ECLI:NL:RBLIM:2023:6289

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
C/03/310865/HA ZA 22-479
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige onttrekking van gelden van gezamenlijke bankrekeningen door kind van onder bewind gestelde ouders

In deze bodemzaak, uitgesproken door de Rechtbank Limburg op 1 november 2023, staat de onrechtmatige onttrekking van gelden centraal. De eisende partijen, Anna Wilhelmina Josephina Houben h.o.d.n. IN BALANS 3B Q.Q. en Brekelmans Bewind & Curatele B.V., vertegenwoordigen de belangen van hun respectieve cliënten, die onder bewind zijn gesteld. De gedaagde partij, aangeduid als [kind1], heeft geld van de gezamenlijke bankrekeningen van haar vader en zijn ex-echtgenote opgenomen en overgeboekt, terwijl de vader, [eisende partij sub 2], lijdt aan vasculaire dementie. De rechtbank oordeelt dat [kind1] onrechtmatig heeft gehandeld door deze bedragen zonder recht of geldige titel te onttrekken. De rechtbank concludeert dat de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat zij handelde op basis van een geldige volmacht of toestemming van de bewindvoerders. De rechtbank verklaart voor recht dat [kind1] aansprakelijk is voor de geleden schade en veroordeelt haar tot terugbetaling van € 60.300,00, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/310865 / HA ZA 22-479
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van

1.ANNA WILHELMINA JOSEPHINA HOUBEN h.o.d.n.IN BALANS 3B Q.Q.,

in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[eisende partij sub 1],
gevestigd te Roermond ,
eisende partij sub 1,
hierna te noemen: Houben q.q.,
advocaat: mr. D.J.P.H. Stoelhorst te Herten ,

2.BREKELMANS BEWIND & CURATELE B.V,

in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[eisende partij sub 2],
gevestigd te Venlo ,
eisende partij sub 2,
hierna te noemen: Brekelmans q.q.,
advocaat: mr. D.J.P.H. Stoelhorst te Herten ,
tegen
[gedaagde partij],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [kind1] ,
advocaat: mr. N. Geradts te Roermond .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de aanvullende producties 6 en 7 van [kind1]
- de aanvullende productie 8 van Houben q.q. en Brekelmans q.q.
- de aanvullende productie 8 van [kind1]
- de mondelinge behandeling van 11 september 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[kind1] heeft geld van de gezamenlijke bankrekeningen van haar vader en zijn toenmalige echtgenote opgenomen en overgeboekt. Inmiddels zijn vader en zijn toenmalige echtgenote gescheiden en onder bewind gesteld. De bewindvoerders stellen dat [kind1] onrechtmatig heeft gehandeld, omdat het geld zonder recht of geldige titel is onttrokken. [kind1] betwist dit en voert aan dat er machtigingsformulieren zijn en dat [eisende partij sub 2] toestemming heeft gegeven.
2.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat er onrechtmatig is gehandeld. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.

3.De feiten

3.1.
De heer [eisende partij sub 2] (hierna: [eisende partij sub 2] ) was gehuwd met mevrouw [eisende partij sub 1] (hierna: [eisende partij sub 1] ).
3.2.
Uit een eerder huwelijk van [eisende partij sub 2] zijn vier kinderen geboren: [kind1] , de heer [kind2] (hierna: [kind2] ), de heer [kind3] (hierna: [kind3] ) en de heer [kind4] (hierna: [kind4] ).
3.3.
Vanaf maart 2021 ondervindt [eisende partij sub 2] geheugenproblemen en sinds juni 2021 heeft hij last van concentratie- en oriëntatiestoornissen. Na een neuropsychologisch onderzoek is op 2 november 2021 de diagnose vasculaire dementie gesteld.
3.4.
Op 26 november 2021 heeft [eisende partij sub 2] de volgende tekst met de hand geschreven en van zijn handtekening voorzien (productie 3 conclusie van antwoord):

Hierbij machtig ik mijn kindern
[kind3] , [kind2] en [kind1] om gelden van de
rekeningen op te nemen om schenkenen
en betalingen te doen.
En ervoor te zorgen dat [kind4] zo min
mogelijk erf
Hierbij overhandig ik mijn bankpassen”.
3.5.
Op 5 december 2021 is [eisende partij sub 2] in het ziekenhuis opgenomen met een spraakstoornis, verwardheidsklachten en een delier. [eisende partij sub 2] verbleef tot 24 januari 2022 in het ziekenhuis. Op dit moment verblijft hij in de particuliere zorginstelling Villa Casimir in Roermond .
3.6.
In de periode dat [eisende partij sub 2] was opgenomen in het ziekenhuis heeft [eisende partij sub 1] aan [kind1] de bankpassen van [eisende partij sub 2] van de bankrekeningen van [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] verstrekt. Van 8 december 2021 tot en met 6 januari 2022 heeft [kind1] geld van de bankrekeningen contant opgenomen en via girale overboekingen aan zichzelf en de (klein)kinderen van [eisende partij sub 2] geschonken. Het gaat in totaal om € 9.500,00 aan pinopnames en € 45.800,00 aan girale overboekingen van
bankrekening [bankrekeningnummr] (productie 4A bij dagvaarding) en € 8.000,00 aan pinopnames van bankrekening [bankrekeningnummr] (productie 4B bij dagvaarding).
3.7.
[kind1] en [kind2] hebben de kantonrechter van deze rechtbank verzocht [eisende partij sub 2] onder curatele te stellen. Bij beschikking van 31 maart 2022 is dit verzoek afgewezen en is er een mentorschap en bewind ingesteld met benoeming van Houben q.q. tot bewindvoerder en mevrouw M.W.E. Hoenjet h.o.d.n. Samen 1 (hierna: Hoenjet) tot mentor.
3.8.
De goederen van [eisende partij sub 1] zijn op haar eigen verzoek eveneens bij beschikking van 31 maart 2022 onder bewind gesteld met benoeming van Houben q.q. tot bewindvoerder.
3.9.
Houben q.q. en Hoenjet hebben de kantonrechter van deze rechtbank verzocht het bewind en mentorschap om te zetten in een ondercuratelestelling. Nadat eerst provisioneel bewind is ingesteld, is het verzoek bij beschikking van 12 augustus 2022 afgewezen.
3.10.
[kind1] , [kind2] en [kind3] hebben de kantonrechter van deze rechtbank verzocht om de (provisionele) bewindvoerder en mentor te ontslaan. Bij beschikking van 12 augustus 2022 is het verzoek tot ontslag van de mentor afgewezen en het verzoek tot het ontslag van de (provisionele) bewindvoerder, in afwachting van het mediationtraject, aangehouden.
3.11.
Het resultaat van het mediationtraject is dat [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] wilden gaan scheiden. Inmiddels is het echtscheidingsverzoek ingediend en is de huwelijksgoederengemeenschap ontbonden. Eind juli 2023 hebben [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] het echtscheidingsconvenant ondertekend.
3.12.
Bij beschikking van 15 februari 2023 is Houben q.q. ontslagen als bewindvoerder van [eisende partij sub 2] en is Brekelmans q.q. benoemd tot (opvolgend) bewindvoerder. Brekelmans q.q. heeft de procedure voor wat betreft de belangen van [eisende partij sub 2] overgenomen van Houben q.q.

4.Het geschil

4.1.
Houben q.q. en Brekelmans q.q. vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [kind1] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is tot vergoeding van de door [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] geleden en nog te lijden schade;
[kind1] veroordeelt om naar rekening [bankrekeningnummr] t.n.v. [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] over te boeken € 63.300,00, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 8 december 2021, althans 23 mei 2022 althans vanaf datum van dagvaarden,
[kind1] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze kosten niet door [kind1] binnen 5 dagen na dit vonnis zijn voldaan.
4.2.
De rechtbank merkt op dat de tekst van vordering a) juridisch niet steekhoudend is. De rechtbank begrijpt de vordering aldus dat wordt gevorderd om voor recht te verklaren dat [kind1] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] geleden en nog te lijden schade.
4.3.
[kind1] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [kind1] in totaal € 63.300,00 heeft opgenomen of giraal overgeboekt van de bankrekeningen van [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] .
Standpunten van partijen
5.2.
Houben q.q. en Brekelmans q.q. stellen dat [kind1] onrechtmatig heeft gehandeld door dit bedrag zonder recht of titel te onttrekken aan de bankrekeningen van [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] . [kind1] heeft de pinopnames en overboekingen verricht in de periode dat [eisende partij sub 2] in het ziekenhuis was opgenomen met een delier, kort nadat de diagnose vasculaire dementie gesteld. Daaruit volgt dat [eisende partij sub 2] niet in staat kan zijn geweest toestemming te geven voor de pinopnames en overboekingen of om zijn wil te bepalen. Ook de toestemming van [eisende partij sub 1] ontbreekt terwijl dat wel had gemoeten omdat het om een gemeenschappelijke bankrekening gaat. [eisende partij sub 1] heeft de bankpassen van [eisende partij sub 2] aan [kind1] afgegeven zodat het een en ander voor hem geregeld kon worden toen hij in het ziekenhuis lag, maar daarmee heeft zij geen toestemming gegeven voor de omvangrijke transacties die [kind1] heeft verricht.
5.3.
[kind1] betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld en stelt dat zij handelde uit hoofde van een volmacht van [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] om de bankrekeningen te beheren. Zij verwijst naar de machtigingsformulieren van de ING bank (productie 8 van [kind1] ). Verder voert zij aan dat er is gehandeld naar de uitdrukkelijke wens van [eisende partij sub 2] om te zorgen dat er niet veel geld zou overblijven voor [kind4] om te erven, zoals [eisende partij sub 2] op 26 november 2021 schriftelijk heeft verklaard (zie r.o. 2.4. van dit vonnis). Zij heeft ter zitting gesteld de schenkingen te zijn gaan doen toen [eisende partij sub 2] in het ziekenhuis lag en zijn gezondheidssituatie ernstig was.
5.4.
Ter zitting hebben Houben q.q. en Brekelmans q.q. daarop gereageerd door te stellen dat de machtigingsformulieren slechts zien op de aanvraag van een machtiging, dat daaruit niet volgt dat de machtiging is verleend en dat de ING bank aan hen heeft medegedeeld dat er geen machtiging van [kind1] bekend is.
5.5.
In reactie daarop heeft [kind1] ter zitting verwezen naar een brief van de ING bank van 16 februari 2022 aan [kind3] , waarin vermeld is dat één rekeninghouder de machtiging van hem heeft ingetrokken (productie 4 bij conclusie van antwoord). Er moet volgens [kind1] dus wel een machtiging zijn geweest. Ook voert zij aan dat de schenkingen in lijn liggen met een schenkingstraditie tussen [eisende partij sub 2] en de (klein)kinderen.
5.6.
De rechtbank overweegt als volgt.
Juridisch kader
5.7.
Er is sprake van een onrechtmatige onttrekking als er gelden van een bankrekening van een ander worden toegeëigend of voor privédoeleinden worden gebruikt zonder recht of geldige titel. Artikel 6:162 BW bepaalt dat diegene die een onrechtmatige daad pleegt die hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander lijdt te vergoeden. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) rusten op Houben q.q. en Brekelmans q.q. de stelplicht en, bij voldoende betwisting, de bewijslast van hun stelling dat de gelden aan de bankrekeningen van [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] zijn onttrokken zonder recht of titel.
Verweren falen
5.8.
In het hiernavolgende komt de rechtbank tot het oordeel dat [kind1] haar betwisting onvoldoende heeft onderbouwd.
5.9.
Uit de overgelegde formulieren blijkt dat door zowel [eisende partij sub 2] als [eisende partij sub 1] aan ING Bank is verzocht om [kind1] als gemachtigde aan te melden op hun gemeenschappelijke rekeningen. Ook als de rechtbank aanneemt dat de machtigingen inderdaad zijn verleend, zoals [kind1] stelt, heeft te gelden dat een dergelijke machtiging in de regel is bedoeld om de lopende financiën op de bankrekeningen te beheren en niet om aanzienlijke bedragen op te nemen of over te boeken en aan zichzelf en anderen te schenken. Dat [eisende partij sub 1] de bankpassen van [eisende partij sub 2] aan [kind1] heeft gegeven in de periode dat [eisende partij sub 2] in het ziekenhuis lag, maakt dat oordeel niet anders. [kind1] heeft ter zitting verklaard dat [eisende partij sub 1] vreesde dat zij de financiën niet meer alleen zou kunnen beheren en daarom wilde dat de kinderen van [eisende partij sub 2] dit zouden oppakken. Dat [eisende partij sub 1] toestemming heeft gegeven om de lopende financiën te beheren, is echter iets heel anders dan dat [eisende partij sub 1] ook toestemming heeft gegeven voor de pinopnames of overboekingen van in totaal € 63.300,00. Aangezien uit verder niets blijkt dat op grond van de gestelde machtiging voor zo’n groot bedrag opnames en overboekingen mochten worden gedaan, heeft [kind1] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de machtiging haar een toereikende volmacht gaf. Dat betekent dat dit verweer faalt.
5.10.
Ook het verweer van [kind1] dat zij de gelden niet zonder recht of titel heeft onttrokken omdat zij heeft gehandeld naar de uitdrukkelijke wens van [eisende partij sub 2] om zo min mogelijk geld over te laten zodat [kind4] niets zou erven, vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
5.11.
De schriftelijke verklaring van [eisende partij sub 2] houdt in dat hij onder meer [kind1] machtigt om gelden van de rekeningen op te nemen, om schenkingen en betalingen te doen en ervoor te zorgen dat [kind4] zo min mogelijk erft. Deze verklaring heeft [eisende partij sub 2] gedaan op 26 november 2021 toen de diagnose vasculaire demente al was gesteld. Uitgangspunt is dat de diagnose vasculaire dementie op zichzelf niet meteen tot de verstrekkende conclusie hoeft te leiden dat [eisende partij sub 2] sindsdien geheel wilsonbekwaam was en dat aan zijn schriftelijke verklaring daarom geen of weinig waarde kan worden gehecht. In het onderhavige geval is echter van belang dat de schriftelijke verklaring van [eisende partij sub 2] dateert van slechts drie weken nadat de diagnose bij hem is gesteld en twee weken voordat hij met een delier in het ziekenhuis werd opgenomen. Tegen de achtergrond dat dit alles in een kort tijdsbestek van iets meer dan een maand heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat aan de wilsbekwaamheid van [eisende partij sub 2] ten tijde dat de schriftelijke verklaring is opgesteld kan worden getwijfeld en dat [kind1] dit ook had moeten doen. Voor zover [kind1] stelt dat die wens past bij een schenkingstraditie tussen [eisende partij sub 2] en de (klein)kinderen, heeft te gelden dat die traditie is betwist en dat [kind1] de traditie niet nader met stukken heeft onderbouwd. De stelling van [kind1] dat [eisende partij sub 1] € 50.000,00 heeft overgeboekt naar een rekening op haar naam om zo geld uit het zicht van [kind4] te brengen en dat daaruit de uitdrukkelijke wens en de afspraken daarover tussen [eisende partij sub 2] , [eisende partij sub 1] , [kind3] en [kind1] blijken, kan de rechtbank niet volgen. Als [eisende partij sub 1] geld overmaakt naar een bankrekening op haar eigen naam, is dat geld niet uit het zicht van [kind4] gebracht omdat [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Reeds daarom gaat deze stelling niet op, nog daargelaten dat ook elke onderbouwing ontbreekt van de stelling dat hierover afspraken zijn gemaakt. Omdat [kind1] gelden van de huwelijksgoederengemeenschap heeft onttrokken had zij bovendien niet alleen de toestemming van [eisende partij sub 2] nodig maar ook die van [eisende partij sub 1] , zoals is vereist bij uitzonderlijke en bovenmatige giften als bedoeld in artikel 1:88 lid 1 onder b BW waarvan in deze zaak sprake is. Ook indien zou worden aangenomen dat er naar de uitdrukkelijke wens van [eisende partij sub 2] is gehandeld in de periode dat hij in een penibele toestand in het ziekenhuis lag en dat hij wilsbekwaam was, mocht [kind1] er niet zonder meer van uitgaan dat [eisende partij sub 1] daar ook mee instemde. Dat zij niet instemde blijkt uit het feit dat [eisende partij sub 1] gelden heeft overgeboekt naar een bankrekening op haar eigen naam nadat zij de activiteiten zag op de gemeenschappelijke bankafschriften om te voorkomen dat meer onttrekkingen zouden volgen. Dat betekent dat ook dit verweer faalt.
5.12.
De rechtbank begrijpt dat [kind1] het beste met vader voorheeft, nu dit ook uit alles blijkt. Zo verblijft [eisende partij sub 2] in een particuliere zorginstelling en heeft [kind1] in privé uitgaven gedaan zodat [eisende partij sub 2] op dezelfde voet kan leven als voorheen. Dat neemt echter niet weg dat zij dit anders had moeten aanpakken. Zij had er goed aan gedaan een notaris te benaderen om te onderzoeken of [eisende partij sub 2] én [eisende partij sub 1] in staat waren hun wil te bepalen, wat hun wil was en het een en ander notarieel vast te leggen.
5.13.
Tot slot wordt opgemerkt dat [kind1] weliswaar heeft aangevoerd dat de opgenomen gelden zijn gebruikt voor huishoudelijke uitgaven van [eisende partij sub 2] en dat zij daar ook privé gelden aan heeft besteed. [kind1] doet echter geen beroep op verrekening zodat de rechtbank aan deze stelling geen gevolgen verbindt. Brekelmans q.q. heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn de gemaakte kosten voor zover die aantoonbaar zijn te zullen verrekenen met het terug te betalen bedrag.
Conclusie
5.14.
Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast dat [kind1] zonder recht of geldige titel € 63.300,00 aan de gemeenschappelijke bankrekeningen van [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] heeft onttrokken. Dat betekent dat [kind1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] in de zin van artikel 6:162 BW en dat zij de onttrokken gelden moet terugbetalen.
5.15.
De rechtbank zal dan ook voor recht verklaren dat [kind1] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is tot vergoeding van de door [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] geleden schade. De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen voor zover die ziet op nog te lijden schade omdat niet duidelijk is welke schade daarmee wordt bedoeld.
5.16.
De rechtbank zal de vordering tot terugbetaling van € 60.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarden, ook toewijzen met dien verstande dat de helft van dit bedrag wordt betaald aan een door Houben q.q. aan te wijzen rekening en de andere helft op een door Brekelmans q.q. aan te wijzen rekening.
5.17.
Gelet op de familierelatie tussen (de materiële) partijen worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat [kind1] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 1] geleden schade,
6.2.
veroordeelt [kind1] tot terugbetaling van de onttrokken gelden, groot € 60.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarden, waarbij de helft van voornoemd bedrag wordt betaald aan een door Houben q.q. aan te wijzen rekening en de andere helft aan een door Brekelmans q.q. aan te wijzen rekening,
6.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart de veroordeling onder 6.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.
JC