ECLI:NL:RBLIM:2023:6172

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10528244 CV EXPL 23-2235
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake zorgkosten en betalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij, die in verzet is gekomen tegen een eerder verstekvonnis van 15 december 2021. De gedaagde had een zorgovereenkomst met VGZ voor het jaar 2019 en had een zorgkostennota ontvangen van € 356,94. Na het aanvragen van een afbetalingsregeling heeft de gedaagde enkele termijnen betaald, maar heeft uiteindelijk haar verzekering opgezegd en is met terugwerkende kracht uitgeschreven. VGZ heeft vervolgens bedragen geïncasseerd die de gedaagde betwistte, wat leidde tot een verstekvonnis waarin de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 303,43. In het verzet heeft de gedaagde de verschuldigdheid van de hoofdsom van € 245,64 erkend, maar betwistte zij de bijkomende kosten. De kantonrechter oordeelde dat VGZ onvoldoende duidelijkheid had gegeven over de openstaande bedragen en dat de gedaagde niet in verzuim was geraakt. Het verstekvonnis werd gedeeltelijk vernietigd, waarbij de vordering voor het meerdere werd afgewezen en de proceskosten tussen partijen werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10528244 CV EXPL 23-2235
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.h.o.d.n.
BEWUZT VAN VGZ
te Arnhem,
eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde, eiser in verzet],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
hierna te noemen: [gedaagde, eiser in verzet] ,
gemachtigde: mr. C.A.M.J.M. Joosten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door de kantonrechter op 15 december 2021 tussen VGZ als eisende partij en [gedaagde, eiser in verzet] als gedaagde partij bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 9560818 CV EXPL 21-5535
- de verzetdagvaarding
- de conclusie van antwoord in oppositie
- de conclusie van repliek in oppositie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen heeft een zorgovereenkomst bestaan voor het jaar 2019.
2.2.
Op 14 augustus 2019 heeft VGZ een zorgkostennota in rekening gebracht voor een bedrag van € 356,94. Dit bedrag bestond uit twee declaraties ten aanzien van zorgverbruik.
2.3.
Op 5 september 2019 heeft [gedaagde, eiser in verzet] een afbetalingsregeling voor deze zorgkostennota aangevraagd. Vervolgens is een regeling getroffen voor een betaling middels automatische afschrijvingen in twaalf termijnen van telkens € 29,74.
2.4.
Middels die automatische incasso zijn de eerste drie termijnen in september, oktober en november 2019 betaald (totaal € 89,22).
2.5.
[gedaagde, eiser in verzet] heeft haar verzekering opgezegd en is met terugwerkende kracht bij VGZ uitgeschreven per 31 december 2019.
2.6.
In de tussentijd had VGZ termijn 4 ad € 29,74 alsook de maandpremie voor januari 2020 ad € 215,90 geïncasseerd (op 27 december 2019).
2.7.
Omdat de maandpremie van januari 2020 onterecht in rekening is gebracht (dit vanwege de automatische incasso), is die premie door VGZ verrekend met het openstaande bedrag van de zorgkostennota. Hiermee stond er nog een bedrag van € 22,08 open.
2.8.
VGZ heeft op 27 januari 2020 termijn 5 tot dit bedrag van € 22,08 geïncasseerd. Hiermee zou de gehele zorgnota zijn voldaan. Hierna hebben ook geen automatische incasso’s meer plaatsgevonden.
2.9.
Op 21 januari 2020 heeft [gedaagde, eiser in verzet] (omdat zij per 1 januari 2020 elders was verzekerd), de maandpremie voor januari 2020 laten storneren. Op die dag heeft zij tevens termijn 4 laten storneren. Door die storneringen klopte de door VGZ gemaakte verrekening niet meer.
2.10.
Aan de hand van de wel gelukte automatische incasso’s is in totaal € 111,30 betaald. Hiermee is een bedrag van € 245,64 van de nota van 14 augustus 2019 onbetaald gebleven.
2.11.
VGZ heeft [gedaagde, eiser in verzet] vervolgens bij brieven van 16 februari 2020, 22 maart 2020, 12 april 2020 en 3 mei 2020 herinnerd aan, en aangemaand tot, betaling van die € 254,64. In die brieven is telkens vermeld dat het om de volgende bedragen gaat:
Premie 01-01-2020 – 31-01-2020 € 215,90
Verrekening betreffende declaratie: 67507370 € 29,74
2.12.
[gedaagde, eiser in verzet] heeft niet op die brieven gereageerd (omdat zij die brieven als onjuist beschouwde), waarna VGZ de vordering heeft overgedragen aan Flanderijn.
2.13.
Op 4 juni 2020 ontving [gedaagde, eiser in verzet] een emailbericht van Flanderijn met de openstaande bedragen. [gedaagde, eiser in verzet] heeft hierop contact opgenomen met Flanderijn. Zij wees daarbij erop dat zij is overgestapt naar een andere verzekeraar. Aan [gedaagde, eiser in verzet] is toen toegezegd dat zij nog bericht zou ontvangen.
2.14.
Bij emailbericht van 15 juni 2021 is vervolgens een toelichting gegeven. [gedaagde, eiser in verzet] heeft hier niet op gereageerd (omdat dit emailbericht haar was ontgaan).
2.15.
Bij brief van 8 april 2021, nog voor de gegeven toelichting, heeft Flanderijn [gedaagde, eiser in verzet] een veertiendagenbrief gezonden waarin staat dat [gedaagde, eiser in verzet] een schuld heeft bij VGZ omdat zij haar ziektekostenverzekering en/of voorgeschoten bedragen niet heeft betaald. In een daarbij gevoegde specificatie is aangegeven dat het gaat om een hoofdsom van € 372,26 waarvan € 126,62 is voldaan, waarmee een bedrag openstaat van € 251,65.
2.16.
Op 26 oktober 2021 is de dagvaarding uitgebracht. [gedaagde, eiser in verzet] heeft gesproken met de deurwaarder, die haar voor een toelichting heeft verwezen naar VGZ. [gedaagde, eiser in verzet] heeft hierna VGZ gecontacteerd.
2.17.
Op 1 november 2021 heeft VGZ een brief met een betalingsoverzicht in de online omgeving van VGZ gezet (welke post [gedaagde, eiser in verzet] toen niet bekeek, omdat zij geen klant meer was). VGZ heeft die brief ook per post verstuurd.
2.18.
[gedaagde, eiser in verzet] heeft niet geantwoord (waarna verstek is verleend) en zij heeft niet betaald.
2.19.
Bij verstekvonnis van 15 december 2021 is de vordering om [gedaagde, eiser in verzet] te veroordelen tot het betalen van € 303,43, vermeerderd met wettelijke rente over € 245,64 vanaf 26 oktober 2021 (datum dagvaarding) toegewezen, en is [gedaagde, eiser in verzet] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is op 9 februari 2023 betekend op het adres in Kerkrade.
2.20.
Op 16 mei 2023 is [gedaagde, eiser in verzet] in verzet gekomen. Zij woont inmiddels in [woonplaats] .

3.Het geschil

3.1.
VGZ heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de kantonrechter [gedaagde, eiser in verzet] zal veroordelen tot het betalen van € 303,43, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
Bij verstekvonnis van 15 augustus 2021 is de vordering aldus toegewezen, met veroordeling van [gedaagde, eiser in verzet] in de kosten.
3.3.
[gedaagde, eiser in verzet] vordert in verzet, na wijziging, te worden ontheven van de bij het verstekvonnis uitgesproken veroordeling, voor zover deze meer bedraagt dan € 245,64, en dat de vordering wordt afgewezen voor zover deze meer bedraagt dan € 245,64 met veroordeling van VGZ in de kosten van het verzet.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig ingesteld, zodat [gedaagde, eiser in verzet] in zoverre in het verzet kan worden ontvangen.
4.2.
[gedaagde, eiser in verzet] erkent bij repliek in oppositie, na de bij conclusie van antwoord gegeven uitvoerige toelichting, de verschuldigdheid van de hoofdsom € 245,64. Zij betwist evenwel de kosten verschuldigd te zijn. Zij voert aan dat VGZ, door het verrekenen zonder bericht, het onjuist weergeven van de kostenposten, het onjuist aanmanen en onjuist informeren, de kosten onnodig heeft doen oplopen.
4.3.
VGZ stelt zich op het standpunt dat de onduidelijkheid (die in zoverre wordt erkend) is terug te voeren op de storno die [gedaagde, eiser in verzet] heeft gedaan. VGZ is van mening dat het op de weg van [gedaagde, eiser in verzet] had gelegen om contact op te nemen met VGZ over de afschrijving van 27 december 2019. Door die automatische incasso zonder overleg te storneren en ook de nadien verzonden brieven terzijde te schuiven, heeft VGZ in een eerder stadium de hoofdsom onvoldoende kunnen toelichten.
4.3.1.
VGZ heeft evenwel niet gesteld dat [gedaagde, eiser in verzet] destijds wist, of kon weten, dat VGZ de maandpremie voor januari 2020 al had verrekend met de getroffen betalingsregeling. Daarmee wordt de stelling van [gedaagde, eiser in verzet] gevolgd dat VGZ zonder bericht heeft verrekend. De maandpremie voor januari 2020 was niet verschuldigd, zodat het in zoverre begrijpelijk is dat [gedaagde, eiser in verzet] dit bedrag - ook zonder overleg - heeft gestorneerd. De kantonrechter is van oordeel dat het juist op de weg van VGZ had gelegen om contact op te nemen met [gedaagde, eiser in verzet] om toe te lichten dat VGZ die betaling wilde, of had willen, verrekenen. Dit is niet gebeurd. De herinneringsbrief en aanmaningen maken vervolgens (ten onrechte) melding van de post maandpremie 2020, die niet verschuldigd is, en een verrekening. De overstap naar een andere verzekering stond los van de getroffen betalingsregeling. Ervan uitgaande dat zij niet wist van de verrekening, dan zou zij nog altijd termijn 4 zijn verschuldigd (die aldus wel ten onrechte door haar is gestorneerd) alsook de daarop volgende termijnen. Zonder enig berichtgeving zijn de automatische incasso’s om het restant te incasseren evenwel stopgezet c.q. is de betalingsregeling komen te vervallen (om op enig moment ineens opeisbaar te worden). Daarnaast is uit de herinneringsbrief en aanmaningen niet op te maken dat het ging om het nakomen van die betalingsregeling c.q. het betalen van het restant van de zorgnota c.q. dat een en ander verband hield met de stornering. [gedaagde, eiser in verzet] heeft hiermee een plausibele verklaring gegeven waarom zij naar aanleiding van de herinneringsbrief en aanmaningen aanvankelijk heeft stilgezeten.
4.3.2.
Weliswaar vindt het openstaande bedrag zijn oorsprong in de stornering dir [gedaagde, eiser in verzet] heeft gedaan, maar het is uitsluitend VGZ die de onduidelijkheid over de specificatie van het openstaande bedrag heeft geschapen, en vervolgens nog lange tijd in stand heeft gelaten. [gedaagde, eiser in verzet] heeft in juni 2020 contact gezocht en om uitleg verzocht. Hierna is het vervolgens stil gebleven. Volgens de stellingen van VGZ is er, afgezien van het emailbericht van 15 juni 2021, van de kant van VGZ geen contact meer gezocht met [gedaagde, eiser in verzet] . VGZ wijst op de brief van 1 november 2021, maar deze dateert van ná de dagvaarding. [gedaagde, eiser in verzet] heeft daarentegen al in de verzetdagvaarding uitvoerig gesteld dat zij vanaf juni 2020 er alles aan heeft gedaan om duidelijkheid te verkrijgen. Er zijn telkens verschillende bedragen genoemd. Daarmee kan ook niet worden gezegd dat het [gedaagde, eiser in verzet] in ieder geval vanaf 15 juni 2021 duidelijk had kunnen zijn. Ook de dagvaarding blinkt niet uit in duidelijkheid.
4.4.
Alvorens aanspraak bestaat op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, moet kunnen worden vastgesteld dat (en met ingang van welke datum) [gedaagde, eiser in verzet] in verzuim is. VGZ stelt in de dagvaarding dat [gedaagde, eiser in verzet] in verzuim is geraakt, omdat sprake is van een premieachterstand, zijnde een brengschuld, zodat het verzuim direct is ingetreden. Het gaat hier evenwel niet om premieachterstand, zodat deze stelling niet houdbaar is. VGZ heeft ook anderszins onvoldoende gesteld dat het verzuim ten aanzien van het betalen van de zorgnota c.q. de betalingsregeling is ingetreden. De ingebrekestelling ziet op het betalen van premie c.q. een verrekening, zodat de daarin gehanteerde termijn hier toepassing mist. Nu de verzuim(datum) niet valt vast te stellen, kunnen de buitengerechtelijke incassokosten daarom al niet worden toegewezen. Het verstekvonnis kan in zoverre, waar het het bedrag van € 303,43 betreft in plaats van louter de hoofdsom van € 245,64, niet in stand blijven.
4.5.
Nu niet valt vast te stellen met ingang van welke datum [gedaagde, eiser in verzet] met de betaling van de hoofdsom in verzuim is, kan de wettelijke rente over de hoofdsom al niet eerder worden toegewezen dan vanaf de dag van dagvaarding. De dagvaarding is in persoon betekend (en [gedaagde, eiser in verzet] geeft aan dat zij toen nog met de deurwaarder heeft gesproken). Door de daad van dagvaarding is verzuim ingetreden. Het verstekvonnis kan, wat de rente betreft, in stand blijven.
4.6.
Omdat het verzet van [gedaagde, eiser in verzet] deels gegrond is en beide partijen over en weer gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten in de verstek- en verzetprocedure tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Hierbij wordt overwogen dat VGZ de vereiste duidelijkheid eerst bij de conclusie van antwoord in oppositie heeft gegeven, terwijl [gedaagde, eiser in verzet] geen verklaring heeft gegeven waarom zij verstek heeft laten gaan (terwijl zij wel wist van de dagvaarding); die kosten dienen daarom voor haar rekening te blijven. Nu [gedaagde, eiser in verzet] in het verstekvonnis in de proceskosten van de verstekprocedure is veroordeeld, zal het verstekvonnis ook in zoverre worden vernietigd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt het door de kantonrechter op 15 december 2021 onder zaaknummer 9560818 CV EXPL 21-5535 gewezen verstekvonnis voor zover daarin een bedrag hoger dan € 245,64 is toegewezen, en opnieuw rechtdoende: wijst die vordering voor het meerdere alsnog af,
5.2.
vernietigt het door de kantonrechter op 15 december 2021 onder zaaknummer 9560818 CV EXPL 21-5535 gewezen verstekvonnis voor wat betreft de veroordeling in de kosten, en opnieuw rechtdoende: compenseert die kosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
bekrachtigt het door de kantonrechter op 15 december 2021 onder zaaknummer 9560818 CV EXPL 21-5535 gewezen verstekvonnis voor het overige,
5.4.
compenseert de kosten van de verzetprocedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Dohmen en in het openbaar uitgesproken op
18 oktober 2023.
NIv