3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding:
Op 12 september 2020 vond er een schietpartij plaats op de [adres 2] te Sittard. [slachtoffer] zat in zijn auto op de parkeerplaats, toen er een motor met twee opzittenden kwam aangereden. De persoon die achterop zat, is afgestapt en heeft in totaal vijf keer op de auto van [slachtoffer] geschoten. Bij een van deze schoten is [slachtoffer] zwaar gewond geraakt.
Vast is komen te staan dat [medeverdachte 3] de bestuurder van de motor was en dat [medeverdachte 1] de persoon is geweest die bij [medeverdachte 3] achterop de motor zat en die op [slachtoffer] heeft geschoten. De motor die bij het schietincident werd gebruikt, is later (verbrand) teruggevonden. Van de motor werd vastgesteld dat deze van diefstal afkomstig was en in augustus 2020 werd gestolen in Aken.
Sky-berichten:
Tijdens het onderzoek zijn meerdere Sky telefoons in beslag genomen. Een van de Sky telefoons werd in beslag genomen onder [medeverdachte 1] . De telefoon bleek gekoppeld te zijn aan het Sky-ID [naam 1] . In de ochtend van 12 september 2020 blijkt er een gesprek te hebben plaatsgevonden tussen gebruikers [naam 2] en [naam 3] .
Op basis van de inhoud van eerdere gesprekken met dit laatstgenoemde account kon [verdachte] als gebruiker van Sky-ID [naam 3] worden geïdentificeerd. Uit de analyse van de communicatie die [naam 3] voerde, bleek dat de gebruiker woonachtig was in Sittard. Er werd op 21 juli 2020 gecommuniceerd over een rechtszaak die de gebruiker een maand eerder had gehad. [verdachte] bleek zich op 3 juni 2020 te hebben moeten verantwoorden voor de rechter in verband met de verdenking van hennepteelt.
Op dinsdag 7 juli 2020 schreef de gebruiker dat hij van zaterdag op zondag was opgenomen in het ziekenhuis in verband met onderkoelingsverschijnselen. De gebruiker bleek na onderzoek van de telefoongegevens in het weekend van 4 en 5 juli 2020 in Den Haag te hebben verbleven. Na onderzoek bleek dat [verdachte] op 05 juli 2020 met een lichaamstemperatuur van 34 graden werd opgenomen in het Westeinde Ziekenhuis te Den Haag.
Op 11 september 2020 schreef de gebruiker van Sky-ID [naam 3] enkele dagen eerder te zijn geflitst toen hij 46 kilometer te hard reed en daarvoor een fikse boete te hebben gekregen. Na controle bleek [verdachte] op 5 september 2020 een bekeuring te hebben gekregen wegens een forse snelheidsovertreding. Na correctie reed hij 46 kilometer per uur te hard.
Tussenconclusie
Gelet op de inhoud van de berichten die verstuurd werden door de gebruiker met Sky-ID [naam 3] en de vaststelling dat de inhoud van die berichten te herleiden waren tot [verdachte] , stelt de rechtbank vast dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het Sky-ID [naam 3] . Ook stelt de rechtbank vast dat het Sky-ID [naam 1] in gebruik is bij [medeverdachte 1] , omdat de Sky telefoon gekoppeld aan dit account bij [medeverdachte 1] in beslag werd genomen.
Overige bewijsmiddelen
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in de ochtend van 12 september 2020 een bericht stuurde dat hij een snelle auto of motor wilde hebben.
[verdachte] stuurde vanaf 10:00 uur via Sky de volgende berichten naar [medeverdachte 1] :
“Hou je op de hoogte oké bro”
“Ik zie hem om 4u pas”
“Nee hij kent wel iemand voor hete wielen”
“auto of motors”
Vervolgens stuurde [verdachte] berichten naar een andere Sky-gebruiker, waarin hij schrijft dat hij even een gestolen motor moet “fixen” voor een vriend van hem.
Daarna stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 1] :
“GeStolen auto dan?”
“Of beste motor?”
[verdachte] laat aan [medeverdachte 1] weten dat hij een mail heeft gekregen van de autodief en stuurt een foto van een motor. De prijs is € 1.200,-. Er zitten Duitse platen op de motor.
Vanaf 19:47 heeft [verdachte] via Sky contact met de gebruiker met Sky-ID [naam 4] .
Tussen hen worden (onder andere) de volgende berichten verstuurd:
Van [verdachte] naar [naam 4] : “Hey bro regel ff met me maatje”
Van [naam 4] naar [verdachte] : “Ik ben aan het stuuren na die andere.” En: “Maar krijg geen antwoord van hem maat.”
Om 20:09 stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 1] : “Ja hoens kan im hem oohalen” De gebruiker van het Sky-ID [naam 4] vraagt aan [verdachte] waar de motor is.
Om 20:15 uur stuurt de gebruiker van Sky-ID [naam 4] naar [verdachte] en [medeverdachte 1] :
“Richting hoensbroek”
“Kunnen jullie al gaan”
“Stuur aderess Als k er ben”
Om 20:22 uur belt de gebruiker van [naam 4] naar [verdachte] en [medeverdachte 1] . Op de achtergrond is het geluid te horen van een rijdende motor. Om 20:56 uur stuurt [naam 4] aan [verdachte] en [medeverdachte 1] : Wij staan hier.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de motor samen met een ander ( [medeverdachte 3] ) heeft opgehaald. Ook heeft hij verklaard dat hij de motor (na het schietincident op de [adres 2] ) in brand heeft gestoken.Op 12 september 2020 omstreeks 23:55 uur werd bij de politie melding gedaan van een brandende motor aan de [straatnaam] te Geleen. Omstreeks 00:30 uur werd aldaar op een stuk holle weg een motor (BMW type G310) met het Duitse kenteken [kenteken] aangetroffen.Deze motor werd op 27 augustus 2020 in Aken gestolen.
Conclusie:
Uit de berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat [verdachte] op 12 september 2020 op verzoek van [medeverdachte 1] een gestolen motor voor [medeverdachte 1] heeft geregeld. [verdachte] legde contact met een derde, die kennelijk een gestolen motor kon leveren. Er werden afspraken gemaakt over de prijs van de motor. Ook onderhield [verdachte] contacten met de gebruiker van Sky-ID [naam 4] . [verdachte] maakte afspraken over de levering van de motor. Deze informatie werd ook gedeeld met [medeverdachte 1] . De gebruiker van [naam 4] heeft de motor vervolgens naar een afgesproken plek gebracht. Op enig moment heeft [medeverdachte 1] de motor samen met [medeverdachte 3] opgehaald en meegenomen.
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte] een motor heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan [medeverdachte 1] . Hij heeft dit samen met een ander gedaan, namelijk de gebruiker van de Sky-ID [naam 4] . Uit de berichten leidt de rechtbank af dat op dit punt sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Feit 2 kan dan ook bewezen worden.
Onder feit 1 is de medeplichtigheid aan de poging tot moord op [slachtoffer] ten laste gelegd. De gestolen motor werd als (vlucht)motor gebruikt bij het eerdergenoemde schietincident, waarbij [medeverdachte 1] op [slachtoffer] heeft geschoten.
Medeplichtigheid
Voor medeplichtigheid als bedoeld in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht is dubbel opzet vereist. Verdachtes opzet moet gericht zijn op (in dit geval) het verschaffen van gelegenheid/middelen/inlichtingen en daarnaast moet de verdachte opzet hebben op het misdrijf dat hij ondersteunt (in dit geval een poging tot moord). Voorwaardelijk opzet is voldoende.
Opzet op de medeplichtigheid
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] het opzet had op het verschaffen van middelen als bedoeld in artikel 48 aanhef en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, door - kort gezegd - een gestolen motor te regelen en te overhandigen aan [medeverdachte 1] . Door het regelen van een gestolen motor en het overhandigen daarvan aan [medeverdachte 1] , heeft [verdachte] het plegen van het feit in ieder geval makkelijker gemaakt. Daarmee is aan het opzetvereiste voor medeplichtigheid voldaan.
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] - kort gezegd - een jerrycan heeft gekocht en die jerrycan met brandstof naar [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) heeft gebracht om die motor na afloop van de liquidatiepoging in brand te steken. Hoewel uit de verzonden berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] blijkt dat [verdachte] een jerrycan heeft verstrekt, kan niet worden vastgesteld dat hij wist dat deze jerrycan gebruikt zou worden voor het in brand steken van de motor, nu er uit de berichten ook volgt dat er gesproken is over het afleveren van de motor met een volle tank omdat men geen tijd had om naar een tankstation te gaan.
Opzet op het gronddelict
Met betrekking tot het opzet op het gronddelict (poging tot moord) ontbreekt het in deze zaak aan een verklaring van [verdachte] dan wel aan ander bewijs, waaruit het opzet van de verdachte rechtstreeks kan worden gedestilleerd.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan een medeplichtige ook aansprakelijk worden gehouden voor een zwaarder misdrijf dan waarop zijn opzet was gericht. Voorwaarde is dat er tussen het door hem beoogde misdrijf en het door de dader gepleegde misdrijf voldoende verband bestaat.
[medeverdachte 1] is bij vonnis van vandaag veroordeeld wegens een poging tot moord door met voorbedachten rade op [slachtoffer] te schieten. Bij deze moordpoging is de gestolen motor gebruikt.
Uit de Sky-berichten, die voorafgaand aan het schietincident werden verstuurd tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , noch uit enig ander bewijs blijkt dat [verdachte] wist of had moeten weten dat dit delict, met behulp van die gestolen motor, gepleegd zou worden. Uit de berichten volgt überhaupt niet welk strafbaar feit er gepleegd zou worden. Een bericht van [medeverdachte 1] aan [verdachte] over de afleverplaats van de motor, waarin hij schrijft: “Normaal plek rij gelade”, waarmee volgens de officieren van justitie wordt bedoeld dat dat [medeverdachte 1] gewapend onderweg is, maakt dat niet anders. Ook het gegeven dat [verdachte] later, ná het schietincident, de link legt tussen het schietincident en [medeverdachte 1] , maakt niet dat hij vooraf enige wetenschap had van de ophanden zijnde schietpartij.
Van eerdere berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , uit juni en juli 2020, waaruit volgens de politie blijkt dat [verdachte] enkele personen voor [medeverdachte 1] moest zoeken, kan niet worden vastgesteld dat deze berichten betrekking hadden op [slachtoffer] , het slachtoffer van de schietpartij. Deze link kan niet worden gelegd, hetgeen de officieren van justitie in hun requisitoir ook hebben onderkend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat van (voorwaardelijk) opzet op het gepleegde gronddelict of op een feit dat voldoende verband houdt met het gronddelict geen sprake. [verdachte] moet dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1.