ECLI:NL:RBLIM:2023:6298

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
ROE 23/1332
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende openbaarmaking van documenten

Op 30 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak ROE 23/1332, waarin verzoekster een voorlopige voorziening heeft gevraagd in het kader van een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen. Verzoekster had eerder een verzoek ingediend om openbaarmaking van bepaalde documenten, maar dit verzoek was gedeeltelijk afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat haar procespositie in een eventuele civiele procedure onomkeerbare schade zou lijden door het afwachten van de uitkomst van de beroepsprocedure. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak zonder zitting gedaan, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beslissing houdt in dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is op dezelfde dag aan de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1332

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. P.W.A.M. van Roy),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster hangende beroep tegen de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek om openbaarmaking van stukken. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
3. Het college heeft het verzoek om openbaarmaking van stukken met het besluit van 11 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 december 2022 op het bezwaar van verzoekster heeft het college het verzoek gedeeltelijk toegewezen, het bestreden besluit herroepen en een nieuw besluit op het verzoek genomen. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” gelet op de betrokken belangen dat vereist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang ontbreekt. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. In het verzoek om een voorlopige voorziening heeft verzoekster aangegeven dat het treffen van een voorlopige voorziening nodig is, omdat verzoekster nog steeds een groot aantal documenten mist die benodigd zijn voor een mogelijk te starten civielrechtelijke procedure tegen de gemeente Meerssen.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster niet heeft toegelicht dat haar processuele positie in een eventuele civiele procedure onomkeerbare (bewijs)schade zal leiden als zij eerst de uitkomst van de beroepsprocedure afwacht. In de eerste plaats is de civiele procedure nu nog niet aanhangig en bovendien bestaat er geen verplichting om alle bewijsstukken direct bij het aanbrengen van de dagvaarding aan te leveren. Op basis van de beschikbare informatie is ook niet op voorhand duidelijk dat het college evident in strijd met de Woo heeft geweigerd om documenten openbaar te maken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken van zodanige spoed die maakt dat verzoekster het beroep niet kan afwachten.
7. Omdat een spoedeisend belang ontbreekt, is het verzoek kennelijk ongegrond en wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.

Conclusie en gevolgen

8. Het verzoek is kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
30 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 30 oktober 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.