Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
- dagvaarding € 128,31
- griffierecht € 322,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen CZ Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. CZ vorderde betaling van een bedrag van € 1.218,77, bestaande uit een hoofdsom van € 1.037,90, wettelijke rente van € 25,18 en buitengerechtelijke incassokosten van € 155,69. De vordering was gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst die tussen CZ en de gedaagde was gesloten. De gedaagde had de verschuldigde bedragen niet betaald en voerde verweer tegen de dagvaarding, waarbij hij stelde dat er al eerder een dagvaarding was ontvangen en dat de vorderingen niet samengevoegd waren. Hij uitte ook bezorgdheid over onduidelijkheden in de dagvaarding en meldde dat er beslag op zijn inkomen was gelegd door GGN en Flanderijn.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde geen conclusie van dupliek had ingediend, waardoor zijn verweer niet verder onderbouwd was. CZ had haar vordering voldoende onderbouwd en de gedaagde had deze niet langer weersproken. De kantonrechter wees de vordering van CZ toe, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, omdat deze in overeenstemming waren met de geldende regelgeving. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente, en in de kosten van de procedure, die aan de zijde van CZ waren begroot op € 714,31. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.