4.2.DJL Vastgoed legt de artikelen 1.3 van de huurovereenkomst en 5.1 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst ten grondslag aan haar vordering die ziet op de exploitatieplicht. Volgens haar is het uitgangspunt dat HI Roermond de afspraak om het gehuurde gedurende de looptijd te exploiteren, dient na te komen. In het geval sprake is van een tegenvallende exploitatie dan komt dat in beginsel voor rekening en risico van HI Roermond. Alleen in het geval sprake is van onvoorziene omstandigheden zoals bedoeld in artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) of in het geval het resultaat van nakoming van de exploitatieplicht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan hierop een uitzondering worden gemaakt, aldus DJL Vastgoed. Die situatie doet zich hier niet voor. Aangezien HI Roermond al na zeven en een halve maand is gestopt met exploiteren is geen sprake van een situatie waarin structureel verlies wordt geleden. Bovendien is in artikel 5.1 van de vso overeengekomen dat de partijen bij de vso zullen bewerkstelligen dat de afspraken uit het overzicht, waaronder de huur van HI Roermond, binnen de opgenomen termijn worden na gekomen. HI Roermond dient daarom te worden veroordeeld tot nakoming van haar exploitatieplicht op straffe van verbeurte van de in artikel 31 van de Algemene Bepalingen bij de huurovereenkomst overeengekomen boete, aldus nog steeds DJL Vastgoed.
4.2.1.HI Roermond betwist dat zij gehouden is de op haar rustende exploitatieplicht na te komen. Zij betoogt dat zij feitelijk insolvent is. In dit verband heeft zij enerzijds gesteld dat haar huidige schuldenlast € 5.653.587,30 bedraagt. Onderdeel hiervan is een schuld van € 3.400.000,00 aan de Rabobank vanwege de hoofdelijke aansprakelijkheid van HI Roermond voor het groepskrediet en een schuld van € 1.900.000,00 in rekening courant aan Happy Holding B.V. Daarnaast stelt zij dat HI Roermond in de eerste drie maanden van 2023 een verlies heeft geleden van ruim € 150.000,00 dat per 31 augustus is opgelopen tot € 325.000,00. HI Roermond draaide slechts de helft van de omzet die zij moest draaien om “break even” te draaien, aldus HI Roermond. In dit kader heeft zij toegelicht dat het omzet niveau in 2022 ongeveer € 20.000,00 per week en in 2023 € 18.000,00 per week bedroeg, terwijl het break even niveau op een omzet van ongeveer € 35.000,00 tot € 40.000,00 per week zit. Daarbij geldt ook nog dat op grond van de business case een omzet van € 55.000,00 per week zou moeten worden behaald. Om deze redenen is het volgens haar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om haar aan de in de huurovereenkomst overeengekomen exploitatieplicht te houden, althans is nakoming van die exploitatieplicht (relatief) onmogelijk. Toewijzing van de vordering zou meebrengen dat HI Roermond verplichtingen moet aangaan waarvan zij weet dat deze niet kunnen worden nagekomen. DJL Vastgoed maakt in de gegeven omstandigheden misbruik van haar recht om exploitatie van het gehuurde af te dwingen. Daarbij moet volgens HI Roermond ook rekening worden gehouden met het gegeven dat [bedrijfsnaam] zonder een rechtens te respecteren belang het kunnen doen van eigen aangifte van faillissement heeft geblokkeerd, aldus HI Roermond.
4.2.2.Bij de beoordeling stelt de kantonrechter voorop dat in dit kort geding geen plaats is voor een diepgravend feiten onderzoek naar juistheid van bepaalde feiten of voor bewijslevering. Dat moet zo nodig gebeuren in de bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is beperkt tot een beantwoording van de vraag of de vordering van DJL Vastgoed in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het, daarbij de belangen van beide partijen afwegend, gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
4.2.3.In deze zaak staat niet ter discussie dat HI Roermond op grond van de huurovereenkomst gehouden is tot exploitatie van het gehuurde. DJL Vastgoed stelt terecht dat een tegenvallende exploitatie in beginsel voor rekening en risico komt van HI Roermond als ondernemer-huurster. Dat wil echter niet zeggen dat HI Roermond onder alle omstandigheden gehouden is te blijven exploiteren. Het is vaste jurisprudentie dat een huurder niet te allen tijde ertoe kan worden verplicht een verlieslatende onderneming te blijven exploiteren. DJL Vastgoed is niet erin geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat de kantonrechter in de bodemprocedure HI Roermond zal veroordelen tot nakoming van de exploitatieplicht. Voor dit oordeel is het volgende redengevend.
4.2.4.HI Roermond heeft onweersproken gesteld dat het “break-even” punt is gelegen bij een omzet van € 35.000,00 tot € 40.000,00 per week, zodat de kantonrechter hiervan uitgaat. Daarnaast gaat de kantonrechter ervan uit dat HI Roermond vanaf de opening in oktober 2022 de door haar genoemde omzet heeft behaald. DJL Vastgoed heeft de juistheid van de door HI Roermond genoemde omzetcijfers namelijk niet bestreden. Op basis van die cijfers kan de kantonrechter niets anders concluderen dan dat HI Roermond terecht stelt dat zij vanaf de opening slechts de helft van de omzet draaide die nodig was om zelfs maar “break-even” te draaien en overigens ruimschoots minder dan de op grond van de business case verwachtte omzet. De omzet van HI Roermond bedroeg in 2022 immers ongeveer € 20.000,00 per week en in 2023 € 18.000,00 per week, terwijl het break even niveau zich op een omzet van ongeveer € 35.000,00 tot € 40.000,00 per week bevindt. Bij deze stand van zaken kan niet anders worden geconcludeerd dan dat HI Roermond vanaf de opening in oktober 2022 tot aan de sluiting in juni 2023 behoorlijke verliezen heeft geleden. Gelet hierop is bepaald niet zonneklaar dat de bodemrechter HI Roermond desondanks zal veroordelen tot nakoming van haar exploitatieverplichting. De stelling van DJL Vastgoed dat HI Roermond zich veel te weinig heeft ingespannen om van de exploitatie een succes te maken en dat zij bij die exploitatie andere keuzes (had) moet(en) maken kan in dit verband niet tot een ander oordeel leiden. Binnen het bestek van dit kort geding kan namelijk niet worden beoordeeld of en in hoeverre DJL Vastgoed op dit punt het gelijk aan haar zijde heeft.
4.2.5.DJL Vastgoed betoogt in dit kader weliswaar dat HI Roermond ondanks de tegenvallende omzet niet al na zeven en een halve maand exploitatie de stekker eruit mocht trekken, aangezien in de business case rekening is gehouden met een negatieve EBITDA (Earnings Before Interest, Tax, Depreciation and Amortisation) gedurende de eerste negen maanden van exploitatie, maar dit betoog slaagt niet. De kantonrechter heeft namelijk geen enkel aanknopingspunt om te veronderstellen dat de omzetcijfers in betekenende mate zouden zijn verbeterd als HI Roermond de exploitatie - in ieder geval nog anderhalve maand - had voortgezet. DJL Vastgoed heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op basis waarvan die aanname zou kunnen worden gedaan. Integendeel, zij stelt zelf dat na de overname door RCE Groep “het hart” uit het Happy Italy concept is gehaald en dat de omzet van de verschillende Happy Italy locaties gemiddeld 34% lager is dan voor de overname. Afgezien daarvan geldt dat als de stelling van DJL Vastgoed dat HI Roermond zich te weinig inspant om van de exploitatie een succes te maken juist is, meer tijd onvoldoende is om verbetering van de omzet te realiseren.
4.2.6.Ook het beroep van DJL Vastgoed op artikel 5.1 van de vso kan niet tot een ander oordeel leiden. In artikel 5.1. is overeengekomen dat ook Happy Holding B.V., Dolores Newco B.V., RGTH, Waterland en Ludwig (de partijen bij de vso) zullen bewerkstelligen dat de afspraken uit het overzicht (waaronder de betaling van de huur van HI Roermond) uiterlijk binnen de opgenomen termijn worden nagekomen. Deze partijen dienen, zo begrijpt de kantonrechter DJL Vastgoed, te zorgen voor de benodigde investeringen, zodat HI Roermond haar deuren weer kan openen. HI Roermond is daarentegen van mening dat de vso geen aanknopingspunt biedt voor het oordeel dat niet alleen HI Roermond, maar ook de hiervoor genoemde partijen verantwoordelijk zijn voor de nakoming van de exploitatieverplichting. Op basis van de tekst van de vso kan niet, althans zeker niet zonder meer, worden geconcludeerd dat partijen met de zinsnede “de huur zal per 1 juli 2022 ingaan” in bijlage 4, zoals hierboven onder punt 2.9 geciteerd ook de nakoming van de exploitatieverplichting hebben bedoeld. Dat is een kwestie van uitleg van de overeenkomst en daarvoor is nader feitenonderzoek naar de bedoeling van partijen nodig. Voor dat laatste is in deze kort gedingprocedure geen plaats.
4.2.7.Bij deze stand van zaken weegt het belang van DJL Vastgoed bij opening van de deuren van HI Roermond niet op tegen belang van HI Roermond om nu haar deuren te moeten openen en een verlieslatende exploitatie te moeten hervatten. DJL Vastgoed stelt weliswaar dat het een kwestie is van “licht aan doen en knallen”, maar zo simpel is het niet. Om te kunnen exploiteren moeten kosten worden gemaakt en gelet op de omzetcijfers tot nu toe overstijgen die kosten de baten ruimschoots. Tegen die achtergrond legt het argument van DJL Vastgoed dat HI Roermond moet gaan exploiteren zodat zij inkomen gaat genereren om onder andere de huur te betalen, ook onvoldoende gewicht in de schaal.
4.2.8.De slotsom van al het voorgaande is dat de vordering die strekt tot nakoming van de exploitatieverplichting zal worden afgewezen. Dit brengt mee dat de vordering die ertoe strekt dat HI Roermond wordt veroordeeld tot betaling van € 31.5000,00 aan verbeurde boetes in verband met de schending van de exploitatieplicht, eveneens wordt afgewezen. In het verlengde van hetgeen hiervoor is geoordeeld over de exploitatieverplichting, is onvoldoende aannemelijk dat DJL Vastgoed in verband met de schending van die verplichting aanspraak heeft op boetes.
Huurachterstand, lopende termijnen en boetes