Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 264,00( 2 x tarief € 132,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert eiser, een elektrotechnisch installatiebedrijf, betaling van een openstaande factuur van € 1.122,20 van gedaagde, die in persoon procedeert. De partijen hebben op 16 september 2022 een overeenkomst gesloten voor het uitvoeren van werkzaamheden aan de elektra in de woning van gedaagde. Eiser heeft de werkzaamheden op 26 september 2022 uitgevoerd en een factuur gestuurd, maar gedaagde heeft deze niet betaald. Gedaagde heeft wel een andere factuur van eiser voor het oplossen van een stroomstoring voldaan, maar heeft de betaling van de oorspronkelijke factuur opgeschort, omdat zij stelt dat de werkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd. Eiser heeft echter betwist dat er sprake is van een tekortkoming en heeft de vordering ingesteld na meerdere aanmaningen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat eiser tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet gerechtigd was om de betaling op te schorten en heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten.