sporen overeen kwamen met het DNA-profiel van [verdachte] : [nummer] (zitting bestuurdersstoel), [nummer] (bovenzijde ontplooide bestuurdersairbag) en [nummer] (bestuurdersairbag). [14]
De [auto van verdachte] en de [auto van de slachtoffers] verkeerden voor het ongeval rij technisch in voldoende staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken, die eventueel de oorzaak of van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan, danwel op het verloop van het ongeval. [15]
Volgens de fabrieksgegevens van de [auto van verdachte] is de topsnelheid van dit merk en type voertuig 285 kilometer per uur. [16]
Uit de analyse van de lusdata van beschikbare tellussen van Rijkswaterstaat op de Rijksweg A67 bleek dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de bestuurder van één voertuig (personenauto) op zaterdag 25 september 2021 tussen 02:48:00 en 02:49:00 uur op de Rijksweg A67 ter hoogte van hectometerpaal 52.0 en 54.2 had gereden met een indicatieve snelheid van respectievelijk ongeveer 243 kilometer per uur en 250 kilometer per uur. [17]
Uit de verkregen voertuigdata uit de airbagcontrolemodule (ACM) van de [auto van verdachte] kon met zekerheid worden gesteld dat de bestuurder van de [auto van verdachte] 5 seconden voor de botsing met de [auto van de slachtoffers] reed met een volledig ingetrapt gaspedaal en een snelheid van meer dan 253 kilometer per uur, zijnde de maximum snelheid die kan worden gemeten door de ACM. Het gaspedaal werd een seconde voor de botsing losgelaten en een halve seconde daarna werd er geremd. Op het moment van de botsing was de snelheid volgens de data in de ACM nog 234 kilometer per uur. Bij drie afzonderlijke berekeningen, onder gebruikmaking van het analyserapport opgesteld door de fabrikant [naam] , bleek dat de bestuurder van de [auto van verdachte] voor het ongeval had gereden met een snelheid van meer dan 270 kilometer per uur. [18]
Uit de rekenkundige conclusie van de snelheid- en impactanalyse blijkt dat de [auto van verdachte] op het moment van de botsing met de [auto van de slachtoffers] heeft gereden met een snelheid gelegen tussen de 241 kilometer per uur en 277 kilometer per uur. [19]
Concluderend wordt in die analyse gesteld dat de [auto van verdachte] op het moment van het ongeval heeft gereden met een snelheid van minimaal 255 kilometer per uur (dit is de gemiddelde waarde van alle uitkomsten en meer dan 253 kilometer per uur). [20]
De bestuurder van de [auto van de slachtoffers] had, zo blijkt uit die analyse, op het moment van de botsing met de [auto van verdachte] gereden met een snelheid gelegen tussen de 107 kilometer per uur en 147 kilometer per uur. Gelet op de beschikbare tellussen op de Rijksweg A67 was echter geen sprake van een overschrijding van de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 130 kilometer per uur. [21]
In het proces-verbaal Relaas FO Verkeer wordt de conclusie getrokken dat het ongeval is ontstaan doordat de bestuurder van de [auto van verdachte] met een uitzonderlijk hoge snelheid reed, waardoor het snelheidsverschil tussen de betrokken voertuigen groot was. De bestuurder van de [auto van verdachte] was niet in staat zijn voertuigsnelheid dusdanig te verminderen of zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand die hij kan overzien en waarover de weg vrij was. De bestuurder van de [auto van verdachte] had het ongeval kunnen vermijden indien hij tijdig had geanticipeerd op het verkeer dat voor hem reed en/of hij de ter plaatse geldende maximumsnelheid had gereden. [22]
Bewijsoverweging feit 1
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat het ongeval is ontstaan doordat de [auto van verdachte] met een snelheid van in ieder geval 234 kilometer per uur de achterzijde van de [auto van de slachtoffers] , welke niet sneller dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 130 kilometer per uur reed, heeft aangereden. Ten gevolge van het ongeval is [naam slachtoffer 2] , passagier van de [auto van de slachtoffers] , overleden en hebben [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 3] , bestuurder en bijrijder van de [auto van de slachtoffers] , zodanig lichamelijk letsel opgelopen, dat naar het oordeel van de rechtbank daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Was de verdachte de bestuurder van de [auto van verdachte] op 25 september 2021?
De raadsman heeft gesteld dat er te weinig bewijs is dat de verdachte de bestuurder is geweest van de [auto van verdachte] . Uit het DNA-onderzoek is gebleken dat het bloedspoor op de zitting van de bestuurdersstoel, het bloedspoor op de bovenzijde van de ontplooide bestuurdersairbag en het huidepitheel op de bestuurdersairbag matchte met het DNA-profiel van de verdachte. Nu het DNA-spoor pas na het ontplooien van de airbag daarop terecht kan zijn gekomen, kan het niet anders zijn, dan dat de verdachte de bestuurder van de [auto van verdachte] is geweest op het moment van het ongeval. Ook de andere DNA-sporen op en rond de bestuurderszitplaats zijn van de verdachte.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de resultaten van het gehele DNA-onderzoek niet betrouwbaar zijn. Door een administratieve fout in het aanvraagformulier extern forensisch onderzoek, is ten onrechte vermeld dat een spoor van de ontplooide bestuurdersairbag SIN [nummer] betreft. Zoals ondubbelzinnig op pagina 290 uit het proces-verbaal betreffende de correctie blijkt, betrof SIN [nummer] de bijrijdersairbag. De match van dat spoor met het DNA-profiel van [getuige 1] , heeft betrekking op de bijrijdersairbag en doet dan ook geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van het DNA-onderzoek betreffende de verdachte.
De rechtbank verwerpt ook het verweer van de verdediging dat ten onrechte DNA is afgenomen van de verdachte, namelijk toen hij nog geen verdachte was. Dit verweer is feitelijk onjuist. Het DNA-profiel van de verdachte was immers al in september 2018 opgenomen in de DNA-databank.
Heeft de verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt?
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval. De verdachte reed namelijk met de [auto van verdachte] met een uitzonderlijk hoge snelheid over de snelweg en is met de voorzijde van de [auto van verdachte] in botsing gekomen met de achterzijde van de [auto van de slachtoffers] . De verdachte was niet in staat zijn voertuigsnelheid dusdanig te verminderen of zijn voertuig tot stilstand te brengen, waardoor het ongeval is ontstaan.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft (ook) die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd en de rechtbank zal dus moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid
in elk gevalsprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid. Ambtshalve overweegt de rechtbank dat dit niet betekent dat de bestanddelen van artikel 5a WVW in het primair ten laste gelegde feit hadden moeten worden verwerkt, bijvoorbeeld in een cumulatieve/alternatieve tenlastelegging. Hoewel daarvoor in de geschiedenis van de totstandkoming van de wet aanknopingspunten zijn te vinden, dwingt de tekst van artikel 175, tweede lid, WVW daartoe naar het oordeel van de rechtbank niet. Daarnaast staat in de tenlastelegging dat de daarin gebruikte termen, voor zover daaraan in de WVW betekenis is gegeven, worden geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd. In artikel 175, tweede lid, WVW is betekenis gegeven aan roekeloosheid, zodat die term moet worden geacht in die betekenis te zijn gebezigd.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
( a) De verkeersregels
De rechtbank heeft al vastgesteld dat de verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden Deze gedraging is in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels.
( b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. In deze zaak gaat het om het gedurende langere tijd een extreme overschrijding van de maximumsnelheid in de nachtelijke uren. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
( c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregel als op het in ernstige mate schenden van die regel. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat het gedurende langere tijd rijden met een veel te hoge snelheid niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan.
( d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt wel uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij drie slachtoffers zijn gevallen, waarvan er één slachtoffer kort na het ongeval is bezweken aan zijn verwondingen. Dat betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 2
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij anderen door een ongeval letsel had toegebracht en dat hij deze anderen vervolgens in hulpeloze toestand heeft achtergelaten door de plaats van het ongeval te verlaten.
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte heeft de [auto van de slachtoffers] aangereden en heeft vervolgens de plaats van het ongeval verlaten.
Gelet op alle omstandigheden ten tijde van het ongeval moet de verdachte geweten hebben dat een ander letsel was toegebracht. Terwijl hij de [auto van verdachte] kon verlaten, moet hij hebben kunnen zien dat de inzittende(n) van de [auto van de slachtoffers] die auto niet zonder hulp konden verlaten. De verdachte moet hebben geweten dat minimaal de bestuurder in hulpeloze toestand werd achtergelaten na het ongeval.
Conclusie
Gelet hierop acht de rechtbank het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair:
op 25 september 2021 te Maasbree, in de gemeente Peel en Maas als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A67, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten: [naam slachtoffer 2] , werd gedood en anderen, te weten: [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 3] , zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
welke gedragingen roekeloos waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, met voornoemd motorrijtuig
- over een afstand van ongeveer 10 kilometer heeft gereden met een veel te hoge snelheid,
van ongeveer 243 kilometer per uur, en
- ten tijde van het verkeersongeval heeft gereden met een snelheid van ongeveer 234 kilometer per uur, en
- ( daarbij) bij nadering van een op genoemde weg zich bevindend ander voertuig, zijnde een personenauto met daarin als inzittenden voornoemde [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 1] , de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet tijdig heeft verminderd om een aanrijding of botsing met dat voertuig te voorkomen en
- niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor, een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voornoemde personenauto;
Feit 2:
dat hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval, dat had plaatsgevonden te Maasbree, in de gemeente Peel en Maas, op Rijksweg A67, op 25 september 2021, de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, (een) ander(en) (te weten [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd(en) achtergelaten;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor anderen lichamelijk letsel worden toegebracht;
Feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van vijf jaren met aftrek.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 25 september 2021 met extreem hoge snelheden tussen de 243 kilometer per uur en 277 kilometer per uur gereden, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 130 kilometer per uur was. Slechts één seconde voor de aanrijding heeft verdachte het gaspedaal losgelaten dat hij daarvoor maximaal had ingetrapt bij de [auto van verdachte] die volgens de fabrieksopgave een maximale snelheid van 285 kilometer per uur kan bereiken. Uit de ACM analyse blijkt dat de snelheid op het moment van het ongeval, het raakmoment, 234 kilometer per uur was. Door het ongeval is [naam slachtoffer 2] komen te overlijden en hebben [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 3] ernstig letsel opgelopen. Verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten, terwijl de [auto van de slachtoffers] in brand stond met de slachtoffers daar nog in.
De verdachte heeft met zijn handelen een onomkeerbaar verlies en immens leed toegebracht aan de nabestaanden van [naam slachtoffer 2] . Door het roekeloze gedrag van de verdachte is [naam slachtoffer 2] overleden en daarmee plotsklaps uit het leven weggerukt. Uit de medische informatie van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 3] blijkt dat het ongeval nog steeds een zeer grote impact heeft op hen en op hun gezondheid. [naam slachtoffer 1] beschrijft de angstaanjagende momenten die hij beleefde toen hij bij bewustzijn kwam als volgt:
Wij zaten alle drie nog in de auto we konden er niet uit. Ik zat vast in de auto door de veiligheidsriem. De auto vloog in brand. Er was overal rook in de auto. Ik kon niet meer ademen. Ik begon te huilen. Er was in eerste instantie niemand anders die ons kwam helpen. Ik heb om hulp geschreeuwd. Pas later kwamen drie mensen Als deze drie personen niet waren gekomen en ons niet hadden geholpen waren we alle drie overleden want de auto stond inmiddels volledig in brand.[naam slachtoffer 1] lijdt nog steeds aan herbelevingen, ervaart onverminderd lichamelijke klachten en is niet in staat om te werken.
Het handelen van de verdachte heeft niet alleen directe gevolgen gehad voor de slachtoffers, maar ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van de verdachte ernstig in gevaar gebracht.
Gelet op de ernst van de feiten, de gevolgen daarvan en het belang van de verkeersveiligheid, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank merkt daarbij op dat er voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval door roekeloos rijgedrag geen oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht bestaan. Het ligt echter in de rede om bij roekeloosheid in beginsel hogere straffen op te leggen dan in de oriëntatiepunten is vermeld ten aanzien van ‘zeer hoge mate van schuld’.
De rechtbank weegt bij de strafbepaling als strafverzwarend mee dat de verdachte er alles aan heeft gedaan om onder zijn verantwoordelijkheid voor het ongeval uit te komen. Hij heeft de plaats van het ongeval verlaten, waarbij hij zich op geen enkel moment heeft bekommerd om de inzittenden van de [auto van de slachtoffers] . Hij heeft zich vervolgens niet gemeld bij de politie. Daardoor kon de politie geen onderzoek verrichten naar mogelijk strafverzwarende omstandigheden, zoals het gebruik van alcohol, lachgas of verdovende middelen. Ook dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Vervolgens heeft de verdachte ook nog een dwaalspoor veroorzaakt door een ander zich te laten melden als bestuurder van de auto. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan, nu dit niet alleen moreel verwerpelijk handelen is, maar ook bijzonder kwetsend is voor de slachtoffers en nabestaanden. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting wederom geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen en zich consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft geen empathie of berouw getoond.
Gelet op al deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat de gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de zaak en vindt zij een gevangenisstraf van 5 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd dat zijn rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest. Hiermee wordt niet alleen beoogd de verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon gevaarlijk was voor andere verkeersdeelnemers, maar ook om die verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van €20.000,00, ter zake van feit 1 en feit 2, bestaande uit immateriële schade (in de vorm van shockschade), te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd en geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in zijn vordering, nu hij de tenlastegelegde feiten niet bewijsbaar acht.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdediging heeft geen verweer gevoerd op de hoogte van het gevorderde bedrag en het gevorderde bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade toewijsbaar. De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 25 september 2021 tot aan de dag van algehele voldoening. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot
  • veroordeelt de verdachte tot
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van €20.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] , van een bedrag van €20.000,00 en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 135 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • de verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. drs. M.A.M. Pijnenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P.W.E. Bekkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. drs. M.A.M. Pijnenburg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 25 september 2021 te Maasbree, in de gemeente Peel en Maas als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A67, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten: [naam slachtoffer 2] , werd gedood en/of een of meer anderen, te weten: [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] , zwaar lichamelijk letsel en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
welke gedragingen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, met voornoemd motorrijtuig
- over een afstand van ongeveer 10 kilometer heeft gereden met een veel te hoge snelheid,
van ongeveer 243 kilometer per uur, in ieder geval hoger dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 130 kilometer per uur en/of
- ten tijde van het verkeersongeval heeft gereden met een minimale snelheid van ongeveer 255 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 130 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeersituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of
- ( daarbij) bij nadering van een op genoemde weg zich bevindend ander voertuig, zijnde een personenauto met daarin als inzittenden voornoemde [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 1] , de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken om een aanrijding of botsing met dat voertuig te voorkomen danwel
- niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en/of waarover deze vrij was,
waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan tussen
het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voornoemde personenauto;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2021 te Maasbree, in de gemeente Peel en Maas als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Rijksweg A67,
met voornoemd motorrijtuig
- over een afstand van ongeveer 10 kilometer heeft gereden met een veel te hoge snelheid,
van ongeveer 243 kilometer per uur, in ieder geval hoger dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 130 kilometer per uur en/of
- ten tijde van het verkeersongeval heeft gereden met een minimale snelheid van ongeveer 255 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 130 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeersituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of
- ( daarbij) bij nadering van een op genoemde weg zich bevindend ander voertuig, zijnde een personenauto met daarin als inzittenden voornoemde [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 1] , de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken om een aanrijding of botsing met dat voertuig te voorkomen danwel
- niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en/of waarover deze vrij was,
waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voornoemde personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Feit 2
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval, dat had plaatsgevonden te Maasbree, in de gemeente Peel en Maas, op/aan Rijksweg A67, op of omstreeks 25 september 2021, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,(een) ander(en) (te weten [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd(en) achtergelaten;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 15 oktober 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 452.
2.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 52, 55, 56, 57 en 58.
3.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [naam slachtoffer 1] , d.d. 25 september 2021, p. 134
4.Het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 1] , d.d. 19 mei 2022, p. 6 en 7.
5.Het proces-verbaal schouw stoffelijk overschot, p. 260.
6.De geneeskundige verklaring van [naam slachtoffer 1] , d.d. 31 mei 2022, p. 194.
7.De brief van het Centrum voor klinische acute en spoedeisende geneeskunde te Mönchengladbach (aanvullend), d.d. 29 december 2021, p. 9 van 13.
8.De brief van vakgroep Orthopedie (aanvullend), d.d. 10 juni 2022, p. 2 van 13.
9.De geneeskundige verklaring van [naam slachtoffer 3] (aanvullend), d.d. 24 november 2022, ongenummerd.
10.Het proces-verbaal Relaas FO Verkeer, p. 214.
11.Het proces-verbaal snelheid- en impactanalyse, p. 413.
12.Het proces-verbaal van verhoor van een getuige, p. 126.
13.Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig ( [auto van verdachte] ), p. 266.
14.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, d.d. 7 oktober 2021, p. 323 in combinatie met de aanvraag extern forensisch onderzoek, p 312 tot en met 316.
15.Het proces-verbaal Relaas FO Verkeer, 6.1 Forensisch technisch voertuigonderzoek, p. 217.
16.Het proces-verbaal Relaas FO Verkeer, 8.2 Snelheid, p. 219.
17.Het proces-verbaal Relaas FO Verkeer, 5 Vervolg omgevingsonderzoek, p. 217.
18.Het proces-verbaal Relaas FO Verkeer, 6.1.1 Vervolgonderzoek voertuigdata en 6.1.2 Analyse voertuigdata, p. 218
19.Het proces-verbaal Relaas FO Verkeer, 7 Snelheid- en impactanalyse, p. 219.
20.Het proces-verbaal Relaas FO Verkeer, 8.2 Snelheid, p. 220.
21.Het proces-verbaal Relaas FO Verkeer, 8.2 Snelheid, p. 220.
22.Het proces-verbaal Relaas FO Verkeer, p. 221.