ECLI:NL:RBLIM:2023:6164

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10234060 CV EXPL 22-5267
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onverschuldigde betaling van partneralimentatie tussen ex-echtgenoten met verrekeningsvordering

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee ex-echtgenoten over onverschuldigde betaling van partneralimentatie. De partijen, die tot 2008 met elkaar getrouwd zijn geweest, hebben in 2009 een vaststellingsovereenkomst gesloten over de betaling van partneralimentatie. Na een rechtszaak heeft het gerechtshof Den Bosch bepaald dat de alimentatie slechts tot 24 mei 2021 verschuldigd was, terwijl de eiser in conventie, verweerder in reconventie, tot 24 mei 2022 heeft doorbetaald. Dit resulteert in een onverschuldigde betaling van € 13.170,00, waarover partijen het eens zijn dat dit bedrag terugbetaald moet worden, maar er is onenigheid over de hoogte van een verrekeningsvordering van de gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in conventie een vordering van € 9.799,00 heeft op de eiser in conventie, die zij wil verrekenen met de onverschuldigde betaling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in conventie recht heeft op deze verrekening, waardoor de eiser in conventie nog € 3.371,00 van de gedaagde in conventie moet ontvangen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf 11 oktober 2022, omdat de gedaagde in conventie in verzuim was na een ingebrekestelling. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 18 oktober 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10234060 CV EXPL 22-5267
Vonnis van de kantonrechter van 18 oktober 2023
in de zaak van:
[eiser in conventie, verweerder in reconventie]
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. R.P.F. Rober,
tegen:
[curator] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
in zijn hoedanigheid van curator over
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M.H.J.M. Stassen.
Partijen worden hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 november 2022 met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens voorwaardelijke eis in reconventie, met producties
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens voorwaardelijke conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens voorwaardelijke conclusie van repliek in reconventie, met producties
  • de conclusie van dupliek in reconventie voorwaardelijk.
1.2.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

De zaak in het kort
2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zijn tot 2008 met elkaar getrouwd geweest en hebben in 2009 een vaststellingsovereenkomst gesloten over het betalen van partneralimentatie. Na verloop van tijd is tussen partijen een geschil ontstaan over de vraag tot wanneer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de partneralimentatie verschuldigd was. Na een daartoe veroordelende beschikking van deze rechtbank heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de partneralimentatie betaald tot 24 mei 2022. Op 11 augustus 2022 heeft het gerechtshof Den Bosch echter bepaald dat de partneralimentatie slechts tot 24 mei 2021 verschuldigd was. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft dus een jaar onverschuldigd betaald. Dat geld moet terug, daar zijn partijen het wel over eens. Alleen de hoogte van het bedrag houdt partijen verdeeld. De kantonrechter stelt het bedrag vast op € 13.170,00.
2.2.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wil haar schuld verrekenen met een vordering die zij nog op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft. Als zij niet mag verrekenen, wil zij de vordering instellen als tegeneis. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] erkent dat hij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nog moet betalen, maar ook hier houdt de hoogte van het bedrag partijen verdeeld. De kantonrechter stelt de hoogte vast op € 9.799,00. Dat bedrag mag [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verrekenen. Onder aan de streep moet [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dus nog € 3.371,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betalen. Hieronder legt de kantonrechter haar beslissing uit.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
2.3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] woont in Duitsland, waardoor het geschil een internationaal karakter heeft. De kantonrechter is bevoegd om kennis te nemen van het geschil omdat de gedaagde, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , in Nederland woont. Op deze zaak is Nederlands recht van toepassing. Dat geldt voor de vordering uit onverschuldigde betaling op grond van artikel 10 RomeIIVerordening, omdat de onverschuldigde betaling is ontvangen in Nederland. Ook het beroep op verrekening en/of de voorwaardelijke tegeneis moet worden beoordeeld naar Nederlands recht. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] beroept zich namelijk op de vaststellingsovereenkomst tussen partijen. En in artikel 5.1 van de vaststellingsovereenkomst hebben partijen gekozen voor Nederlands recht.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft € 13.170,00 onverschuldigd betaald
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de betaalde alimentatie over de periode van 24 mei 2021 tot 24 mei 2022 in principe moet terugkrijgen. Doordat de beslissing van de rechtbank in hoger beroep is vernietigd, is de rechtsgrond van de betaling immers komen te vervallen. En na de beschikking van de Hoge Raad van 25 augustus 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1131), die bij de kantonrechter ambtshalve bekend is en waarin de beslissing van het hof in stand is gelaten, is daar geen discussie meer over mogelijk.
2.5.
Partijen zijn het alleen oneens over de hoogte van het bedrag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onverschuldigd betaald heeft. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt allereerst € 12.654,60 aan de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ingeschakelde gerechtsdeurwaarder te hebben betaald. Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft zij maar € 11.000,00 van de deurwaarder ontvangen. Volgens haar komt dit omdat de deurwaarderskosten nog van het bedrag van € 12.654,60 afgetrokken zijn. De kantonrechter volgt dit standpunt van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
2.6.
De gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft in zijn email van 4 november 2022 (productie A bij dagvaarding) namelijk geschreven dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaald heeft:
“Via deurwaarderskantoor Batta een bedrag ad € 12.564,60 inclusief de kosten”. Uit de toevoeging “inclusief de kosten” leidt de kantonrechter af dat een deel van dat bedrag zag op de deurwaarderskosten. Het lag op de weg van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , die zelf naar deze productie verwijst, om nader toe te lichten waarom dan toch het volledige bedrag van € 12.564,60 als onverschuldigd betaalde partneralimentatie zou moeten worden gezien. Dat heeft hij niet gedaan. De kantonrechter gaat daarom uit van het bedrag van € 11.000,00 dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van de deurwaarder zegt te hebben ontvangen.
2.7.
Verder stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] € 1.223,00 en € 947,00 rechtstreeks aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te hebben betaald. Die betalingen zijn niet betwist en staan dus vast. Het totale bedrag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan onverschuldigde partneralimentatie heeft betaald komt daarmee op € 13.170,00. Dat bedrag moet in principe terug.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] mag € 9.799,00 verrekenen
2.8.
Op grond van de tussen partijen geldende vaststellingsovereenkomst was [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gehouden de partneralimentatie
nettote verstrekken. Partijen zijn het erover eens dat dit betekent dat er na de jaarlijkse aanslag inkomstenbelasting van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nog een afrekening tussen partijen moet plaatsvinden. Zo hebben zij dit in het verleden ook steeds gedaan. De jaren 2020 en 2021 zijn nog niet op deze manier afgewikkeld. Partijen zijn het erover eens dat er over deze jaren dus nog verrekend moet worden, in elk geval voor de inkomstenbelasting. Partijen twisten alleen over de hoogte van dat bedrag. Verder vindt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat ook een deel van haar inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet voor rekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet komen. Daar is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het niet mee eens.
Verrekening inkomstenbelasting
2.9.
De kantonrechter constateert dat partijen ten aanzien van de inkomstenbelasting verschillende rekenmethodes hebben toegepast. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft de inkomstenbelasting die zij betaald heeft, vergeleken met de inkomstenbelasting die zij verschuldigd zou zijn geweest als zij geen alimentatie had ontvangen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de betaalde inkomstenbelasting evenredig verdeeld over de verschillende inkomensbestanddelen, waaronder de alimentatie.
2.10.
Deze verschillende rekenmethodes leiden tot verschillende uitkomsten. Bij de methode van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betaalt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet alleen het belastingtarief van 37,1 % resp. 37,35 % over de alimentatie, maar wordt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ook gecompenseerd voor het feit dat haar heffingskorting is gedaald als gevolg van een hoger inkomen door de ontvangen alimentatie. Als daarentegen de methode van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt gevolgd, hoeft hij over de alimentatie alleen de belasting te betalen zoals [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] die – na toepassing van de heffingskorting – betaald heeft (per saldo dus minder dan 37,1 % resp. 37,35 %).
2.11.
De kantonrechter vindt de methode van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in deze situatie het meest passend. Daarbij is het volgende van belang.
2.12.
Artikel 5.2 van de vaststellingsovereenkomst en de considerans ervan schrijven voor dat de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst uitsluitend grammaticaal moeten worden uitgelegd. Dat uitgangspunt is tussen partijen niet in geschil. De kantonrechter zal daarom uitgaan van de letterlijke tekst van de overeenkomst.
2.13.
Artikel 1.1 van de vaststellingsovereenkomst luidt als volgt:
“Partijen komen overeen dat de man aan de vrouw een bedrag ad € 1.000,= netto per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw zal betalen, zulks bij vooruitbetaling te voldoen. Dit bedrag zal (…) jaarlijks worden geïndexeerd.”.
2.14.
In de vaststellingsovereenkomst zelf wordt de term
nettoverder niet toegelicht. De kantonrechter zal daarom uitgaan van de letterlijke betekenis van dat woord in de context van het ontvangen van een geldbedrag. In het normale spraakgebruik betekent
nettohet bedrag dat de ontvanger onder aan de streep overhoudt na aftrek van ingehouden of verschuldigde belastingen, heffingen, premies enzovoorts. Met andere woorden, het nettobedrag is het bedrag dat de ontvanger er met de betaling per saldo op vooruit gaat.
2.15.
In dit geval is het inkomen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gestegen door het ontvangen van alimentatie. Dat heeft echter tot gevolg gehad dat haar heffingskorting is gedaald. Daarmee is de belastingdruk dus relatief toegenomen, ook ten aanzien van de andere inkomensbestanddelen. Als dat niet door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gecompenseerd wordt, gaat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] er per saldo niet het volledige bedrag aan partneralimentatie op vooruit. De kantonrechter volgt daarom de rekenmethode van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Alleen op die manier houdt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de ontvangen partneralimentatie netto, onder aan de streep, over.
Verrekening inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet
2.16.
Het bovenstaande gaat ook op voor de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. Door het ontvangen van alimentatie is het inkomen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gestegen. Daardoor is haar inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet verhoogd. Omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ervoor moet zorgen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het overeengekomen bedrag aan partneralimentatie netto overhoudt, komt ook deze verhoging voor zijn rekening.
2.17.
Een relevant onderscheid met de inkomensafhankelijke premie volksverzekering, waarvan beide partijen vinden dat deze voor rekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] komt, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bovendien niet aangedragen. In beide gevallen wordt de hoogte van de premie of bijdrage bepaald aan de hand van iemands inkomen. Anders dan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] suggereert, geldt ook voor beide dat werkgevers dit voor hun werknemers inhouden op hun loon en afdragen aan de Belastingdienst. En voor beide geldt dat nietwerknemers, zoals [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , dit via een aanslag rechtstreeks aan de Belastingdienst afdragen.
2.18.
De kantonrechter oordeelt daarom dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook de verhoging van de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet moet compenseren. Dit alles leidt tot de volgende berekeningen.
Berekening van de verschuldigde bedragen
2.19.
Ten aanzien van de inkomstenbelasting neemt de kantonrechter de bedragen over uit de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aangedragen definitieve aanslagen inkomstenbelasting (productie 3 en 5 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ) over 2020 en 2021 en de pro forma aangiftes (productie 4 en 6 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ). Wel merkt de kantonrechter op dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij haar berekening van de inkomstenbelasting over 2020 niet consequent rekening heeft gehouden met de loonheffing, waardoor de kantonrechter voor dat jaar tot een iets ander bedrag komt.
2.20.
Ten aanzien van de verhoogde inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de bedragen ontleend aan de aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2020 en 2021 (productie 7 en 8 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ) en de hierboven genoemde pro forma aangiftes (productie 4 en 6). [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft deze bedragen niet betwist. Deze bedragen staan dus vast. Daarmee komt de kantonrechter tot de volgende bedragen:
Belastbaar inkomen
Heffingskorting
IB (37,35%) na toepassen heffingskorting
Inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet
2020 met alimentatie
€ 33.372,00
€ 1.993,00
€ 10.471,00
€ 1.355,00
2020 zonder alimentatie
€ 18.465,00
€ 2.711,00
€ 4.185,00
€ 542,00
Verschil:
€ 14.907,00
€ 6.286,00
€ 813,00
Tabel 1: toegenomen belastingdruk 2020
Uit tabel 1 volgt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in 2020 € 14.907,00 aan alimentatie heeft betaald. Dat sluit aan bij de stellingen van partijen. Dit heeft ertoe geleid dat de belastingdruk van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] met € 6.286,00 + € 813,00 = € 7.099,00 is toegenomen. Dat bedrag moet [eiser in conventie, verweerder in reconventie] compenseren, zodat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het bedrag van € 14.907,00 netto overhoudt.
Voor 2021 gelden de volgende bedragen:
Belastbaar inkomen
Heffingskorting
IB (37,1%) na toepassen heffingskorting
Inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet
2021 met alimentatie
€ 24.375,00
€ 2.638,00
€ 6.404,00
€ 903,00
2021 zonder alimentatie
€ 18.539,00
€ 2.837,00
€ 4.040,00
€ 567,00
Verschil:
€ 5.836,00
€ 2.364,00
€ 336,00
Tabel 2: toegenomen belastingdruk 2021
Uit tabel 2 volgt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in 2021 € 5.836,00 aan alimentatie heeft betaald. Dat komt overeen met de stellingen van partijen. Dit heeft ertoe geleid dat de belastingdruk van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] met € 2.364,00 + € 336,00 = € 2.700,00 is toegenomen. Dat bedrag moet [eiser in conventie, verweerder in reconventie] compenseren, zodat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het bedrag van € 5.836,00 netto overhoudt.
2.21.
Voor 2020 en 2021 samen gaat het dus om € 9.799,00. Dat bedrag mag [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verrekenen met haar schuld uit onverschuldigde betaling.
Wettelijke rente
2.22.
Onder aan de streep moet [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] € 3.371,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betalen (€ 13.170,00 minus € 9.799,00). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft wettelijke rente gevorderd vanaf 6 september 2022. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat zij in verzuim was. Dat volgt uit artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het intreden van verzuim geldt in deze zaak de hoofdregel van artikel 6:82 BW, op grond waarvan een ingebrekestelling vereist is. De uitzondering van artikel 6:205 BW is namelijk niet aan de orde; [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] was niet te kwader trouw toen zij het geld ontving.
2.23.
Vanaf wanneer was [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in verzuim? Uit het bericht van 6 september 2022 dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stuurde (productie A bij dagvaarding), begrijpt de kantonrechter dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op 24 augustus 2022 heeft aangemaand om te betalen. De brief van 24 augustus 2022 is echter niet overgelegd, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen of die brief aan de vereisten voor een geldige ingebrekestelling voldoet, en dus ook niet of deze brief verzuim heeft doen intreden. In het bericht van 6 september 2022 staat geen termijn voor nakoming. Ook dit bericht geldt op zichzelf dus niet als ingebrekestelling. Het schrijven van 4 oktober 2022 (ook overgelegd bij productie A bij dagvaarding) voldoet wel als ingebrekestelling. Na het verstrijken van de termijn die daarin wordt genoemd (“binnen één week na heden”) was [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in verzuim. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 11 oktober 2022.
De tegenvordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
2.24.
Bij deze uitkomst hoeft de voorwaardelijke tegenvordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet te worden besproken, omdat deze is ingesteld onder de voorwaarde dat het beroep op verrekening niet zou worden toegestaan.
Proceskosten
2.25.
Omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ex-echtgenoten zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De gevorderde nakosten zullen daarom ook niet worden toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen € 3.371,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 11 oktober 2022 tot de dag van betaling;
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.