ECLI:NL:RBLIM:2023:6239

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
03/007364-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot moord na schietincident in Sittard

Op 12 september 2020 vond er een schietincident plaats in Sittard waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], werd geraakt door een kogel. De verdachte, [verdachte], werd beschuldigd van medeplegen van een poging tot moord, maar werd uiteindelijk vrijgesproken van deze charge. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van [verdachte] op de dood van [slachtoffer]. Wel werd bewezen dat hij medeplichtig was aan de poging tot moord, omdat hij [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar een afgelegen locatie had gelokt, waar de schutter, [medeverdachte 1], op hem schoot. De rechtbank concludeerde dat [verdachte] op zijn minst voorwaardelijk opzet had op zware mishandeling met voorbedachten rade, maar niet op moord. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 9 maanden en moest een schadevergoeding van €178.840,- betalen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/007364-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
thans gedetineerd in de [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.G.D. Rutten, advocaat kantoorhoudende te Hilversum.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 18 en 19 september 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek werd formeel gesloten op 12 oktober 2023, waarbij de uitspraak is bepaald op 26 oktober 2023.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. F.E.L. Teerling, advocaat kantoorhoudende te Heerlen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (03/007361-21) [medeverdachte 2] (03/108068-21) en [medeverdachte 3] (03/170856-21).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met anderen, (met voorbedachten rade) heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel dat hij medeplichtig is geweest aan het (met voorbedachten rade) proberen te doden van [slachtoffer] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij hebben betoogd dat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven wilde beroven, waarbij [medeverdachte 1] heeft geschoten, [medeverdachte 2] heeft gereden op de motor en de verdachte het slachtoffer naar de plaats delict heeft gelokt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.
Hooguit kan worden vastgesteld dat [verdachte] een ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] heeft geregeld. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op het lokken van [slachtoffer] om hem te doden. Er is geen bewijs waaruit volgt dat de verdachte wetenschap had dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] wilde liquideren. Nu de wetenschap ontbreekt, is van (vol) opzet op een nauwe en bewuste samenwerking bij de poging tot liquidatie, maar ook voor het behulpzaam zijn daarbij, geen sprake. Ook is er geen sprake van voorwaardelijk opzet op het medeplegen dan wel de medeplichtigheid.
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt dat er nooit over het doden van [slachtoffer] is gesproken en dat de verdachte niet wist dat [medeverdachte 1] een wapen bij zich had.
De berichten in het dossier waarop het openbaar ministerie zich baseert kunnen niet als redengevende bewijsmiddelen worden beschouwd, nu niet kan worden uitgesloten dat deze berichten uitsluitend in het teken stonden van het voornemen van de verdachte om [medeverdachte 1] met [slachtoffer] in contact te brengen om de tussen hen bestaande problemen uit te praten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 12 september 2020, omstreeks 23:16 uur, kregen verbalisanten de melding om naar de woning aan de [adres 1] te Sittard te rijden. [2] Aldaar zou zich een bebloede man op de oprit bevinden. Omstreeks 23:19 uur kwamen de verbalisanten ter plaatse en troffen daar het bebloede slachtoffer [slachtoffer] aan. Er stroomde bloed in golvende bewegingen uit zijn kin. [slachtoffer] zei op dat moment dat hij beschoten was. Er was geschoten vanaf een scooter toen hij in zijn Opel Corsa zat op een parkeerplaats vlakbij de woning. [3] In een later verhoor verklaarde [slachtoffer] dat hij naar die parkeerplaats was gelokt door [verdachte] . [slachtoffer] had die avond op de parkeerplaats afgesproken met [verdachte] . Toen hij daar aan kwam en [verdachte] niet zag, had hij [verdachte] gebeld. [verdachte] had gezegd:
“wacht effe binnen 10 seconden kom ik er aan”. Vervolgens waren twee personen op een (motor)scooter of motorfiets komen aanrijden. De passagier was afgestapt, had een wapen uit een soort van schoudertasje gepakt en had op [slachtoffer] geschoten. Er werd niets gezegd door de personen op de (motor)scooter of motorfiets. [4] Beide personen op de motor droegen een integraalhelm. [5]
De politie trof aan het begin van de parkeerplaats, gelegen aan de [straatnaam 1] , op een afstand van hemelsbreed 60 meter van de woning aan de [adres 1] te Sittard, [6] een personenauto (Opel Corsa) aan, met draaiende motor en brandende verlichting. De auto stond met de achterzijde in een heg. De bestuurdersstoel was doordrenkt met bloed.
Ter plaatse verklaarde een getuige dat hij een aantal knallen had gehoord en dat hij kort daarna een zwarte motor met hoge snelheid komende vanuit de [adres 1] in de richting van de rotonde [straatnaam 2] had zien rijden. Op de motor zaten twee donker geklede personen. [7]
[slachtoffer] werd naar het ziekenhuis vervoerd. Daar werd schotletsel geconstateerd, met een traject verlopende van voor naar achter. Het projectiel was via de linkerkant van de kin het lichaam binnengedrongen en heeft vervolgens het lichaam geperforeerd door de wekedelen van de hals met letsel aan de gemeenschappelijke halsslagader, door de vijfde (nek)wervel, door de wekedelen van de nek en de schouder. Vanwege het letsel aan de halsslagader, met tekenen van een actieve bloeding, was de kans op overlijden groter dan 50%. [8]
Bij nader onderzoek op de parkeerplaats aan de [adres 1] zag men dat de auto van het slachtoffer achteruit, over de begroeiing van de parkeerplaats, door de haag was gereden. De auto was met de achterzijde tegen bomen tot stilstand gekomen. In het linker voorportier zat geen raam. Dit raam was vermoedelijk omlaag gedraaid.
Op het geasfalteerde gedeelte van de parkeerplaats, in het verlengde van de auto, werden vijf hulzen aangetroffen (alle vijf 9mm Luger). Geconcludeerd werd dat er minimaal vijf keer is geschoten. Gelet op de schotbeschadigingen in de auto (voorruit en linker achterportier) en het letsel van [slachtoffer] , is er minimaal drie keer in de richting van de auto geschoten. [9]
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem vertelde dat de motor werd bestuurd door [medeverdachte 2] en dat [medeverdachte 1] achterop de motor zat. [medeverdachte 1] heeft op [slachtoffer] geschoten. [10] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op [slachtoffer] heeft geschoten. [11]
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] op 12 september 2020 op de parkeerplaats aan de [adres 1] te Sittard op [slachtoffer] heeft geschoten, waarbij [slachtoffer] door een kogel is geraakt. De motor waarop [medeverdachte 1] naar de plaats delict is gereden, werd bestuurd door [medeverdachte 2] .
Het schietincident is primair aan [verdachte] ten laste gelegd als het medeplegen van een poging tot moord (handelen met voorbedachten rade), dan wel een poging tot doodslag. Subsidiair is dit ten laste gelegd als de medeplichtigheid aan de poging tot moord dan wel doodslag.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voordat de rechtbank ingaat op de feiten en omstandigheden waarop zij in dit kader acht heeft geslagen, merkt de rechtbank nog het volgende op.
[verdachte] heeft op 2 juni 2021 voor het eerst inhoudelijk een verklaring afgelegd. Hij heeft toen een voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] belastende verklaring afgelegd. Eerder, op 19 januari 2021, had ook al de getuige [getuige 1] een belastende verklaring afgelegd over de betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij het schietincident. Deze verklaring is gebaseerd op de informatie die deze getuige naar eigen zeggen van [verdachte] had gekregen.
[medeverdachte 1] heeft op 12 november 2021 een inhoudelijke verklaring afgelegd, dus nádat de verklaringen van [getuige 1] en [verdachte] al bekend waren. In die verklaring heeft [medeverdachte 1] bekend te hebben geschoten op [slachtoffer] en heeft hij voorts zeer belastend over [verdachte] verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat er behoedzaam moet worden omgegaan met deze verklaring van [medeverdachte 1] , omdat niet kan worden uitgesloten dat deze is ingegeven door wraakgevoelens jegens [verdachte] . De rechtbank zal de verklaring, voor zover belastend voor [verdachte] , dan ook enkel gebruiken voor het bewijs, voor zover deze verklaring tevens wordt ondersteund door ander bewijs.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de voorbedachten rade acht geslagen op de navolgende feiten en omstandigheden, zoals die plaatsvinden in de aanloop naar en op 11 en 12 september 2020.
Contacten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] :
[verdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer] en [medeverdachte 1] een akkefietje hadden over geld. [verdachte] wist dat [slachtoffer] en [medeverdachte 1] elkaar zochten. Hij heeft een Facebookbericht dat [slachtoffer] over [medeverdachte 1] had geplaatst naar [medeverdachte 1] doorgestuurd. Dat was half augustus 2020. [12] Ze hadden daarvoor al contact gehad over het opbouwen van een nieuw leven door [verdachte] in Denemarken. Na het doorsturen van het Facebookbericht hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] ook contact gehad over [slachtoffer] . [medeverdachte 1] kon [slachtoffer] niet vinden of te spreken krijgen. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] laten weten dat hij contact had met [slachtoffer] . [13] [medeverdachte 1] vroeg naar het telefoonnummer van [slachtoffer] , waarna [verdachte] een screenshot stuurde van een gesprek tussen hem en [slachtoffer] . Desgevraagd heeft hij ook het woonadres van [slachtoffer] aan [medeverdachte 1] gegeven.
Op enig moment is besproken dat een ontmoeting tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] eventueel op een handgemeen zou kunnen uitlopen. Er zouden dan misschien wel rake klappen vallen.
[verdachte] wist van horen zeggen dat [slachtoffer] wel eens vuurwapengevaarlijk zou kunnen zijn. Deze informatie had hij al op 11 september 2020. [14]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] al enige tijd ruzie met hem zocht om allerlei redenen. [slachtoffer] plaatste onder andere berichten over [medeverdachte 1] . Op enig moment stuurde [verdachte] een screenshot van een bericht waaruit bleek dat [slachtoffer] [medeverdachte 1] zocht tegen betaling van een beloning. [medeverdachte 1] wilde [slachtoffer] zien en hem confronteren. [verdachte] zei dat hij [slachtoffer] wel voor [medeverdachte 1] kon regelen. [15]
Op 16 augustus 2020 ontmoetten [verdachte] en [slachtoffer] elkaar bij de opening van een zonnestudio. [16] Die avond om 19:37 uur stuurt [verdachte] aan [medeverdachte 1] : “Stond samen met hem op de wc”. Daarop volgt de opdracht van [medeverdachte 1] aan [verdachte] : “Wis de foto’s met mijn muziek op Insta. Ontvolg me. Beter. Doe nu.” [17]
Op 31 augustus 2020 vond er via WhatsApp een gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . [verdachte] verstuurde de volgende berichten aan [medeverdachte 1] : “Over dat met die neger”, “Wanneer ben je een weekend hier dan” en “Zorg ik dat hij op een locatie is en ik kom.” [18]
11 september 2020:
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij tegen [medeverdachte 2] zei dat [medeverdachte 2] hem vanuit Denemarken naar Nederland moest brengen. Zij kwamen op 11 september (2020) in de ochtend in Maastricht aan. [19]
Diezelfde dag, om 15:59 uur, kocht [medeverdachte 1] bij een tankstation in Maastricht een simkaart. [20] Deze simkaart bleek gekoppeld te zijn aan het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [21] Dit telefoonnummer was actief van 11 september 2020 te 16:12 uur tot en met 13 september 2020 te 22:43 uur. [22]
Na de aankoop van de simkaart stapte [medeverdachte 1] als bijrijder in een bronskleurige BMW, [23] welke BMW in gebruik was bij [medeverdachte 2] [24] en reed richting de A2, waarna een verplaatsing plaatsvond vanuit het zuiden naar het noorden over de A2. [25]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in de middag had afgesproken met [verdachte] . Ze ontmoetten elkaar bij de Jumbo in Limbrichterveld (Sittard). [medeverdachte 2] bleef in de auto zitten, terwijl [medeverdachte 1] met [verdachte] buiten rond liep. [medeverdachte 1] heeft bij die gelegenheid een telefoon aan [verdachte] gegeven. [medeverdachte 1] zei tegen [verdachte] : “Dat kan wel uit de hand lopen. Je bent een ripdeal aan het opzetten. Dat is niet zomaar wat. Beter gaan we kijken voor een afgelegen” (plek - naar de rechtbank begrijpt). [verdachte] zou die avond met [slachtoffer] afspreken en dan zou [medeverdachte 1] daarheen komen. [26]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hijzelf en [medeverdachte 2] vanuit de Jumbo naar de parkeerplaats aan de [adres 1] zijn gereden. [27] Op camerabeelden is te zien dat de BMW (van [medeverdachte 2] ) om 16:43 uur over de parkeerplaats aan de [adres 1] te Sittard rijdt. [28]
[verdachte] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] heeft getroffen bij de Jumbo in Limbrichterveld. Ze liepen daar een rondje. [medeverdachte 2] bleef bij de auto. [verdachte] heeft verklaard dat het goed mogelijk is dat de locatie aan de [adres 1] op dat moment besproken is. [medeverdachte 1] heeft [verdachte] bij die ontmoeting bij de Jumbo nog een telefoon gegeven. [medeverdachte 1] zei; “Hiermee houden wij contact”. Het (naar de rechtbank begrijpt: contact houden) kon blijkbaar niet via de gewone gsm, aldus [verdachte] . [29] Vanaf 11 september 2020 heeft [verdachte] op geen andere wijze met [medeverdachte 1] gesproken dan met het telefoontoestel (Alcatel) dat hij toen van [medeverdachte 1] kreeg. [30] Deze telefoon is later bij [verdachte] aangetroffen en bleek onder andere gekoppeld te zijn aan het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . In deze telefoon was één contact opgeslagen onder de naam “V” met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , [31] welk telefoonnummer in gebruik was bij [medeverdachte 1] . [32]
Later die dag, om 17:25 uur kocht [medeverdachte 1] een simkaart, [33] waaraan het eerder genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 2] is gekoppeld. [34] Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , dat in gebruik was bij [medeverdachte 1] , actief was van 11 september 2020 te 17.56.34 uur tot 12 september 2020 te 23.27.08 uur. [35] Om 17:56 uur die dag gaan telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] voor het eerst samen sms-en. [36] In de korte periode dat beide telefoonnummers, in gebruik bij [medeverdachte 1] en [verdachte] , actief zijn geweest, vonden 124 telefonische contacten plaats tussen beide telefoonnummers. [37]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] die avond een afspraak zou maken met [slachtoffer] . En dan zou [medeverdachte 1] daarheen komen. [38]
’s Avonds, vanaf 18:00 uur, maakte [verdachte] via WhatsApp contact met [slachtoffer] en stuurde enkele minuten later een SMS-bericht naar [medeverdachte 1] dat hij [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) heeft geappt en dat hij nog geen antwoord heeft gekregen. Daarna appt [verdachte] met [slachtoffer] en zegt dat ze moeten kijken voor een locatie, waarna [slachtoffer] een audiofragment naar [verdachte] stuurt, met de inhoud: “Wat bedoel je locatie, welke locatie? (…) Je komt toch met hem naar mij toe?” en later: “Je kan gewoon naar mij thuis komen.” Er vindt dan een telefoongesprek plaats tussen [slachtoffer] en [verdachte] . [verdachte] laat daarna aan [medeverdachte 1] weten “acht uur belt die me” en “dan hoor ik meer.”
Vanaf 20:19 uur vinden er meerdere WhatsApp gesprekken plaats tussen [verdachte] en [slachtoffer] , waaruit blijkt dat [slachtoffer] bij hem thuis wil afspreken. Om 20:48 uur stuurt [slachtoffer] een audiofragment, met onder andere de volgende inhoud: “Stap met die jongen in. Zeg je komt naar mij toe, ik heb een klant. … En je komt hier aan. En klaar ik doe mijn ding, en iedereen is happy daarna.” Waarna [verdachte] aan [medeverdachte 1] bericht: “Die wilt dat bij hem doen dus met klant naar hem gaan pfff.” Om 21:18 uur stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 1] : “Heb hem gezegd moeten eerst even meeten en praten over plan van aanpak maken.” Om 21:22 stuurt [verdachte] naar [slachtoffer] : “Maar kunnen we elkaar eerdt zien en dan goed bespreken aub even overleggen. (…)”
Na 22 uur stuurt [verdachte] naar [slachtoffer] nog het volgende bericht: “Jow maat, waar ben je?” en een audiofragment: “Hey jow maat, waar ben je? Dat we elkaar even kunnen zien en even kunnen spreken.”
[medeverdachte 1] stuurt om 23:09 uur een bericht naar [verdachte] : “Enmaat” Om 23:29 uur belt [verdachte] naar [slachtoffer] en kort daarna stuurt hij een bericht: “Welk cafe” Een paar minuten later informeert [medeverdachte 1] bij [verdachte] bij welk café. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] daarop laten weten dat [slachtoffer] na het bellen niet meer online is geweest. [39]
[verdachte] heeft verklaard dat de gesprekken op 11 september 2020 tussen hemzelf en [slachtoffer] gingen over een ripdeal. [40]
12 september 2020:
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in de ochtend van 12 september 2020 een bericht stuurde naar mensen dat hij een snelle auto of motor wilde hebben. Er werd uiteindelijk een gestolen motor geregeld, die later die dag door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is opgehaald. [medeverdachte 1] hoorde toen van [verdachte] dat hij grammetjes bij [slachtoffer] ging kopen. [41]
[verdachte] had die dag contact met [slachtoffer] en vroeg [slachtoffer] om 1,5 gram cocaïne in Sittard te brengen. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] vervolgens laten weten dat hij om 23 uur die betreffende avond had afgesproken met [slachtoffer] . [42] [verdachte] heeft later tegen een vriend gezegd dat ze er op het laatste moment achter kwamen dat ze [slachtoffer] konden lokken met twee of drie halve. [43]
[slachtoffer] heeft bevestigd dat [verdachte] hem vroeg om drie sealtjes cocaïne te leveren. [verdachte] vroeg [slachtoffer] om naar de parkeerplaats bij de sporthal te komen. [slachtoffer] had meerdere keren geweigerd, maar [verdachte] bleef aandringen en uiteindelijk heeft [slachtoffer] met [verdachte] afgesproken. [44]
Uit het telefoonverkeer tussen [slachtoffer] en [verdachte] blijkt dat [verdachte] om 21:38 uur een bericht stuurt met de inhoud: “Kun jij halve regelen (…)” Om 22:07 uur stuurt hij nog een bericht: “Kun jij 3 halve regelen alles betaald” en om 22:09 uur “Rond 2300 uur.” Om 22:52 uur vroeg [slachtoffer] om een locatie. Om 22:52 uur stuurde [verdachte] naar [slachtoffer] : “TE [adres 2] , [postcode] Sittard.” [45]
Op camerabeelden is te zien dat om 22:54:39 uur een motor met daarop twee opzittenden de parkeerplaats aan de [adres 1] op rijdt en er na een rondje weer af rijdt.
Om 22:57:57 uur rijdt wederom een motor de parkeerplaats aan de [adres 1] op en lijkt daar stil te staan. De verlichting gaat uit. Om 23:01:15 uur lijkt de verlichting weer aan te gaan en rijdt de motor de parkeerplaats af. [46] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] op de parkeerplaats zou zijn, maar hij was er niet. [medeverdachte 1] zei tegen [medeverdachte 2] dat hij naar de Jumbo moest rijden, waar men [verdachte] een dag eerder had ontmoet. [medeverdachte 1] belde met [verdachte] , die zei dat hij er zo was. Ze ( [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) zijn toen terug gereden naar de parkeerplaats. [47]
Op de telefoon van [verdachte] werd een bericht aangetroffen van 23:08:41 uur. Hierin vroeg [verdachte] aan [slachtoffer] : “Ben je er.” [48]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij de parkeerplaats op reed. Hij verklaarde dat het een afgestorven, afgelegen parkeerterrein betrof, doodlopend met maar een ingang. [49]
Hij reed tot het einde van de parkeerplaats en is daar gedraaid. [50] Op camerabeelden is te zien dat omstreeks 23:10:26 uur een lichtkleurige Opel Corsa de parkeerplaats op rijdt, op het camerabeeld van rechts naar links. Om 23:11:14 uur komt de Opel Corsa weer in beeld en rijdt van links naar rechts over de parkeerplaats, in de richting van de uitgang van de parkeerplaats en verdwijnt uit beeld. [51]
Terwijl de Opel Corsa van [slachtoffer] richting de uitgang van de parkeerplaats reed, vond vanaf de telefoon van [slachtoffer] om 23:11:11 uur een uitgaand gesprek plaats van 12 seconden naar het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] . [52]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij naar [verdachte] belde, omdat hij [verdachte] niet zag. [slachtoffer] heeft [verdachte] in dit telefoongesprek gezegd:
“Luister maat, ik ben er, het is hier afgestorven man. Wie komt hier nou? What the fuck is dit voor rare plaats? Hier is in geen 10 miljoen jaar iemand geweest.” [53] [verdachte] vroeg vervolgens in dat gesprek aan [slachtoffer] om even te wachten en zei dat hij, [verdachte] , er over 10 seconden zou zijn. [54]
[slachtoffer] heeft ook verklaard dat hij de plek, het parkeerterrein, zo raar vond. Er was namelijk een café zo’n 200 meter verderop, waar [verdachte] en hij, [slachtoffer] , altijd afspraken en opeens werd er afgesproken op een afgelegen parkeerplaats. [slachtoffer] zei tegen [verdachte] : Waar ben je mee bezig? [slachtoffer] vertrouwde het niet en zei dat er iets niet klopte. [verdachte] zei: “Niet weg gaan, ik ben zo daar.” [55]
Een getuige, die in zijn auto zat op de oprit naar de parkeerplaats aan de [adres 1] , met de achterzijde van zijn auto richting de [adres 1] , zag rond 23:10 uur vanuit zijn achteruitrijspiegel een motor of scooter rijden, komend uit de richting van de rotonde bij het Trevianumcollege. Hij hoorde dat de scooter/motor flink gas gaf. Op de motor zaten twee personen. [56]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij, nadat hij met [verdachte] had gebeld, zijn auto parkeerde en het raam opende. [57] Er kwam een motor in volle vaart aangereden en deze stopte schuin voor de auto van [slachtoffer] . [58] De persoon die achterop de motor zat, stapte af, haalde een wapen tevoorschijn en richtte dit wapen op [slachtoffer] . Het wapen haperde en de persoon moest het wapen doorhalen. De persoon richtte opnieuw het wapen op [slachtoffer] , die toen met zijn auto vol gas achteruit is gereden. Bij het eerste schot werd [slachtoffer] geraakt. [slachtoffer] kon zijn arm niet meer bewegen en voelde een druk op zijn keel. De auto slipte en ging niet verder achteruit. [59]
Op de camerabeelden is te zien dat om 23:12:15 uur de Opel Corsa vanuit rechts (komende vanuit de richting van de ingang van de parkeerplaats) achteruit de parkeerplaats op rijdt. De Opel stopt ter hoogte van de aldaar staande struiken. [60]
In de telefoon van [verdachte] werd nog een sms-bericht aangetroffen dat hij om 23:12:19 uur naar [medeverdachte 1] stuurde. In dit bericht stond: “Hij is er.” [61]
[verdachte] heeft over de gang van zaken verklaard dat [medeverdachte 1] hem vertelde dat [medeverdachte 1] achterop de motor zat, van de motor is afgesprongen en vervolgens al vurend, al schietend op de auto is afgelopen. Bij de eerste kogel zakte [slachtoffer] al in elkaar. [62]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, nadat hij op [slachtoffer] had geschoten, op de motor is gestapt en dat ze zijn weggereden. [63] Een camera, geplaatst op de oprit tussen de percelen [adres 3] en [adres 4] te Sittard, op een afstand van 201,47 meter van de parkeerplaats aan de [adres 1] registreert om 23:13:01 uur een motorfiets die met hoge snelheid voorbij rijdt, komende vanuit de richting van de [adres 1] . [64]
Om 23:13:45 uur is op camerabeelden te zien dat een persoon bij de Opel Corsa vandaan loopt en rechts uit beeld verdwijnt en de parkeerplaats af loopt. [65] [slachtoffer] heeft verklaard dat hij vanaf zijn auto naar een woning is gestrompeld waar hij nog licht zag en daar op het raam heeft geklopt. [66] Om 23:16 uur maakt getuige [getuige 2] , bewoner van de woning aan de [adres 1] , melding van het aantreffen van het slachtoffer [slachtoffer] op de oprit van zijn woning. [67]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij na afloop de motor in brand heeft gestoken. [68] Omstreeks 23:55 uur werd bij de politie melding gemaakt van een brandende motor aan de [straatnaam 3] te Geleen. Omstreeks 00:30 uur werd aldaar op een stuk holle weg een motor (BMW type G310) met het Duitse kenteken [kenteken] aangetroffen. [69] Deze motor stond als gestolen geregistreerd. De motor lag op een half verharde, smalle veldweg, die iets verzonken ligt ten opzichte van de naastgelegen akkerbouwlanden. [70]
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
[medeverdachte 1] is, zittend achter op een motor die door [medeverdachte 2] werd bestuurd, met - zo blijkt uit de verklaring van [slachtoffer] , ondersteund door een getuige ter plaatse, volle vaart naar de afgelegen doodlopende parkeerplaats aan de [adres 1] gereden, in de wetenschap dat [slachtoffer] daar die avond zou zijn. Aangekomen op de parkeerplaats, waar [slachtoffer] op dat moment in zijn auto op [verdachte] zat te wachten, is [medeverdachte 1] van de motor gestapt, heeft het wapen uit zijn schoudertas gepakt en heeft hij, zonder iets te zeggen, minimaal vijf keer geschoten. Uit onderzoek is gebleken dat er in ieder geval drie keer op de auto van [slachtoffer] is geschoten, waarin [slachtoffer] op dat moment zat.
De tijdstippen van de telefooncontacten, van de cameraregistraties en van de melding aan de politie van het aantreffen van een zwaargewonde man op de oprit aan de [adres 1] geeft het zeer korte tijdsbestek weer waarin de gebeurtenissen rondom de schietpartij elkaar opvolgden.
Hoewel [medeverdachte 1] heeft ontkend dat hij met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven wilde beroven, duidt het gegeven dat [slachtoffer] naar een afgelegen plek werd gelokt en de kordaatheid en doelgerichtheid van het handelen van [medeverdachte 1] kort voorafgaand aan en tijdens het schieten - gelet op de uiterlijke verschijningsvorm - naar het oordeel van de rechtbank op niets anders dan de uitvoering van een vooropgezet plan van -in elk geval- [medeverdachte 1] om [slachtoffer] van het leven te beroven. Ook het feit dat er ter plaatse niets is gezegd en dat [medeverdachte 1] vijf maal heeft geschoten nadat zijn wapen aanvankelijk haperde wijst daarop. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] wilde confronteren, in elkaar wilde slaan en bang wilde maken, maar dat past niet bij zijn handelwijze op de plaats delict. [medeverdachte 1] ging immers direct en zonder iets te zeggen of zijn identiteit kenbaar te maken (door bijvoorbeeld zijn motorhelm af te zetten) over tot schieten.
De rechtbank heeft daarbij tevens acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden.
[medeverdachte 1] is de dag voor de schietpartij samen met [medeverdachte 2] vanuit Denemarken naar Nederland gekomen. Diezelfde dag heeft hij twee telefoons geregeld, waarvan een in gebruik bij [verdachte] en de andere bij [medeverdachte 1] , speciaal om met elkaar over de ontmoeting met [slachtoffer] te communiceren. Deze telefoons zijn ook enkel gebruikt in de periode rondom de schietpartij en in die periode hadden [medeverdachte 1] en [verdachte] zeer veelvuldig contact. Er was een vooropgezet plan om [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar een afgelegen plek te lokken, waarover door beiden zeer veelvuldig werd gecommuniceerd. Deze plek waar een en ander moest plaatsvinden, de parkeerplaats aan de [adres 1] en de latere plaats delict, werd een dag voor het schietincident reeds bekeken door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een voorverkenning. Het betrof een doodlopende parkeerplaats, met maar een in- en uitgang, waardoor vluchten voor [slachtoffer] bemoeilijkt was. In de ochtend van 12 september 2020 regelde [medeverdachte 1] een snelle, gestolen motor, die werd gebruikt om naar de parkeerplaats te rijden en welke na het schietincident op een eveneens afgelegen plek in brand werd gestoken. Kort voor het schietincident gaf [verdachte] de locatie door aan [slachtoffer] en werd [medeverdachte 1] door [verdachte] op de hoogte gebracht van de komst van [slachtoffer] . Deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, passen bij het plan om [slachtoffer] met voorbedachten rade te doden. Van enige contra-indicatie voor het handelen met voorbedachten rade door [medeverdachte 1] is niet gebleken. De ontmoeting met [slachtoffer] was dan ook opgezet om [slachtoffer] dood te schieten.
Medeplegen?
In de visie van de officieren van justitie heeft [verdachte] de poging tot moord samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gepleegd, waarbij [medeverdachte 1] gezien moet worden als de “hoofddader” (schutter en organisator). Voor medeplegen moet komen vast te staan dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten én dat [verdachte] , net als [medeverdachte 1] , (op zijn minst: voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
De officieren van justitie hebben betoogd dat op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van [verdachte] en [medeverdachte 1] kan worden afgeleid dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt met het doel om [slachtoffer] te doden. Daartoe hebben zij verwezen naar het langdurig contact tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] en de inhoud van de berichten die zij verstuurden, waaruit de voorbereiding van een plan blijkt. Ook hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] elkaar op de hoogte gehouden met speciaal voor dat doel aangeschafte telefoons. Met andere woorden: [verdachte] moet volgens de officieren van justitie volledig op de hoogte zijn geweest van waar de voorbereiding en samenwerking toe gingen leiden.
[verdachte] heeft echter ontkend dat hij wist dat er op de parkeerplaats geschoten zou worden. Er kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat [verdachte] daadwerkelijk de bedoeling - en daarmee vol opzet - had om het slachtoffer [slachtoffer] van het leven te beroven. Bewijs daarvoor ontbreekt. De vraag is dan of [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] van het leven zou worden beroofd.
[verdachte] heeft tevens ontkend dat hij wist dat [medeverdachte 1] een wapen bij zich had. [medeverdachte 1] heeft bevestigd dat [verdachte] niet wist dat [medeverdachte 1] een wapen bij zich had.
Het staat vast dat [verdachte] een belangrijke rol heeft gespeeld bij de voorbereidingshandelingen voor de schietpartij. Hij heeft er immers voor gezorgd dat het latere slachtoffer, [slachtoffer] , op de vooraf afgesproken plek aanwezig was. Hij heeft de locatie vooraf met [medeverdachte 1] besproken en de afgesproken tijd aan [medeverdachte 1] doorgegeven en hield contact met [medeverdachte 1] door middel van een speciaal met dat doel door [medeverdachte 1] aan [verdachte] ter beschikking gestelde telefoon.
Niet is gebleken dat [verdachte] op de hoogte was van de andere voorbereidingen, te weten het regelen van een gestolen motor en het meebrengen van een wapen naar de ontmoeting met [slachtoffer] . Ook blijkt niet dat hij wist dat de gebruikte vluchtmotor achteraf door [medeverdachte 1] in brand zou worden gestoken.
Niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] wist dat [medeverdachte 1] een wapen bij zich had. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank ook voor het overige (naast het niet weten van het wapen) onvoldoende feiten of omstandigheden waaruit de conclusie zou moeten worden getrokken dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard heeft dat er geschoten zou worden door [medeverdachte 1] .
De omstandigheden die aan de schietpartij vooraf zijn gegaan, te weten het vanaf medio augustus 2020 onderhouden van contacten met [medeverdachte 1] over het lokken van [slachtoffer] en het uiteindelijk op 12 september 2020 lokken van [slachtoffer] naar een afgelegen locatie met een speciaal voor dat doel aan [verdachte] op 11 september 2020 ter beschikking gestelde telefoon, zijn – tezamen genomen – onvoldoende om die conclusie te kunnen dragen, omdat die omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank ook kunnen passen bij het toepassen van zwaar geweld tegen [slachtoffer] . Ook in dat geval had [medeverdachte 1] immers de hulp van [verdachte] nodig om de confrontatie met [slachtoffer] , die volgens eigen zeggen erg voorzichtig, oplettend en niet zomaar te benaderen was, te kunnen aangaan en ook in dat geval kunnen er immers voorzorgsmaatregelen worden getroffen teneinde latere vervolging door politie en justitie te voorkomen.
De feiten en omstandigheden zijn, naar het oordeel van de rechtbank, dus onvoldoende om daaruit de conclusie te kunnen trekken dat verdachtes opzet, in voorwaardelijke zin, was gericht op de dood van [slachtoffer] . Er was dan ook geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , met als doel [slachtoffer] te doden.
Het enkele feit dat [verdachte] wist van horen zeggen dat [slachtoffer] wel eens vuurwapengevaarlijk zou kunnen zijn, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Ook het feit dat [verdachte] wist dat [medeverdachte 1] lid was van motorclub [motorclub], noch het feit dat [verdachte] bevriend was met [medeverdachte 1] op Instagram en via die weg mogelijk kennis had genomen van videofilmpjes waarin [medeverdachte 1] , onder de artiestennaam “ [naam] ”, rapte over geweld waarbij in de videoclips gebruik werd gemaakt van op vuurwapens gelijkende voorwerpen, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank anders.
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen van poging tot moord dan wel doodslag.
Medeplichtigheid
Voor medeplichtigheid als bedoeld in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht is dubbel opzet vereist. Verdachtes opzet moet gericht zijn op (in dit geval) het verschaffen van gelegenheid/inlichtingen en daarnaast moet de verdachte opzet hebben op het misdrijf dat hij ondersteunt (in dit geval een poging tot moord). Voorwaardelijk opzet is voldoende.
Opzet op de medeplichtigheid
De rechtbank acht wel bewezen dat [verdachte] het opzet had op het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen als bedoeld in artikel 48 aanhef en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. Uit de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] volgt dat zij in de middag van 11 september 2020 met elkaar spraken over een eventuele ontmoeting met [slachtoffer] . Bij die gelegenheid kreeg [verdachte] een telefoon waarmee hij moest communiceren met [medeverdachte 1] over het lokken van [slachtoffer] . Uit de verklaringen van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [slachtoffer] en de berichten die onderling werden verstuurd, volgt dat [verdachte] tot tweemaal toe geprobeerd [slachtoffer] op een geschikte locatie te krijgen. In eerste instantie op 11 september 2020 voor een zogenaamde ripdeal. Uit de berichten tussen [verdachte] en [slachtoffer] van die avond blijkt duidelijk dat [verdachte] met [slachtoffer] een afspraak wil maken, maar dat het afspreken bij [slachtoffer] thuis geen optie is. Alle informatie over de eventueel te maken afspraak met [slachtoffer] werd door [verdachte] doorgegeven aan [medeverdachte 1] .
Op 12 september 2020 maakte [verdachte] een afspraak voor de levering van cocaïne. Die avond lukte het om [slachtoffer] naar de gewenste locatie aan de [adres 1] te lokken. Ook deze informatie werd doorgespeeld naar [medeverdachte 1] . Kort voor de schietpartij, werd [medeverdachte 1] door [verdachte] op de hoogte gebracht van de komst van [slachtoffer] . Als [slachtoffer] op de parkeerplaats is, vertrouwt hij de situatie niet en belt met [verdachte] . [verdachte] doet dan zijn best om [slachtoffer] op die plek te houden en zegt: “Niet weg gaan, ik ben zo daar.” Zijn laatste bericht aan [medeverdachte 1] “Hij is er” heeft [medeverdachte 1] waarschijnlijk niet meer gelezen, gelet op de tijdsaanduiding, maar wel blijkt hieruit dat [verdachte] [medeverdachte 1] steeds op de hoogte hield van de komst van [slachtoffer] . Met deze handelingen heeft [verdachte] het plegen van het feit in ieder geval makkelijker gemaakt. Daarmee is aan het opzetvereiste voor medeplichtigheid voldaan.
Opzet op het gronddelict
Met betrekking tot het opzet op het gronddelict (poging tot moord) ontbreekt het in deze zaak aan een verklaring van [verdachte] dan wel aan ander bewijs, waaruit het opzet van de verdachte rechtstreeks kan worden gedestilleerd.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan een medeplichtige ook aansprakelijk worden gehouden voor een zwaarder misdrijf dan waarop zijn opzet was gericht. Voorwaarde is dat er tussen het door hem beoogde misdrijf en het door de dader gepleegde misdrijf voldoende verband bestaat.
[verdachte] heeft [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar een afgelegen parkeerplaats gelokt. Uit de berichtgeving tussen [slachtoffer] en [verdachte] enerzijds en [verdachte] en [medeverdachte 1] anderzijds blijkt dat in eerste instantie werd geprobeerd om [slachtoffer] op 11 september 2020 naar een geschikte plek te lokken onder het mom van een ripdeal. [slachtoffer] wilde bij zijn woning afspreken. Als [medeverdachte 1] “gewoon” uit was op een gesprek, dan hadden [medeverdachte 1] en [verdachte] naar die woning kunnen gaan en had [medeverdachte 1] aldaar [slachtoffer] kunnen confronteren. Kennelijk was dit geen optie en probeerde [verdachte] [slachtoffer] op een andere locatie te krijgen, te weten de afgelegen parkeerplaats aan de [adres 1] , die vooraf door [verdachte] en [medeverdachte 1] besproken was. Er werd toen een afspraak gemaakt in de avond van 12 september 2020 voor de levering van 1,5 gram cocaïne. Dit was kennelijk een makkelijke manier om [slachtoffer] te lokken.
[verdachte] wist dat [medeverdachte 1] door [slachtoffer] werd bedreigd. [slachtoffer] loofde zelfs een beloning uit voor het adres van [medeverdachte 1] . [verdachte] wist ook dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer] naar elkaar op zoek waren, maar dat het [medeverdachte 1] niet lukte om [slachtoffer] te vinden. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat ze [slachtoffer] daarom onder valse voorwendselen ergens naartoe wilden lokken.
[slachtoffer] mocht niet weten dat [medeverdachte 1] daar aanwezig zou zijn. [verdachte] en [medeverdachte 1] hadden op voorhand al besproken dat een ontmoeting eventueel uit de hand kon lopen en er rake klappen konden vallen. [verdachte] kende immers ook de reputatie van [slachtoffer] . Dat het uit de hand kon lopen, was kennelijk ook de reden om een afgelegen plek voor de ontmoeting te zoeken en de reden dat de communicatie over dat lokken van [slachtoffer] niet via de gewone gsm, maar via een speciaal voor dat doel door [medeverdachte 1] aan [verdachte] ter beschikking gestelde gsm moest plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dat dat [verdachte] wist dat er geweld zou worden gebruikt. Dat dit geweld niet zou bestaan uit een enkele klap, volgt uit de aard van de voorbereidingen die werden getroffen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . Die voorbereidingen waren zodanig, dat het voor [verdachte] duidelijk moet zijn geweest dat het om een zwaar geweldsdelict zou gaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op een zware mishandeling met voorbedachten rade.
Door op [slachtoffer] te schieten is het geweld tegen [slachtoffer] verder gegaan dan het geweld waarop het (voorwaardelijk) opzet van [verdachte] was gericht. Dat staat er evenwel niet aan in de weg om tot een bewezenverklaring te komen van het opzet van [verdachte] op dit grondfeit, nu er naar het oordeel van de rechtbank voldoende verband bestaat tussen beide strafbare feiten, te weten zware mishandeling met voorbedachten rade en poging tot moord.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de aard van de delicten en de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden, waarbij het gebruik van ernstig geweld te voorzien was.
Dat brengt mee dat kan worden bewezen verklaard en gekwalificeerd dat de verdachte medeplichtig is geweest aan poging tot moord. Dat het opzet van de verdachte beperkt was tot een zware mishandeling met voorbedachte rade, zal op de voet van artikel 49, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht bij de strafoplegging in aanmerking worden genomen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
[medeverdachte 1] op 12 september 2020 in de gemeente Sittard-Geleen (op de [adres 1] te Sittard), ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een vuurwapen meermalen op die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, waartoe hij, verdachte, in de periode van 11 september 2020 tot en met 12 september 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in de provincie Limburg, opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van bovengenoemd misdrijf door
- met [medeverdachte 1] afspraken te maken over een geschikte ontmoetingsplek met die [slachtoffer] en
- met die [slachtoffer] afspraken te maken over de (zogenaamde) levering van verdovende middelen en die [slachtoffer] zo te lokken naar de [adres 1] te Sittard en vervolgens
- de informatie van die afspraken (datum, tijdstip en plaats) door te geven aan die [medeverdachte 1] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Medeplichtigheid aan poging tot moord
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben op grond van hetgeen zij bewezen hebben geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van het voorarrest. Zij hebben daartoe verwezen naar jurisprudentie van het Hof Den Haag, dat bij een liquidatie als uitgangspunt 21 jaar gevangenisstraf hanteert. Het wettelijke strafmaximum bedraagt 20 jaar.
Volgens de officieren van justitie betreft het weliswaar een poging tot moord, maar dit betekent niet dat er automatisch een derde van de gebruikelijke straf afgehaald dient te worden, nu het overduidelijk is dat het de bedoeling was dat die poging wél zou slagen.
De officieren van justitie hebben in hun strafeis verder rekening gehouden met het milieu waarin zich een en ander heeft afgespeeld, het georganiseerde verband van de liquidatiepoging, de langdurige en koelbloedige voorbereiding, het proberen te wissen van sporen en het vluchten nadien en de houding van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over de op te leggen straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De strafeis van de officieren van justitie is gebaseerd op het primair tenlastegelegde; het medeplegen van poging tot moord. De rechtbank acht dit feit niet bewezen. Wel acht zij bewezen dat de verdachte medeplichtig was aan de poging tot moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, maar op een zware mishandeling met voorbedachten rade. Gelet op artikel 49, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank in de strafmaat rekening houden met het strafmaximum voor dit strafbaar feit, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren. Nu de verdachte “slechts’ medeplichtig is geweest aan het strafbaar feit, wordt de maximaal op te leggen straf met een derde verminderd, zodat als stafmaximum geldt een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de medeplichtigheid aan een poging tot moord op het slachtoffer. Hij had een belangrijk aandeel in een ophanden zijnde poging om het slachtoffer dood te schieten. De verdachte had weliswaar niet voor ogen deel uit te maken van een moordplan, maar hij wist wel dat er een gewelddadige confrontatie zou plaatsvinden. Kennelijk was dat voor hem geen reden om zich terug te trekken, maar bleef hij handelingen verrichten die de uiteindelijke schietpartij makkelijker hebben gemaakt.
De verdachte heeft het slachtoffer onder valse voorwendselen naar de plaats delict gelokt. Hij heeft alle informatie over de afspraak met het slachtoffer doorgespeeld naar [medeverdachte 1] , zodat deze de confrontatie met het slachtoffer aan kon gaan. Er is uiteindelijk vijf keer geschoten, waarvan drie keer in de richting van de auto van het slachtoffer, die geraakt werd door een van de kogels en zeer ernstig gewond raakte; de halsslagader werd geperforeerd. Met hevig bloedend letsel heeft het slachtoffer zich naar de dichtstbijzijnde woning begeven en heeft daar om hulp gevraagd.
Het slachtoffer is mede door het handelen van de verdachte in een uitermate beangstigende situatie terecht gekomen. Hij heeft letterlijk doodsangsten uitgestaan. Het feit dat hij nog in staat was redelijk rustig te blijven en hulp te zoeken alsmede en het snelle optreden van de hulpdiensten, heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat hij nog in leven is. Het slachtoffer ondervindt nog dagelijks de gevolgen van het schietincident en dat zal naar verwachting ook nooit veranderen. Hij zal altijd afhankelijk blijven van een rolstoel of rollator. De beschadiging van zijn ruggenmerg zal naar verwachting nooit meer herstellen. De klachten die hier uit voortvloeien, te weten verminderde gevoeligheid, rugpijn, krachtverlies in benen en verlammingsverschijnselen, zijn permanent. Het slachtoffer ervaart een dof gevoel bij zijn linkerschouder, zijn borstkas en zijn linkervoet en heeft daarbij ook last van een branderige sensatie. Hierdoor slaapt hij slecht. Ook heeft hij last van spasmen, die veel energie kosten en het slachtoffer beperken in zijn spraak. Het behoeft geen uitleg dat dit alles tot ernstig gederfd levensgenot heeft geleid.
Meer in het algemeen brengen deze schietpartijen ook in de maatschappij, in het bijzonder in de buurt waar de schietpartij zich heeft afgespeeld, ernstige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Ook dit kan de verdachte worden aangerekend.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf acht geslagen op de handelingen die de verdachte heeft verricht, de ernstige gevolgen voor het slachtoffer en de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken voor degelijke delicten plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend. Bij de straftoemeting dient de rechtbank rekening te houden met een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De Hoge Raad neemt in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg vonnis dient te worden gewezen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat door of vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit deze heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De verdachte werd op 8 januari 2021 als verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. De rechtbank neemt deze datum als uitgangspunt voor de aanvang van de redelijke termijn. Dit vonnis wordt op 26 oktober 2023 gewezen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim 9 maanden overschreden.
De rechtbank ziet in het tijdsverloop en de termijnoverschrijding aanleiding de door haar passend geachte straf te matigen. Zij zal de straf matigen met drie maanden, zodat de rechtbank aan [verdachte] zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en 9 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 178.840,-, bestaande uit € 3.840,- aan materiële schade en € 175.000,- aan immateriële schade. Ook heeft hij gevorderd de vordering te verhogen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, gelet op de door haar verzochte vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft de vordering inhoudelijk niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij, voor zowel het materiële als het immateriële deel, voldoende is onderbouwd en ook alleszins redelijk is.
De verdachte zal worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde medeplegen van een poging tot moord. Wel is hij schuldig aan medeplichtigheid aan poging tot moord. Naar het oordeel van de rechtbank is hij daardoor ook verantwoordelijk voor de schade die is ontstaan als gevolg van het schietincident. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in wier zaken de rechtbank vandaag eveneens vonnis heeft gewezen, zijn vandaag veroordeeld wegens respectievelijk poging tot moord en medeplichtigheid aan poging tot moord. Allen zijn in civielrechtelijke zin hoofdelijk jegens de benadeelde partij aansprakelijk. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat ook de bijdrage van een medeplichtige aan een strafbaar feit in gelijke mate als de dader de grondslag kan vormen voor vergoeding van de bij dat strafbaar feit veroorzaakte schade (ECLI:NL:HR:2012:BX5554). De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] aan de poging tot moord van zodanig was, dat ook hij verantwoordelijk dient te worden gehouden voor de schade van de benadeelde partij. De vordering zal dan ook hoofdelijk worden toegewezen.
De toe te wijzen vordering wordt verhoogd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd, waarbij de gijzeling bij niet-betaling zal worden bepaald op 365 dagen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 48, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en negen maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , ten aanzien van het bewezenverklaarde feit, toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 178.840,-, bestaande uit € 3.840,- aan materiële schade en € 175.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover het bedrag van € 178.840 door de mededader(s) is betaald, de veroordeelde niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag van € 178.840,- te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 365 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020;
  • bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag door de mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en
mr. L.E.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 september 2020 in de gemeente Sittard-Geleen (op/nabij de [adres 1] te Sittard), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een vuurwapen meermalen op die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 12 september 2020 in de gemeente Sittard-Geleen (op/nabij de [adres 1] te Sittard), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een vuurwapen meermalen op die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, waartoe hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 11 september 2020 tot en met 12 september 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk
geval in de provincie Limburg, opzettelijk gelegenheid en /of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van bovengenoemd misdrijf door
- met [medeverdachte 1] (een) afspra(a)k(en) te maken over een geschikte ontmoetingsplek met die [slachtoffer] en/of
- met die [slachtoffer] (een) afspra(a)k(en) te maken over de (zogenaamde) levering van verdovende middelen en die [slachtoffer] zo te lokken naar de [adres 1] te Sittard en/of (vervolgens)
- de informatie van die (een) afspra(a)k(en) (datum, tijdstip en plaats) door te geven aan die [medeverdachte 1] en/of zijn, [medeverdachte 1] , medeverdachte(n).

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, proces-verbaalnummer LB3R020162, gesloten d.d. 30 augustus 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 5285.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2020, p. 1223.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2020, p. 1212.
4.Het proces-verbaal van bevindingen eerste verhoor slachtoffer [slachtoffer] d.d. 14 september 2020, p. 1469.
5.Het proces-verbaal van tweede verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 17 september 2023, p. 1488.
6.Het stamproces-verbaal d.d. 22 oktober 2021, p. 1043.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2020, p. 1216 en 1217.
8.Het geschrift, te weten een rapport van radiologisch onderzoek d.d. 9 december 2020, p. 1412.
9.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict [adres 1] Sittard (PD1) d.d. 17 september 2020, p. 1247, 1248 en 1249.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 juni 2021, p. 789 en 790.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2021, p. 5220.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 11 oktober 2022 (ter zitting gevoegd in de strafzaak tegen [verdachte] ), p. 4 van dat verhoor.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 juni 2021, p. 786.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 11 oktober 2022 (ter zitting gevoegd in de strafzaak tegen [verdachte] ), p. 4, 5 en 8 van dat verhoor.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2021, p. 5212 en 5215.
16.Het proces-verbaal van tweede verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 17 september 2023, p. 1477.
17.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie [verdachte] en [medeverdachte 1] d.d. 17 december 2020, p. 4007.
18.Het proces-verbaal van communicatie [verdachte] en [medeverdachte 1] d.d. 17 december 2020, p. 4016.
19.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2021, p. 5216.
20.Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden BP de Heeg d.d. 8 oktober 2020, p. 3675, in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen herkenning [medeverdachte 1] d.d. 8 oktober 2020, p. 3704 en 3707.
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020, p. 3693.
22.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4451.
23.Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden BP de Heeg d.d. 8 oktober 2020, p. 3678.
24.Het proces-verbaal van politie Denemarken d.d. 22 oktober 2020, p. 2811.
25.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4455 en het proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden BP de Heeg d.d. 8 oktober 2020, p. 3680.
26.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2021, p. 5216 en 5271.
27.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2021, p. 5216 en 5217.
28.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 1] d.d. 20 september 2020, p. 3639.
29.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 juni 2021, p. 802, 804 en 806.
30.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 juni 2021, p. 838.
31.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie [verdachte] en [medeverdachte 1] d.d. 17 december 2020, p. 4018.
32.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4458.
33.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Nachtwinkel Sittard d.d. 9 oktober 2020, p. 3690.
34.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020, p. 3693.
35.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4455.
36.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 1] d.d. 20 september 2020, p. 3637 en het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4458.
37.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4451.
38.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2021, p. 5217.
39.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie [verdachte] en [medeverdachte 1] d.d. 17 december 2020, p. 4021.
40.Het procers-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 juni 2021, p. 840.
41.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2021, p. 5217, 5218 en 5219.
42.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 2 juni 2021, p. 801.
43.Het proces-verbaal van uitwerking van opnemen vertrouwelijke informatie, p. 4670.
44.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2020, p. 1469 en 1470.
45.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] uit telefoons van [verdachte] d.d. 17 december 2020, p. 4018 en 4023.
46.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 1] d.d. 20 september 2020, p. 3926, 3630, 3631 en 3632.
47.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2021, p. 5219.
48.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] uit telefoons van [verdachte] d.d. 17 december 2020, p. 4018 en 4023.
49.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 september 2020, p. 1481 en 1485.
50.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2023, p. 3 van dat verhoor.
51.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 1] d.d. 20 september 2020, p. 3633.
52.Het proces-verbaal van bevindingen van onderzoek aan iPhone [slachtoffer] d.d. 8 maart 2021, p. 3968 en 3970.
53.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 september 2020, p. 1481 in combinatie met het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 oktober 2020, p. 1548.
54.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 september 2020, p. 1469.
55.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2023, p. 3 van dat verhoor.
56.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 24 september 2020, p. 1764.
57.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 september 2020, p. 1481 en 1482.
58.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2023, p. 3 en 4 van dat verhoor.
59.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 september 2020, p. 1476, 1481 en 1484.
60.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 1] d.d. 20 september 2020, p. 3634.
61.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] uit telefoons van [verdachte] d.d. 17 december 2020, p. 4018 en 4024.
62.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 juni 2021, p. 788 – 789 en 822.
63.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2021, p. 5220.
64.Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camera [adres 4] te Sittard d.d. 28 september 2020, p. 3649.
65.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 1] d.d. 20 september 2020, p. 3634.
66.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2023, p. 9 van dat verhoor.
67.Het stamproces-verbaal d.d. 22 oktober 2021, p. 1039.
68.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2021, p. 5220.
69.Het (stam)proces-verbaal zaaksdossier deel 4 van 14 d.d. 22 oktober 2021, p. 1040.
70.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek motor d.d. 30 september 2020, p. 1298 en 1299.