ECLI:NL:RBLIM:2023:631

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
03/139242-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van een automatisch wapen, munitie, mishandeling en vernieling

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van een automatisch vuurwapen, munitie, mishandeling en vernieling. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. B.M.A. Jegers. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 11 januari 2023, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschouwde de feiten 1 tot en met 4 als bewezen, terwijl feit 5, de vernieling van de ruit van de voordeur van [slachtoffer 2], niet bewezen kon worden. De rechtbank volgde dit standpunt en sprak de verdachte vrij van feit 5.

De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 4 juni 2022 in Hoensbroek een automatisch vuurwapen en munitie voorhanden had, en dat hij [slachtoffer 1] had mishandeld en diens scooter had beschadigd. De bewezen feiten zijn in strijd met de Wet wapens en munitie en omvatten ernstige strafbare feiten die de veiligheid in de omgeving in gevaar brengen. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien het strafrechtelijk verleden van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor vergelijkbare feiten.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, met aftrek van het voorarrest. De verdediging pleitte voor een lagere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en het recidivegedrag van de verdachte een aanzienlijke vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/139242-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
thans gedetineerd in P.I. [naam PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.M.A. Jegers, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 januari 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:een automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad;
Feit 2:27 kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
Feit 3:[slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit 4:de scooter van [slachtoffer 1] heeft beschadigd;
Feit 5:de ruit van de voordeur van [slachtoffer 2] heeft vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 4 bewezen. Het wapen en de munitie werden in de woning van de verdachte aangetroffen. Met zowel de wetenschap van als de beschikkingsmacht over het wapen en de munitie heeft de verdachte deze voorhanden gehad als bedoeld in artikel 26 van de Wet wapens en munitie (WWM) (feit 1 en 2).
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van mishandeling en vernieling. De verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen (feit 3) en dat hij de scooter van [slachtoffer 1] heeft beschadigd (feit 4).
Volgens de officier van justitie moet vrijspraak volgen van feit 5, omdat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat dat de verdachte degene is geweest die de ruit van de voordeur van [slachtoffer 2] heeft vernield.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen van feit 5, omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte de ruit van de voordeur van [slachtoffer 2] heeft vernield.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 5: vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat dat de verdachte degene is geweest die de ruit van de voordeur van [slachtoffer 2] heeft vernield. Niemand heeft gezien dat de verdachte de ruit heeft vernield en de verdachte heeft ontkend dat hij deze vernieling heeft gepleegd. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 5 ten laste gelegde feit.
De feiten 1 tot en met 4 [1]
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht deze feiten bewezen op grond van:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 4 juni 2022; [2]
- de kennisgeving van inbeslagneming; [3]
- het proces-verbaal van team forensische opsporing, expertise wapens, munitie en explosieven; [4]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2023.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 4 juni 2022 te Hoensbroek een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd automatisch geweer, van het merk Tula, model AK47, kaliber 7.62X39 millimeter, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden, heeft gehad;
2.
op 4 juni 2022 te Hoensbroek, munitie van categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten 2 kogelpatronen van het kaliber 7.62X39 millimeter en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 25 kogelpatronen van het kaliber 7.62X39 millimeter voorhanden heeft gehad;
3.
op 4 juni 2022 te Hoensbroek, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te slaan;
4.
op 4 juni 2022 te Hoensbroek, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º
t.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 3:
mishandeling
t.a.v. feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte een straf op te leggen overeenkomstig het LOVS-oriëntatiepunt voor bezit van een automatisch vuurwapen, te weten 12 maanden gevangenisstraf. De raadsman heeft voorts, onder verwijzing naar het reclasseringsadvies van 2 december 2022, bepleit een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad in zijn woning. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen met munitie brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee. Het verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten: wapenbezit leidt immers meer dan eens tot wapengebruik, waarbij (dodelijke) slachtoffers kunnen vallen. Het vuurwapen en de munitie kwamen aan het licht nadat een burenruzie over resten van laminaat uit de hand liep. De verdachte heeft hierbij de partner van zijn buurvrouw mishandeld en zijn scooter beschadigd door onder andere met een pan op deze scooter te slaan. Ook dit zijn kwalijke feiten, die zorgen voor overlast en gevoelens van onveiligheid in de buurt.
Van de bewezen verklaarde feiten rekent de rechtbank de verdachte vooral de wapenfeiten zwaar aan. Het betreffen geen feiten waarbij een ‘standaard’ straf passen is, maar die moeten worden bezien in de context van verdachtes strafrechtelijk verleden. De verdachte is reeds meermalen veroordeeld voor het bezit van wapens en munitie. In 2018 is de verdachte nog veroordeeld voor een poging tot doodslag waarbij de verdachte met een vuurwapen heeft geschoten. In datzelfde jaar is hij veroordeeld voor een bedreiging waarbij eveneens een vuurwapen in het spel was. Bij onderzoek aan de mobiele telefoon van de verdachte zijn recente groeps-chatgesprekken aangetroffen waaraan ook de verdachte deelnam en waarin het kennelijk ging om de handel in vuurwapens. Eerdere vrijheidsstraffen, en ook een voorwaardelijke invrijheidsstelling met daaraan verbonden voorwaarden, hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw met vuurwapens bezig te houden, en zelfs een vuurwapen in huis te bewaren. Dat hij dit laatste voor een ander zou hebben gedaan, zoals hij heeft verklaard, is voor de strafwaardigheid niet van belang.
De rechtbank ziet, gelet op de ernst van met name de feiten 1 en 2, de houding van de verdachte ter terechtzitting en de omstandigheid dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd tijdens een voorwaardelijke invrijheidsstelling, geen meerwaarde in het opleggen van reclasseringscontact.
Alles afwegend acht de rechtbank slechts een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur aangewezen. De eis van de officier van justitie acht de rechtbank passend. Zij zal dan ook aan de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het hem onder feit 5 ten laste heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. C.J.M. Brands en
mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2023.BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een (getransformeerd) automatisch geweer, van het merk Tula, model AK47, kaliber 7.62X39 millimeter, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden, heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen munitie van categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten
2 kogelpatronen van het kaliber 7.62X39 millimeter
en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
25 kogelpatronen van het kaliber 7.62X39 millimeter
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen;
4.
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van de woning [adres] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie, registratienummer PL2300-2022084026, gesloten d.d. 19 augustus 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 105.
2.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 27-28.
3.De kennisgeving van inbeslagneming, 44-45.
4.Het proces-verbaal, pagina 68-72.