ECLI:NL:RBLIM:2023:6237

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
03/007361-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en verboden wapenbezit in Sittard

Op 12 september 2020 vond er een schietincident plaats in Sittard waarbij de verdachte, [verdachte], werd beschuldigd van poging tot moord op [slachtoffer]. De verdachte werd veroordeeld voor het met voorbedachten rade schieten op het slachtoffer, die ernstig gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer had gelokt naar een afgelegen parkeerplaats, waar hij met een vuurwapen op hem schoot. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat er geen bewijs was dat het slachtoffer een wapen bij zich had. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan verboden wapenbezit en het voorhanden hebben van munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 jaar en 6 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, die blijvende schade had opgelopen. De benadeelde partij, [slachtoffer], kreeg een schadevergoeding toegewezen van €178.840,-, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/007361-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. D.N.A. Brouns, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam-Duivendrecht, en mr. J.C. Reisinger, advocaat kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 18, 19 en 20 september 2023. De verdachte en zijn raadslieden zijn verschenen. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek werd formeel gesloten op 12 oktober 2023, waarbij de uitspraak is bepaald op 26 oktober 2023.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. F.E.L. Teerling, advocaat kantoorhoudende te Heerlen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (03/007364-21), [medeverdachte 2] (03/108068-21) en [medeverdachte 3] (03/170856-21).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet samen met anderen (met voorbedachten rade) heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven;
Feit 2:twee wapens en een schietbeker (loop) voorhanden heeft gehad;
Feit 3:munitie voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 1 hebben zij betoogd dat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven wilden beroven, waarbij de verdachte heeft geschoten, [medeverdachte 2] heeft gereden op de motor en [medeverdachte 1] het slachtoffer naar de plaats delict heeft gelokt.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 hebben zij verwezen naar het aantreffen van de wapens en de munitie in de woning waar de verdachte verbleef.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat de verdachte nooit de bedoeling heeft gehad om [slachtoffer] , met voorbedachten rade, van het leven te beroven. Daarvan blijkt ook niets uit het dossier. De verdachte wilde [slachtoffer] bang maken en afschrikken door hem (ernstig) te mishandelen en (eventueel) met een wapen te bedreigen. De confrontatie tussen de verdachte en [slachtoffer] kreeg echter een andere wending toen [slachtoffer] een wapen op de verdachte richtte. De verdachte heeft toen ook zijn wapen gepakt en heeft op [slachtoffer] geschoten. Voor zover er al sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood en dus van een poging tot doodslag, heeft de verdachte gehandeld uit zelfverdediging.
De verdediging heeft betoogd dat aangever [slachtoffer] op onderdelen aantoonbaar onjuist heeft verklaard. Er moet daarom zwaar aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] worden getwijfeld en deze moeten met de nodige behoedzaamheid worden gebruikt.
De verdediging heeft ten slotte uitgebreid kanttekeningen geplaatst bij de betrouwbaarheid van de Sky-berichten. Uit deze berichten volgt volgens de verdediging bovendien allerminst dat de verdachte [slachtoffer] wilde doden. Mocht de rechtbank de Sky ECC-data ten nadele van de verdachte gebruiken, dan verzoekt de verdediging om alsnog enkele communicatie/PGP-lijnen van de specifiek in de pleitnota genoemde accounts aan het dossier toe te voegen.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de feiten 2 en 3. Deze feiten werden door de verdachte ter zitting bekend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1:
Op 12 september 2020, omstreeks 23:16 uur, kregen verbalisanten de melding om naar de woning aan de [adres 1] te Sittard te rijden. [2] Aldaar zou zich een bebloede man op de oprit bevinden. Omstreeks 23:19 uur kwamen de verbalisanten ter plaatse en troffen daar het bebloede slachtoffer [slachtoffer] aan. Er stroomde bloed in golvende bewegingen uit zijn kin. [slachtoffer] zei op dat moment dat hij beschoten was. Er was geschoten vanaf een scooter toen [slachtoffer] in zijn [auto merk] zat op een parkeerplaats vlakbij de woning. [3] In een later verhoor verklaarde [slachtoffer] dat hij naar die parkeerplaats was gelokt door [medeverdachte 1] . [slachtoffer] had die avond op de parkeerplaats afgesproken met [medeverdachte 1] . Toen hij daar aan kwam en [medeverdachte 1] niet zag, had hij [medeverdachte 1] gebeld. [medeverdachte 1] had gezegd:
“wacht effe binnen 10 seconden kom ik er aan”. Vervolgens waren twee personen op een (motor)scooter of motorfiets komen aanrijden. De passagier was afgestapt, had een wapen uit een soort van schoudertasje gepakt en had op [slachtoffer] geschoten. Er werd niets gezegd door de personen op de (motor)scooter of motorfiets. [4] Beide personen op de motor droegen een integraalhelm. [5]
De politie trof aan het begin van de parkeerplaats, gelegen aan de [straatnaam 1] , op een afstand van hemelsbreed 60 meter van de woning aan de [adres 1] te Sittard, [6] een personenauto ( [auto merk] ) aan, met draaiende motor en brandende verlichting. De auto stond met de achterzijde in een heg. De bestuurdersstoel was doordrenkt met bloed.
Ter plaatse verklaarde een getuige dat hij een aantal knallen had gehoord en dat hij kort daarna een zwarte motor met hoge snelheid komende vanuit de [straatnaam 1] in de richting van de rotonde [straatnaam 2] had zien rijden. Op de motor zaten twee donker geklede personen. [7]
[slachtoffer] werd naar het ziekenhuis vervoerd. Daar werd schotletsel geconstateerd, met een traject verlopende van voor naar achter. Het projectiel was via de linkerkant van de kin het lichaam binnengedrongen en had vervolgens het lichaam geperforeerd door de wekedelen van de hals met letsel aan de gemeenschappelijke halsslagader, door de vijfde (nek)wervel, door de wekedelen van de nek en de schouder. Vanwege het letsel aan de halsslagader, met tekenen van een actieve bloeding, was de kans op overlijden groter dan 50%. [8]
Bij nader onderzoek op de parkeerplaats aan de [straatnaam 1] zag men dat de auto van het slachtoffer achteruit, over de begroeiing van de parkeerplaats, door de haag was gereden. De auto was met de achterzijde tegen bomen tot stilstand gekomen. In het linker voorportier zat geen raam. Dit raam was vermoedelijk omlaag gedraaid.
Op het geasfalteerde gedeelte van de parkeerplaats, in het verlengde van de auto, werden vijf hulzen aangetroffen (alle vijf 9mm Luger). Geconcludeerd werd dat er minimaal vijf keer is geschoten. Gelet op de schotbeschadigingen in de auto (voorruit en linker achterportier) en het letsel van [slachtoffer] , is er minimaal drie keer in de richting van de auto geschoten. [9]
Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij de bestuurder van de motor was. [10] [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de passagier op de motor was en dat hij op [slachtoffer] heeft geschoten. [11]
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte] op 12 september 2020 op de parkeerplaats aan de [straatnaam 1] te Sittard op [slachtoffer] heeft geschoten, waarbij [slachtoffer] door een kogel is geraakt.
Het schietincident is aan [verdachte] ten laste gelegd als een poging tot moord (handelen met voorbedachten rade), dan wel een poging tot doodslag.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de voorbedachten rade acht geslagen op de navolgende feiten en omstandigheden, zoals die plaatsvonden in de aanloop naar en op 11 en 12 september 2020.
Aanloop / achtergrond:
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij een conflict heeft met [verdachte] . Dat conflict heeft te maken met de (poging tot) afpersing van een cafetariahouder in Valkenburg in 2018 door [verdachte] en [naam 1] , waarbij een jongen van [slachtoffer] als beveiliger behulpzaam was geweest. [verdachte] weigerde deze jongen van [slachtoffer] € 1
.000,-- te betalen. Hierdoor was het gehele conflict tussen [slachtoffer] en [verdachte] ontstaan. [slachtoffer] vond dat hij tegenover deze jongen hierdoor gezichtsverlies leed. Toen [slachtoffer] later in detentie verbleef, vernam hij dat zijn jongen flinke klappen had gekregen van [verdachte] en vijf andere personen. Na de aanval op zijn jongen wilde [slachtoffer] [verdachte] persoonlijk zien. [12]
Het ging al lang niet meer om die € 1.000,--. [slachtoffer] wilde [verdachte] zien om hem total loss te slaan. [slachtoffer] beledigde [verdachte] via social media en bedreigde hem met zware mishandeling. Hij bedreigde ook [verdachte] ’ vrouw. Ook ging [slachtoffer] actief op zoek naar [verdachte] en vroeg aan mensen, ook via social media, waar [verdachte] was. [13] Daarbij loofde [slachtoffer] zelfs een financiële beloning uit voor het adres van [verdachte] . [14]
Ook [verdachte] heeft verklaard over het conflict met [slachtoffer] . [slachtoffer] was al hele lange tijd ruzie aan het zoeken met [verdachte] . Begin 2020 bleef [slachtoffer] berichten sturen en foto’s posten van [verdachte] en zijn vrouw en waren er geruchten dat [slachtoffer] [verdachte] zou gaan pakken. [verdachte] ’ vrouw was heel erg bang en wilde zelfmoord plegen omdat zij er niet meer tegen kon. Op enig moment heeft [verdachte] een huis gevonden in [plaatsnaam] , Denemarken, en is naar Nederland gegaan samen met [medeverdachte 2] om spullen op te halen. [15] Uit telefoongegevens van [medeverdachte 2] blijkt dat zijn telefoons op 7 en 8 augustus 2020 actief zijn op eenNederlands netwerk. [16]
Daarna, als [verdachte] weer in Denemarken is, stuurt [medeverdachte 1] screenshots door aan [verdachte] , dat [slachtoffer] [verdachte] zoekt tegen een beloning. [medeverdachte 1] zei dat hij wist waar [slachtoffer] was en dat hij [slachtoffer] voor [verdachte] zou kunnen regelen. [verdachte] wilde [slachtoffer] zien en hem confronteren. [17]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij medio augustus 2020 een Facebookbericht van [slachtoffer] over [verdachte] heeft doorgestuurd naar [verdachte] . [18]
[verdachte] heeft verklaard dat hij nadien contact onderhield met [medeverdachte 1] over het regelen van [slachtoffer] voor [verdachte] . [19]
11 september 2020:
[verdachte] heeft verklaard dat hij vanuit Denemarken naar Nederland kwam in verband met een op handen zijnde verhuizing vanuit Nederland naar Denemarken. Ook wilde hij “dat met [slachtoffer] ” regelen (naar de rechtbank begrijpt: het regelen van [slachtoffer] voor [verdachte] op een locatie door [medeverdachte 1] en het vervolgens confronteren van [slachtoffer] door [verdachte] ). Hij zei tegen [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 2] hem vanuit Denemarken naar Nederland moest brengen. Zij kwamen op 11 september (2020) in de ochtend in Maastricht aan. [20]
Diezelfde dag, om 15:59 uur, kocht [verdachte] bij een tankstation een simkaart. [21] Deze simkaart bleek gekoppeld te zijn aan het telefoonnummer [nummer 1] . [22] Dit telefoonnummer was actief van 11 september 2020 te 16:12 uur tot en met 13 september 2020 te 22:43 uur. [23] Na de aankoop van de simkaart stapte [verdachte] als bijrijder in een bronskleurige BMW, [24] welke BMW in gebruik was bij [medeverdachte 2] [25] en reed richting de A2, waarna een verplaatsing plaatsvond vanuit het zuiden naar het noorden over de A2. [26]
[verdachte] heeft verklaard dat hij in de middag had afgesproken met [medeverdachte 1] . Ze ontmoetten elkaar bij de Jumbo in Limbrichterveld (Sittard). [medeverdachte 2] bleef in de auto zitten, terwijl [verdachte] met [medeverdachte 1] buiten rond liep. [verdachte] heeft bij die gelegenheid een telefoon aan [medeverdachte 1] gegeven. [27]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die middag met [verdachte] had afgesproken en dat er (onder andere) over [slachtoffer] werd gesproken en over een eventuele ontmoeting tussen [slachtoffer] en [verdachte] . [28] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij bij die gelegenheid een telefoon van [verdachte] heeft gekregen. [verdachte] had gezegd: “Hiermee houden wij contact.” Het kon blijkbaar niet via de gewone gsm, aldus [medeverdachte 1] . [29] Vanaf 11 september 2020 heeft [medeverdachte 1] op geen andere wijze met [verdachte] gesproken dan met het telefoontoestel (Alcatel) dat hij toen van [verdachte] kreeg. [30] Deze telefoon is later bij [medeverdachte 1] aangetroffen en bleek onder andere gekoppeld te zijn aan het telefoonnummer [nummer 1] . In deze telefoon was één contact opgeslagen onder de naam “ [letter] ” met het telefoonnummer [nummer 2] . [31]
[verdachte] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] het plan had om [medeverdachte 1] met [slachtoffer] te laten afspreken voor een zogenaamde ripdeal. Ze zochten naar een afgelegen plek waar die zogenaamde ripdeal dan zou plaatsvinden. [32] [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn na de ontmoeting bij de Jumbo te Sittard naar de parkeerplaats aan de [straatnaam 1] gereden. [33] Op camerabeelden is te zien dat de BMW (van [medeverdachte 2] ) op 11 september 2020 om 16:43 uur over de parkeerplaats aan de [straatnaam 1] te Sittard rijdt. [34]
Om 17:25 uur kocht [verdachte] een simkaart, [35] waaraan het eerder genoemde telefoonnummer [nummer 2] is gekoppeld. [36] [verdachte] heeft verklaard dat hij een simkaart voor zichzelf kocht en de andere voor [medeverdachte 1] . [37]
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [nummer 2] actief was van 11 september 2020 te 17.56.34 uur tot 12 september 2020 te 23.27.08 uur en in gebruik was bij [verdachte] . [38] Om 17:56 uur die dag gaan telefoonnummers [nummer 2] en [nummer 1] voor het eerst samen sms-en. [39] In de korte periode dat beide telefoonnummers, in gebruik bij [verdachte] en [medeverdachte 1] , actief zijn geweest, vonden 124 telefonische contacten plaats tussen beide telefoonnummers. [40]
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] die avond een afspraak zou maken met [slachtoffer] . En dan zou [verdachte] daarheen komen. [41] ’s Avonds, vanaf 18:00 uur, maakte [medeverdachte 1] via WhatsApp contact met [slachtoffer] en stuurde enkele minuten later een SMS-bericht naar [verdachte] dat hij [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )heeft geappt en dat hij nog geen antwoord heeft gekregen. Daarna appt [medeverdachte 1] met [slachtoffer] en zegt dat ze moeten kijken voor een locatie, waarna [slachtoffer] een audiofragment naar [medeverdachte 1] stuurt, met de inhoud: “Wat bedoel je locatie, welke locatie? (…) Je komt toch met hem naar mij toe?” en later: “Je kan gewoon naar mij thuis komen.” Er vindt dan een telefoongesprek plaats tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] laat daarna aan [verdachte] weten “acht uur belt die me” en “dan hoor ik meer.”
Vanaf 20:19 uur vinden er meerdere WhatsApp gesprekken plaats tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] , waaruit blijkt dat [slachtoffer] bij hem thuis wil afspreken. Om 20:48 uur stuurt [slachtoffer] een audiofragment, met onder andere de volgende inhoud: “Stap met die jongen in. Zeg je komt naar mij toe, ik heb een klant. … En je komt hier aan. En klaar ik doe mijn ding, en iedereen is happy daarna.” Waarna [medeverdachte 1] aan [verdachte] bericht: “Die wilt dat bij hem doen dus met klant naar hem gaan pfff.” Om 21:18 uur stuurt [medeverdachte 1] naar [verdachte] : “Heb hem gezegd moeten eerst even meeten en praten over plan van aanpak maken.” Om 21:22 stuurt [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] : “Maar kunnen we elkaar eerdt zien en dan goed bespreken aub even overleggen. (…)”
Na 22 uur stuurt [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] nog het volgende bericht: “Jow maat, waar ben je?” en een audiofragment: “Hey jow maat, waar ben je? Dat we elkaar even kunnen zien en even kunnen spreken.”
[verdachte] stuurt om 23:09 uur een bericht naar [medeverdachte 1] : “Enmaat” Om 23:29 uur belt [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] en kort daarna stuurt hij een bericht: “Welk cafe” Een paar minuten later informeert [verdachte] bij [medeverdachte 1] bij welk café. [medeverdachte 1] heeft [verdachte] daarop laten weten dat [slachtoffer] na het bellen niet meer online is geweest. [42]
12 september 2020:
[verdachte] heeft verklaard dat hij in de ochtend van 12 september 2020 een bericht stuurde naar mensen dat hij een snelle auto of motor wilde hebben. Er werd uiteindelijk een gestolen motor geregeld. [43]
[slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem had gebeld voor drie sealtjes cocaïne. [medeverdachte 1] had hem gevraagd om naar de parkeerplaats bij de sporthal te komen. [slachtoffer] had meerdere keren geweigerd, maar [medeverdachte 1] bleef aandringen en uiteindelijk heeft [slachtoffer] met [medeverdachte 1] afgesproken. [44]
In de telefoon van [medeverdachte 1] werden meerdere berichten aangetroffen tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] . Om 22:07 uur stuurde [medeverdachte 1] een bericht: “Kun jij 3 halve regelen alles betaald.” Om 22:09 uur stuurde [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] : “Rond 2300uur.” Om 22:52 uur vroeg [slachtoffer] om een locatie. Om 22:52 uur stuurde [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] : “TE [locatie] Sittard.” [45]
Op camerabeelden is te zien dat om 22:54:39 uur een motor met daarop twee opzittenden de parkeerplaats aan de [straatnaam 1] op rijdt en er na een rondje weer af rijdt. Om 22:57:57 uur rijdt wederom een motor de parkeerplaats aan de [straatnaam 1] op en lijkt daar stil te staan. De verlichting gaat uit. Om 23:01:15 uur lijkt de verlichting weer aan te gaan en rijdt de motor de parkeerplaats af. [46] [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] op de parkeerplaats zou zijn, maar hij was er niet. [verdachte] zei tegen [medeverdachte 2] dat hij naar de Jumbo moest rijden, waar men [medeverdachte 1] een dag eerder had ontmoet. [verdachte] belde met [medeverdachte 1] , die zei dat hij er zo was. Ze ( [verdachte] en [medeverdachte 2] ) zijn toen terug gereden naar de parkeerplaats. [47]
Op de telefoon van [medeverdachte 1] werd een bericht aangetroffen van 23:08:41 uur. Hierin vroeg [medeverdachte 1] aan [slachtoffer] : “Ben je er.” [48]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij de parkeerplaats op reed. Hij verklaarde dat het een afgestorven, afgelegen parkeerterrein betrof, doodlopend met maar een ingang. [49]
Hij reed tot het einde van de parkeerplaats en is daar gedraaid. [50] Op camerabeelden is te zien dat omstreeks 23:10:26 uur een lichtkleurige [auto merk] de parkeerplaats op rijdt, op het camerabeeld van rechts naar links. Om 23:11:14 uur komt de [auto merk] weer in beeld en rijdt van links naar rechts over de parkeerplaats, in de richting van de uitgang van de parkeerplaats en verdwijnt uit beeld. [51]
Terwijl de [auto merk] van [slachtoffer] richting de uitgang van de parkeerplaats reed, vond vanaf de telefoon van [slachtoffer] om 23:11:11 uur een uitgaand gesprek plaats van 12 seconden naar het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] . [52]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij naar [medeverdachte 1] belde, omdat hij [medeverdachte 1] niet zag. [slachtoffer] heeft [medeverdachte 1] in dit telefoongesprek gezegd:
“Luister maat, ik ben er, het is hier afgestorven man. Wie komt hier nou? What the fuck is dit voor rare plaats? Hier is in geen 10 miljoen jaar iemand geweest.” [53] [medeverdachte 1] vroeg vervolgens in dat gesprek aan [slachtoffer] om even te wachten en zei dat hij, [medeverdachte 1] , er over 10 seconden zou zijn. [54]
Een getuige, die in zijn auto zat op de oprit naar de parkeerplaats aan de [straatnaam 1] , met de achterzijde van zijn auto richting de [straatnaam 1] , zag rond 23:10 uur vanuit zijn achteruitrijspiegel een motor of scooter rijden, komend uit de richting van de rotonde bij het [school] . Hij hoorde dat de scooter/motor flink gas gaf. Op de motor zaten twee personen. [55]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij, nadat hij met [medeverdachte 1] had gebeld, zijn auto parkeerde en het raam opende. [56] Er kwam een motor in volle vaart aangereden en deze stopte schuin voor de auto van [slachtoffer] . [57] De persoon die achterop de motor zat, stapte af, haalde een wapen tevoorschijn en richtte dit wapen op [slachtoffer] . Het wapen haperde en de persoon moest het wapen doorhalen. De persoon richtte opnieuw het wapen op [slachtoffer] , die toen met zijn auto vol gas achteruit is gereden. Bij het eerste schot werd [slachtoffer] geraakt. [slachtoffer] kon zijn arm niet meer bewegen en voelde een druk op zijn keel. De auto slipte en ging niet verder achteruit. [58]
Op de camerabeelden is te zien dat om 23:12:15 uur de [auto merk] vanuit rechts (komende vanuit de richting van de ingang van de parkeerplaats) achteruit de parkeerplaats op rijdt. De [auto merk] stopt ter hoogte van de aldaar staande struiken. [59]
In de telefoon van [medeverdachte 1] werd nog een sms-bericht aangetroffen dat hij om 23:12:19 uur naar [verdachte] stuurde. In dit bericht stond: “Hij is er.” [60]
[medeverdachte 1] heeft over de gang van zaken verklaard dat [verdachte] hem vertelde dat [verdachte] achterop de motor zat, van de motor is afgesprongen en vervolgens al vurend, al schietend op de auto is afgelopen. Bij de eerste kogel zakte [slachtoffer] al in elkaar. [61]
Nadat er geschoten is, is [medeverdachte 2] weggereden met [verdachte] achterop. [62] Een camera, geplaatst op de oprit tussen de percelen [adres 3] en [adres 4] te Sittard, op een afstand van 201,47 meter van de parkeerplaats aan de [straatnaam 1] registreert om 23:13:01 uur een motorfiets die met hoge snelheid voorbij rijdt, komende vanuit de richting van de [straatnaam 1] . [63]
Om 23:13:45 uur is op camerabeelden te zien dat een persoon bij de [auto merk] vandaan loopt en rechts uit beeld verdwijnt en de parkeerplaats af loopt. [64] [slachtoffer] heeft verklaard dat hij vanaf zijn auto naar een woning is gestrompeld waar hij nog licht zag en daar op het raam heeft geklopt. [65] Om 23:16 uur maakt getuige [naam 2] , bewoner van de woning aan de [adres 1] , melding van het aantreffen van het slachtoffer [slachtoffer] op de oprit van zijn woning. [66]
[verdachte] heeft verklaard dat hij na afloop de motor in brand heeft gestoken. [67] Omstreeks 23:55 uur werd bij de politie melding gemaakt van een brandende motor aan de [straatnaam 3] te Geleen. Omstreeks 00:30 uur werd aldaar op een stuk holle weg een motor (BMW type G310) met het Duitse kenteken [kenteken] aangetroffen. [68] Deze motor stond als gestolen geregistreerd. De motor lag op een half verharde, smalle veldweg, die iets verzonken ligt ten opzichte van de naastgelegen akkerbouwlanden. [69]
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. [verdachte] is, zittend achter op een motor, met - zo blijkt uit de verklaring van [slachtoffer] , ondersteund door een getuige ter plaatse, volle vaart naar de afgelegen doodlopende parkeerplaats aan de [straatnaam 1] gereden, in de wetenschap dat [slachtoffer] daar die avond zou zijn. Aangekomen op de parkeerplaats, waar [slachtoffer] op dat moment in zijn auto op [medeverdachte 1] zat te wachten, is [verdachte] van de motor gestapt, heeft hij het wapen uit zijn schoudertas gepakt en heeft hij, zonder iets te zeggen, minimaal vijf keer geschoten, terwijl hij al schietend naar de auto van [slachtoffer] toeliep. Uit onderzoek is gebleken dat er in ieder geval drie keer op de auto van [slachtoffer] is geschoten, waarin [slachtoffer] op dat moment zat.
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] over wat er gebeurde die avond betrouwbaar en geloofwaardig nu hij (kort) na het schietincident gedetailleerde, consistente en verifieerbare verklaringen heeft afgelegd. Er was op dat moment nog geen dossier voorhanden. [slachtoffer] wist op dat moment ook niet welke personen op de motor zaten en wie op hem geschoten had. Zijn verklaringen zijn verifieerbaar gebleken op basis van de camerabeelden en het onderzoek aan inbeslaggenomen telefoons. Zo heeft [slachtoffer] verklaard dat hij, na veelvuldig aandringen van [medeverdachte 1] op de parkeerplaats had afgesproken met [medeverdachte 1] voor de aankoop door [medeverdachte 1] van drie sealtjes cocaïne en dat hij kort voor het schietincident, nadat hij op de parkeerplaats was gearriveerd, met [medeverdachte 1] heeft gebeld. Dit alles blijkt ook uit de telefoongegevens. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat hij ten tijde van het schietincident achteruit is gereden, de struiken in. Dit is ook op camerabeelden te zien. De auto van [slachtoffer] werd op de plaats delict ook in de struiken aangetroffen.
De tijdstippen van de telefooncontacten, van de cameraregistraties en van de melding aan de politie van het aantreffen van een zwaargewonde man op de oprit aan de [straatnaam 1] geeft het zeer korte tijdsbestek weer waarin de gebeurtenissen rondom de schietpartij elkaar opvolgden. Het gegeven dat [slachtoffer] naar een afgelegen plek werd gelokt en de daar binnen die korte tijd getoonde kordaatheid en doelgerichtheid van [verdachte] ’ handelen kort voorafgaand aan en tijdens het schieten, duidt - gelet op de uiterlijke verschijningsvorm - naar het oordeel van de rechtbank op niets anders dan de uitvoering van een vooropgezet plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. Ook het feit dat er ter plaatse niets is gezegd en dat [verdachte] vijf maal heeft geschoten nadat zijn wapen aanvankelijk haperde wijst daarop. [verdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] wilde confronteren, in elkaar wilde slaan en bang wilde maken, maar dat past niet bij zijn handelwijze op de plaats delict. [verdachte] ging immers direct en zonder iets te zeggen of zijn identiteit kenbaar te maken (door bijvoorbeeld zijn motorhelm af te zetten) over tot schieten.
De rechtbank heeft daarbij tevens acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden.
[verdachte] is de dag voor de schietpartij samen met [medeverdachte 2] vanuit Denemarken naar Nederland gekomen, onder andere om “dat met [slachtoffer] te regelen”. Diezelfde dag heeft hij twee telefoons geregeld, waarvan een in gebruik bij [medeverdachte 1] en de andere bij [verdachte] , speciaal om met elkaar over de ontmoeting met [slachtoffer] te communiceren. Deze telefoons zijn ook enkel gebruikt in de periode rondom de schietpartij en in die periode hadden [verdachte] en [medeverdachte 1] zeer veelvuldig contact. Er was een vooropgezet plan om [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar een afgelegen plek te lokken, waarover door beiden zeer veelvuldig werd gecommuniceerd. Deze plek, de parkeerplaats aan de [straatnaam 1] en de latere plaats delict, werd een dag voor het schietincident reeds bekeken door [verdachte] en [medeverdachte 2] in een voorverkenning. Het betrof een doodlopende parkeerplaats, met maar een in- en uitgang, waardoor vluchten voor [slachtoffer] bemoeilijkt was. In de ochtend van 12 september 2020 regelde [verdachte] een snelle, gestolen motor, welke werd gebruikt om naar de parkeerplaats te rijden en welke na het schietincident op een eveneens afgelegen plek in brand werd gestoken. Kort voor het schietincident gaf [medeverdachte 1] de locatie door aan [slachtoffer] en werd [verdachte] door [medeverdachte 1] op de hoogte gebracht van de komst van [slachtoffer] . Deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, passen bij het plan om [slachtoffer] met voorbedachten rade te doden.
Een belangrijke contra-indicatie voor handelen met voorbedachten rade, zou kunnen zijn gelegen in de omstandigheid dat [slachtoffer] , zoals [verdachte] heeft verklaard, een wapen heeft getoond. [verdachte] heeft, voor het eerst op 12 november 2021, verklaard dat hij op de parkeerplaats aan kwam en dat [slachtoffer] daar al stond in zijn auto. Het autoraam was omlaag. Terwijl [verdachte] afstapte en naar [slachtoffer] toe liep, richtte [slachtoffer] een wapen op [verdachte] . Ter zitting heeft [verdachte] uitgebeeld dat [slachtoffer] daarna op zijn wapen sloeg, kennelijk omdat het wapen haperde. [verdachte] heeft toen zijn wapen gepakt en op [slachtoffer] geschoten.
De rechtbank overweegt dat er geen enkele aanwijzing is dat [slachtoffer] ten tijde van het schietincident een wapen bij zich had. [slachtoffer] heeft, bij zijn eerste verhoor op de Intensive Care van het UMC Maastricht desgevraagd ontkend dat hij die avond een wapen bij zich had. Ook in zijn verhoor bij de rechter-commissaris was [slachtoffer] ter zake glashelder. Hij had die avond geen wapen bij zich. Bij het aantreffen van de zwaar gewonde en hevig bloedende [slachtoffer] op de oprit van de woning waar hij hulp zocht, werd geen wapen bij hem aangetroffen, noch in zijn kleding, noch in zijn aldaar aangetroffen schoudertasje. De plaats delict is, juist omdat [slachtoffer] ambtshalve bekend is bij politie en justitie ter zake ernstige geweldsfeiten, uitvoerig onderzocht, maar er werd geen wapen aangetroffen. Op de route van de parkeerplaats naar de woning waar [slachtoffer] hulp zocht, een afstand van hemelsbreed 60 meter, is geen wapen aangetroffen. Ook de auto waarin [slachtoffer] zat, werd zeer uitvoerig onderzocht. Men heeft daarbij zelfs gezocht naar verborgen ruimten. Er werd geen wapen aangetroffen.
Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard geen wapen bij [slachtoffer] te hebben gezien.
De verklaring van [verdachte] vindt dan ook geen enkele steun in het dossier.
Dat [medeverdachte 1] in oktober 2022, in zijn verhoor bij de rechter-commissaris, heeft verklaard dat het klopt dat [verdachte] heeft geschoten uit zelfverdediging, maakt dat niet anders. Immers, [medeverdachte 1] heeft eveneens verklaard dat hij de schietpartij niet zelf heeft waargenomen, zodat hij niet kan verklaren uit eigen wetenschap. Bovendien heeft hij in een eerdere verklaring in juni 2021, verklaard van [verdachte] te hebben gehoord dat [verdachte] van de motor is afgesprongen en al vurend, al schietend op de auto van [slachtoffer] is afgelopen en dat [slachtoffer] bij de eerste kogel al in elkaar zakte. Hij verklaart dan niets over dat [verdachte] zou hebben gehandeld uit zelfverdediging.
Van een contra-indicatie voor het handelen met voorbedachten rade is dan ook geen sprake.
Ook het feit dat [verdachte] mogelijk voor 11 en 12 september 2020 meermaals heeft aangegeven [slachtoffer] klappen te willen geven, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen contra-indicatie voor het handelen van [verdachte] met voorbedachten rade op 12 september 2020.
Alles overwegende acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] heeft geprobeerd [slachtoffer] , met voorbedachten rade, dood te schieten.
Medeplegen?
Anders dan de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs voor medeplegen met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Weliswaar staat vast dat [medeverdachte 2] ten tijde van het schietincident op de plaats delict aanwezig was, hij was immers de bestuurder van de motor, maar niet is gebleken dat hij op de hoogte was van het plan van [verdachte] om [slachtoffer] van het leven te beroven. Ook ten aanzien van [medeverdachte 1] , die was ingezet om [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar de plaats delict te lokken, is niet gebleken dat hij daarvan op de hoogte was. [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] , noch [medeverdachte 1] op de hoogte waren van het feit dat hij, [verdachte] , een wapen bij zich droeg. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben weliswaar allebei een belangrijke rol vervuld bij de uitvoering van het plan zoals [verdachte] dat in gedachten had, maar van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en hen met als doel [slachtoffer] te doden is niet gebleken. [verdachte] zal van dit deel van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek verdediging:
De verdediging heeft betoogd dat de Sky-communicatie niet (zonder meer) voor het bewijs kan worden gebezigd. Nu de rechtbank de Sky-communicatie niet heeft betrokken bij de bewijsvoering, zal de rechtbank dit verweer onbesproken laten. Om dezelfde reden zal de rechtbank geen beslissing nemen op het verzoek om Sky-communicatie aan het dossier toe te voegen, voor het geval de rechtbank de Sky-communicatie voor bet bewijs zou gebruiken.
Feit 2:
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Deze opgave luidt als volgt:
 de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 18 september 2023 afgelegd;
 het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2021, met bijlage, p. 5153 en 5155;
 het proces-verbaal onderzoek Wet wapens en munitie d.d. 12 januari 2021, p. 5170 tot en met 5173.
Feit 3:
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Deze opgave luidt als volgt:
 de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 18 september 2023 afgelegd;
 het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2021, met bijlage, p. 5153 en 5155;
 het proces-verbaal onderzoek Wet wapens en munitie d.d. 12 januari 2021, p. 5171 en 5173.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 12 september 2020 in de gemeente Sittard-Geleen (op de [straatnaam 1] te Sittard), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een vuurwapen meermalen op die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 8 januari 2021 in de gemeente Maastricht twee wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch pistool, merk Ekol, type Tuna, kaliber 8 mm en een semi-automatisch gaspistool, merk Umarex, model Walther P88-9, kaliber 9 mm P.A.K., en een schietbeker voor een gaspistool (behorend bij hierboven genoemde semi-automatisch gaspistool), waarbij deze schietbeker beschouwd moet worden als een loop, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool en onderdelen hiervan, voorhanden heeft gehad;
3.
op 8 januari 2021 in de gemeente Maastricht munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vier kogelpatronen, kaliber 8 mm en veertien knalpatronen, kaliber 9 mm P.A. blanc, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
Het standpunt van de verdediging en de officieren van justitie
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer en heeft verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat dit beroep moet worden verworpen, omdat de verklaring van de verdachte omtrent een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Noodweer: feitelijke grondslag
Nu namens de verdachte een beroep op noodweer is gedaan, moet de rechtbank allereerst de feitelijke grondslag van dat beroep onderzoeken. Voor aanvaarding van het beroep is onder meer vereist dat de rechtbank de feitelijke grondslag ervan aannemelijk acht. Voor de vaststelling van de feiten en omstandigheden waarop het beroep steunt, geldt – anders dan voor de beslissing over de bewezenverklaring – niet als maatstaf dat deze feiten en omstandigheden zich ‘buiten redelijke twijfel’ hebben voorgedaan. Bij de beoordeling van de feitelijke grondslag van het beroep op noodweer gaat het er slechts om dat die feitelijke toedracht, gelet op wat daarover door of namens de verdachte is aangevoerd en in het licht van het verhandelde ter terechtzitting, voldoende aannemelijk is geworden. Aan het oordeel dat de gestelde feitelijke grondslag voldoende aannemelijk is geworden, staat enige onzekerheid over de precieze feitelijke toedracht niet in de weg.
Aannemelijk geworden feiten
De verdachte heeft - kort gezegd - verklaard dat [slachtoffer] als eerste een wapen op hem heeft gericht en dat de verdachte toen ook zijn wapen heeft gepakt en op [slachtoffer] heeft geschoten.
De rechtbank heeft hiervoor onder 3.3 (feit 1) reeds overwogen dat er geen enkele aanwijzing is dat [slachtoffer] ten tijde van het schietincident een wapen bij zich had. Bij uitgebreid onderzoek op de plaats delict, in de auto van [slachtoffer] , op de afgelegde route door [slachtoffer] vanaf de parkeerplaats naar de woning en bij [slachtoffer] zelf, is geen wapen aangetroffen. Het door de verdachte geschetste noodweerscenario is dan ook niet aannemelijk geworden. Het beroep op noodweer zal dan ook verworpen worden.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Poging tot moord
Feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging en de officieren van justitie
Namens de verdachte is een beroep gedaan op noodweerexces, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat de verdachte de grenzen van de noodzakelijk verdediging zou hebben overschreden. Ook heeft de verdediging een beroep gedaan op putatief noodweer. De verdachte mocht, gelet op de hele voorgeschiedenis en de persoon van [slachtoffer] , redelijkerwijs menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan, omdat hij verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld, dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat dit beroep moet worden verworpen, nu het noodweer scenario niet aannemelijk is geworden, noch gebleken is dat de verdachte mocht denken dat hij mocht dan wel moest schieten.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Voor wat betreft het beroep op noodweer exces, heeft de rechtbank reeds overwogen dat het noodweerscenario niet aannemelijk is geworden. Een beroep op noodweer exces kan dan ook niet slagen, zodat dit beroep zal worden verworpen.
Van putatief noodweer kan sprake zijn, wanneer een verdachte verschoonbaar dwaalt over het bestaan van een noodweersituatie. Aannemelijk dient te zijn dat er omstandigheden waren die de verdachte redelijkerwijze aanleiding konden geven te veronderstellen dat hij dreigde te worden aangevallen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het enkele feit dat de verdachte en [slachtoffer] al geruime tijd een conflict met elkaar hadden, [slachtoffer] een criminele en gevaarlijke reputatie had, en [slachtoffer] de verdachte meermalen heeft bedreigd, is onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte verschoonbaar heeft gedwaald. De verdachte heeft er zelf voor gekozen de confrontatie met [slachtoffer] aan te gaan. Een confrontatie waarop [slachtoffer] niet was voorbereid. [slachtoffer] heeft desgevraagd bij de rechter-commissaris verklaard dat hij geen wapen bij zich had, noch dat hij een arm of zijn armen uit het openstaande raam heeft gestoken of daarmee heeft gezwaaid. Dat verdachte zich op verontschuldigbare wijze heeft vergist ten aanzien van dit noodweerscenario is, ook gelet op hetgeen de rechtbank al heeft overwogen onder 3.3, dan ook volstrekt niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande kan het beroep op putatief noodweer niet slagen.
De verdachte is dan ook strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben op grond van hetgeen zij bewezen hebben geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek van het voorarrest. Zij hebben daartoe verwezen naar een uitspraak van het gerechtshof Den Haag, waar het hof bij een liquidatie als uitgangspunt 21 jaar gevangenisstraf hanteert. Het wettelijke strafmaximum bedraagt echter 24 jaar, waarbij ook rekening is gehouden met de straffen die kunnen worden opgelegd voor de feiten 2 en 3.
Volgens de officieren van justitie betreft feit 1 weliswaar een poging tot moord, maar dit betekent niet dat er automatisch een derde van de gebruikelijke straf afgehaald dient te worden, nu het overduidelijk is dat het de bedoeling was dat die poging wél zou slagen.
De officieren van justitie hebben in hun strafeis verder rekening gehouden met het milieu waarin zich een en ander heeft afgespeeld, het georganiseerde verband van de liquidatiepoging, de langdurige en koelbloedige voorbereiding, het proberen te wissen van sporen en het vluchten nadien en de houding van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar andere uitspraken, aangevoerd dat de strafeis van de officieren van justitie bizar hoog is. Deze strafzaak wordt ten onrechte aangemerkt als een mislukte liquidatie. Ook heeft de verdediging verzocht, anders dan de officieren van justitie, bij de strafoplegging uit te gaan van een poging.
De verdachte heeft een gering strafblad. Hij heeft zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de voorwaarden gehouden en een positieve wending aan zijn leven gegeven.
De verdediging heeft ten slotte betoogd dat er sprake is van een flinke overschrijding van de redelijke termijn en dat daarom een strafkorting van 10% op zijn plaats is, dan wel de overschrijding anderszins in strafmatigende zin te compenseren. Ook heeft de verdediging om strafvermindering verzocht, voor zover gebruik wordt gemaakt van Sky-berichten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord. Hij leefde al enige tijd in ernstige onmin met het slachtoffer. Uit het dossier komt een beeld naar voren van een crimineel milieu, waarin zowel verdachte als het slachtoffer zich bevinden, waarin kennelijk geheel eigen ideeën bestaan over eer, gezichtsverlies en wraakzucht en het op basis van die denkbeelden beslechten van ruzies en geschillen. Het slachtoffer heeft de verdachte en zijn naasten meermalen met fors geweld bedreigd, veelal via social media. De verdachte heeft verklaard bij de politie en ook ter zitting dat het slachtoffer zich richtte op de vrouwen rondom verdachte, zoals zijn toenmalige echtgenote, een vriendin van haar en een nichtje. Dat zorgde voor veel angst en stress. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen andere uitweg meer zag dan de confrontatie met het slachtoffer aan te gaan. Hij heeft het slachtoffer door [medeverdachte 1] naar een afgelegen plek laten lokken. Toen het slachtoffer in zijn auto op de parkeerplaats op [medeverdachte 1] stond te wachten, verscheen daar een motor met twee opzittenden. De verdachte zat achterop deze motor, stapte af, pakte een wapen en heeft vijf keer geschoten, waarvan drie keer in de richting van de auto van het slachtoffer. Het slachtoffer is door een kogel getroffen en raakte zeer ernstig gewond; de halsslagader werd geperforeerd. Met hevig bloedend letsel heeft hij zich naar de dichtstbijzijnde woning begeven en heeft daar om hulp gevraagd.
De verdachte heeft met deze handelswijze voor eigen rechter gespeeld. In plaats van naar de politie te stappen om aangifte te doen tegen het slachtoffer naar aanleiding van de bedreigingen, heeft hij het heft in eigen hand genomen en besloten [slachtoffer] van het leven te beroven. De koelbloedigheid van het handelen van de verdachte, niet alleen ten tijde van het schieten, maar ook voorafgaand aan het schietincident, is buitengewoon schokkend. Hij heeft de nodige voorbereidingen getroffen. Uit deze voorbereidingen blijkt dat alles er op gericht was om [slachtoffer] naar de afgesproken plek te lokken om hem daar vervolgens dood te schieten en vervolgens uit handen van justitie te blijven. Door knap en volhardend opsporingswerk konden uiteindelijk verdachte en de medeverdachten begin januari 2021 worden aangehouden. De verdachte was bij zijn aanhouding in het bezit van een geladen vuurwapen dat in zijn jas zat. Ook in de woning waar hij verbleef werden nog wapens en munitie aangetroffen. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij het wapen bij zich droeg, omdat er (opnieuw) bedreigingen waren naar de personen die verantwoordelijk werden gehouden voor de schietpartij. De rechtbank acht het zeer verontrustend dat de verdachte, die bij conflicten kennelijk kiest voor eigenrichting, amper vier maanden na het schietincident wederom, dan wel nog steeds, met een geladen wapen op zak loopt. Er is immers al gebleken dat de verdachte niet schuwt om te schieten.
Het slachtoffer is door het handelen van de verdachte in een uitermate beangstigende situatie terecht gekomen. Hij heeft letterlijk doodsangsten uitgestaan. Het feit dat hij nog in staat was redelijk rustig te blijven en hulp te zoeken alsmede het snelle optreden van de hulpdiensten, heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat hij nog in leven is. Het slachtoffer ondervindt nog dagelijks de gevolgen van het schietincident en dat zal naar verwachting ook nooit veranderen. Hij zal altijd afhankelijk blijven van een rolstoel of rollator. De beschadiging van zijn ruggenmerg zal naar verwachting nooit meer herstellen. De klachten die hier uit voortvloeien, te weten verminderde gevoeligheid, rugpijn, krachtverlies in benen en verlammingsverschijnselen, zijn permanent. Het slachtoffer ervaart een dof gevoel bij zijn linkerschouder, zijn borstkas en zijn linkervoet en heeft daarbij ook last van een branderige sensatie. Hierdoor slaapt hij slecht. Ook heeft hij last van spasmen, die veel energie kosten en het slachtoffer beperken in zijn spraak. Het behoeft geen uitleg dat dit alles tot ernstig gederfd levensgenot heeft geleid.
Meer in het algemeen brengen deze schietpartijen ook in de maatschappij, in het bijzonder in de buurt waar de schietpartij zich heeft afgespeeld, ernstige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Ook dit kan de verdachte worden aangerekend.
De officieren van justitie hebben bij het formuleren van hun strafeis het aan verdachte ten laste gelegde feit aangemerkt als een poging tot liquidatie in de zin van een afrekening in het criminele milieu. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak niet uitsluitend van een crimineel-zakelijk motief gesproken kan worden. De vete begon volgens de verklaringen van zowel verdachte als het slachtoffer met onenigheid over geld dat door [verdachte] nog betaald moest worden aan een ‘mannetje van [slachtoffer] ’ voor diens criminele dienstverlening aan [verdachte] . [slachtoffer] heeft evenwel aangegeven dat het hem op enig moment niet meer om het geld ging en [verdachte] had [slachtoffer] naar eigen zeggen al aangeboden om hem te betalen. Op het moment dat [verdachte] op [slachtoffer] schoot lijken persoonlijke motieven dan ook de boventoon te hebben gevoerd.
Bij de strafeis hebben de officieren van justitie, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Den Haag, een gevangenisstraf voor de duur van 21 jaar voor een liquidatie als uitgangspunt genomen. Dit uitgangspunt geldt voor een voltooide moord. Ook hebben zij verwezen naar het wettelijk strafmaximum van 20 jaren voor een poging tot moord. Bij het meewegen van de strafbare feiten onder 2 en 3 is het strafmaximum 24 jaar. De officieren van justitie hebben daarbij betoogd dat het overduidelijk is dat het de bedoeling was dat de poging van verdachte wél zou slagen en dat om die reden zij geen aanleiding zien om zonder meer een derde af te halen van de gebruikelijke straf of het uitgangspunt voor een voltooide liquidatie. Voor zover de officieren van justitie hebben willen betogen dat er gradaties zijn in pogingen in die zin dat de ene poging meer is gericht op voltooiing dan de andere en daarmee voor een zwaardere bestraffing in aanmerking komt, vindt dit betoog geen steun in het recht. De strafeis van 20 jaren zal de rechtbank dan ook niet volgen. Gelet hierop zal de op te leggen straf dan ook afwijken van de gevorderde straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken voor pogingen tot moord zijn opgelegd. Voor een voltooide moord wordt veelal een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 18 jaren. In casu gaat het om een poging, zodat als uitgangspunt voor de poging moord op [slachtoffer] een gevangenisstraf geldt voor de duur van 12 jaar. Daarnaast heeft [verdachte] ook nog wapens en munitie voorhanden gehad. Alles overwegende acht de rechtbank voor de drie bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren passend en geboden. Bij de straftoemeting dient de rechtbank echter rekening te houden met een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De Hoge Raad neemt in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg vonnis dient te worden gewezen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat door of vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit deze heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De verdachte werd op 8 januari 2021 als verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. De rechtbank neemt deze datum als uitgangspunt voor de aanvang van de redelijke termijn. Dit vonnis wordt op 26 oktober 2023 gewezen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim 9 maanden overschreden.
.
De rechtbank ziet in het tijdsverloop en de termijnoverschrijding wel aanleiding de door haar passend geachte straf te matigen. Zij zal de straf matigen met zes maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 178.840,- terzake van feit 1, bestaande uit € 3.840,- aan materiële schade en € 175.000,- aan immateriële schade. Ook heeft hij gevorderd de vordering te verhogen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Primair heeft zij daartoe aangevoerd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering voor wat betreft de immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Niet kan worden vastgesteld welke schade het gevolg is geweest van het handelen van de verdachte en/of het gevolg van eventuele andere handelingen en/of incidenten waar de verdachte niets mee van doen heeft. Zo werd [slachtoffer] eerder in zijn rug geschoten, waarbij hij de nodige medische behandeling heeft geweigerd en daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard over een incident na de schietpartij, waarbij de gewonde [slachtoffer] in zijn nek werd gesprongen door het arrestatieteam.
Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Het materiële deel van de vordering is niet betwist en zal dan ook worden toegewezen.
De verdediging heeft het immateriële deel van de vordering betwist. Daarbij is onder andere verwezen naar een incident, waarbij het slachtoffer door het arrestatieteam werd gearresteerd. Daarbij zouden leden van dit arrestatieteam “in de nek” van het slachtoffer zijn gesprongen. Ter zitting heeft het slachtoffer dit incident nogmaals toegelicht. De arrestatie was niet zodanig hardhandig dat hij hiervan aangifte wilde doen of een klacht wilde indienen. Hij hield alleen blauwe plekken over van die arrestatie. Gelet op de medische stukken die zijn overgelegd en de toelichting van het slachtoffer ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en dat deze schade het gevolg is van het schotletsel.
Gelet op de ernst van het letsel, dat naar alle waarschijnlijkheid nooit meer zal herstellen, is het gevorderde bedrag alleszins redelijk en zal de rechtbank dit bedrag ook toewijzen.
De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen. Toch is hij naar het oordeel van de rechtbank niet alleen verantwoordelijk voor de schade die is ontstaan als gevolg van het schietincident. De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in wier
zaken de rechtbank vandaag eveneens vonnis heeft gewezen, zijn vandaag veroordeeld wegens de medeplichtigheid aan poging tot moord. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn, ondanks het feit dat zij medeplichtigen zijn en geen medeplegers, toch in civielrechtelijke zin hoofdelijk jegens de benadeelde partij aansprakelijk. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt namelijk dat ook de bijdrage van een medeplichtige aan een strafbaar feit in gelijke mate als de dader de grondslag kan vormen voor vergoeding van de bij dat strafbaar feit veroorzaakte schade (ECLI:NL:HR:2012:BX5554). De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan de poging tot moord zodanig was, dat ook zij verantwoordelijk zijn voor de schade van de benadeelde partij. De vordering zal dan ook hoofdelijk worden toegewezen.
De toe te wijzen vordering wordt verhoogd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd, waarbij de gijzeling bij niet-betaling zal worden bepaald op 365 dagen.

8.Het beslag

Tijdens het onderzoek werden diverse goederen onder de verdachte in beslag genomen, te weten verdovende middelen, wapens en munitie, een jerrycan, kleding en een tas.
De wapens en de munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer. Ook de verdovende middelen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet.
De (naar de rechtbank begrijpt: rode schenktuit van een) jerrycan en de tas zullen worden verbeurd verklaard. De in beslag genomen schenktuit van de jerrycan is gebruikt bij het in brand steken van de motor en de tas werd gebruikt om het wapen waarmee [slachtoffer] is beschoten te vervoeren. Het betreffen derhalve voorwerpen met behulp waarvan het feit is begaan of voorbereid.
De kleding kan worden teruggegeven aan de verdachte.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 jaar en zes maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , ten aanzien van feit 1, toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 178.840,-, bestaande uit € 3.840,- aan materiële schade en
€ 175.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover het bedrag van € 178.840 door de mededader(s) is betaald, de veroordeelde niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag van € 178.840,- te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 365 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020;
  • bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag door de mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 (schenktuit van een) jerrycan (rood, goednummer: G1349996);
  • 1 tas (Louis Vuitton, goednummer: G1384946);
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 5 stuks verdovende middelen (goednummer: G1350288);
  • 1 wapen (goednummer: G1384928);
  • 4 stuks munitie (goednummer: G1384929);
  • 1 wapen (Walther P88 compact, goednummer: G1384930);
  • 1 doos munitie (goednummer: G1384931);
  • 1 stuk munitie (goednummer: G1385258);
  • 1 stuk munitie (Luger geco, goednummer: G1349888);
  • 1 stuk munitie (Luger geco, goednummer: G1349890);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
  • Kleding (Omschrijving: PL2300-2020147316-G1384942, zwart, Puma-broek);
  • Kleding (Omschrijving: PL2300-2020147316-G1384944, zwart, vest hoodie);
  • Kleding (Omschrijving: PL2300-2020147316-G1384955, zwart, handschoenen);
  • Kleding (Omschrijving: PL2300-2020147316-G1384957, zwart, handschoenen).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en mr. L.E.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 september 2020 in de gemeente Sittard-Geleen (op/nabij de [straatnaam 1] te Sittard), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een vuurwapen meermalen op die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 8 januari 2021 in de gemeente Maastricht twee wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch pistool, merk Ekol, type Tuna, kaliber 8 mm en/of een semi-automatisch gaspistool, merk Umarex, model Walther P88-9, kaliber 9 mm P.A.K., en/of een schietbeker voor een gaspistool (behorend bij hierboven genoemde semi-automatisch gaspistool, waarbij deze schietbeker beschouwd moet worden als een loop) zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of een onderdeel hiervan, voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 8 januari 2021 in de gemeente Maastricht munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vier kogelpatronen, kaliber 8 mm en/of veertien knalpatronen, kaliber 9 mm P.A. blanc, voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, proces-verbaalnummer LB3R020162, gesloten d.d. 30 augustus 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 5285.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2020, p. 1223.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2020, p. 1212.
4.Het proces-verbaal van bevindingen eerste verhoor slachtoffer [slachtoffer] d.d. 14 september 2020, p. 1469.
5.Het proces-verbaal van tweede verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 17 september 2023, p. 1488.
6.Het stamproces-verbaal d.d. 22 oktober 2021, p. 1043.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2020, p. 1216 en 1217.
8.Het geschrift, te weten een rapport van radiologisch onderzoek d.d. 9 december 2020, p. 1412.
9.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict [straatnaam 1] Sittard (PD1) d.d. 17 september 2020, p. 1247, 1248 en 1249.
10.De verklaring van de getuige [medeverdachte 2] ter terechtzitting van 19 september 2023 afgelegd.
11.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 september 2023 afgelegd.
12.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 21 januari 2021, p. 1633 tot en met 1636.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2023, p. 5 en 6 van dat verhoor.
14.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Iphone [slachtoffer] d.d. 8 maart 2021, p. 3966.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 november 2021, p. 5212 tot en met 5215.
16.Het stamproces-verbaal d.d. 22 oktober 2021, p. 1150.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 november 2021, p. 5215.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 11 oktober 2022, p. 4 van dat verhoor.
19.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 18 september 2023 afgelegd.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 november 2021, p. 5216.
21.Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden [tankstation] d.d. 8 oktober 2020, p. 3675, in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen herkenning [verdachte] d.d. 8 oktober 2020, p. 3704 en 3707.
22.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020, p. 3693.
23.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4451.
24.Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden [tankstation] d.d. 8 oktober 2020, p. 3678.
25.Het proces-verbaal van politie Denemarken d.d. 22 oktober 2020, p. 2811.
26.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4455 en het proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden [tankstation] d.d. 8 oktober 2020, p. 3680.
27.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 november 2021, p. 5216.
28.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 11 oktober 2022, p. 6 en 7 van dat verhoor.
29.Het proces-verbaal van vijfde verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 juni 2021, p. 802.
30.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 29 juni 2021, p. 838.
31.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie [medeverdachte 1] en [verdachte] d.d. 17 december 2020, p. 4018.
32.De verklaring van de verdachte [verdachte] ter terechtzitting d.d. 18 september 2023 afgelegd.
33.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 november 2021, p. 5217.
34.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [straatnaam 1] d.d. 20 september 2020, p. 3639.
35.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Nachtwinkel Sittard d.d. 9 oktober 2020, p. 3690.
36.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2020, p. 3693.
37.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 18 september 2023 afgelegd.
38.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4455 en 4458.
39.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [straatnaam 1] d.d. 20 september 2020, p. 3637 en het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4458.
40.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 21 januari 2021, p. 4451.
41.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 november 2021, p. 5217.
42.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie [medeverdachte 1] en [verdachte] d.d. 17 december 2020, p. 4021.
43.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 november 2021, p. 5217, 5218 en 5219.
44.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2020, p. 1469 en 1470.
45.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] uit telefoons van [medeverdachte 1] d.d. 17 december 2020, p. 4018 en 4023.
46.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [straatnaam 1] d.d. 20 september 2020, p. 3628, 3630, 3631 en 3632.
47.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 november 2021, p. 5219.
48.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] uit telefoons van [medeverdachte 1] d.d. 17 december 2020, p. 4018 en 4023.
49.Het proces-verbaal van tweede verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 17 september 2023, p. 1481 en 1485.
50.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2023, p. 3 van dat verhoor.
51.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [straatnaam 1] d.d. 20 september 2020, p. 3633.
52.Het proces-verbaal van bevindingen van onderzoek aan iPhone [slachtoffer] d.d. 8 maart 2021, p. 3968 en 3970.
53.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 september 2020, p. 1481 in combinatie met het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 oktober 2020, p. 1548.
54.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 14 september 2020, p. 1469.
55.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] d.d. 24 september 2020, p. 1764.
56.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 september 2020, p. 1481 en 1482.
57.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2023, p. 3 en 4 van dat verhoor.
58.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 september 2020, p. 1476, 1481 en 1484.
59.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [straatnaam 1] d.d. 20 september 2020, p. 3634.
60.Het proces-verbaal van bevindingen communicatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] uit telefoons van [medeverdachte 1] d.d. 17 december 2020, p. 4018 en 4024.
61.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 juni 2021, p. 788, 789 en 822.
62.De verklaring van de getuige [medeverdachte 2] d.d. 19 september 2023 afgelegd.
63.Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camera [adres 4] te Sittard d.d. 28 september 2020, p. 3649.
64.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [straatnaam 1] d.d. 20 september 2020, p. 3634.
65.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2023, p. 9 van dat verhoor.
66.Het stamproces-verbaal d.d. 22 oktober 2021, p. 1039.
67.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 november 2021, p. 5220.
68.Het (stam)proces-verbaal zaaksdossier deel 4 van 14 d.d. 22 oktober 2021, p. 1040.
69.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek motor d.d. 30 september 2020, p. 1298 en 1299.