ECLI:NL:RBLIM:2023:6147

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/03/286268 / HA ZA 20-629
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis na deskundigenbericht in civiele zaak over gebreken aan woning

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 11 oktober 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J.M. Philipsen, en gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Rosenquist-Mulders. De zaak betreft een deskundigenbericht dat is uitgebracht op verzoek van de rechtbank, waarin de deskundige E.J.M. Beeren de staat van de woning van eisers heeft beoordeeld. Eisers hebben ernstige bezwaren geuit tegen de wijze waarop het deskundigenonderzoek is uitgevoerd en verzoeken om een nieuwe deskundige aan te stellen. Zij stellen dat de deskundige tekort is geschoten in zijn beoordeling van de gebreken aan de woning, met name met betrekking tot vochtrisico's en herstelkosten. Gedaagde heeft in zijn antwoordconclusie betoogd dat de deskundige binnen de grenzen van zijn opdracht heeft gehandeld en dat er geen noodzaak is voor groot onderhoud aan de woning. De rechtbank heeft besloten om een mondelinge behandeling te gelasten, waarbij de deskundige zal worden verzocht om een nadere toelichting op zijn rapport te geven. Partijen zullen ook de gelegenheid krijgen om vragen aan de deskundige te stellen. De zaak is verwezen naar de rol om verhinderdata op te geven voor een zitting in de periode van november 2023 tot en met april 2024. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/286268 / HA ZA 20-629
Vonnis van 11 oktober 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat: mr. G.J.M. Philipsen te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. D.G. Rosenquist-Mulders te Rotterdam.
Partijen zullen hierna “ [eisers] ” en “ [gedaagde] ” worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 mei 2022,
- het deskundigenbericht (hierna: “het deskundigenbericht”) van deskundige E.J.M. Beeren (hierna: “de deskundige”) van 13 oktober 2022,
- de conclusie na deskundigenbericht van [eisers] van 14 december 2022,
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] van 8 februari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De (nadere) stellingen van partijen naar aanleiding van het deskundigenbericht
2.1.
[eisers] hebben in hun conclusie na deskundigenbericht, in de kern begrepen, het volgende naar voren gebracht:
2.1.1.
[eisers] verzoeken in de eerste plaats om het deskundigenbericht te passeren en een nieuwe deskundige te benoemen. Aan de zijde van [eisers] bestaan ernstige bezwaren tegen de manier waarop het onderzoek door de deskundige is uitgevoerd. Het betreft dan (a) de ondoorzichtige wijze waarop het rapport zelf is opgesteld, (b) dat de deskundige in zijn conceptrapport eerst vermeldde dat [gedaagde] een post voor herstel schilderwerk op had moeten nemen en daarna weer niet, (c) de beoordeling van de staat van het schilderwerk van de buitengevel, (d) de beoordeling van de vordering met betrekking tot de ramen en kozijnen, (e) de presentatie door de deskundige van iets als een niet weersproken feit en (f) onjuiste overwegingen onder vraag xi. In ieder geval, zo zijn [eisers] van mening, dient de deskundige alsnog de vraag over de staat van het schilderwerk van de buitengevel te beantwoorden.
2.1.2.
[eisers] stellen zich subsidiair op het standpunt dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de uitvoering van de opdracht door [eisers] niet te waarschuwen voor vochtrisico’s en door geen nader onderzoek te adviseren ter zake mogelijke vochtproblemen. Op basis van het deskundigenbericht moet worden geconcludeerd dat [gedaagde] de beschadigingen aan de keermuur als vochtschade had moeten onderkennen, dat hij nader specialistisch onderzoek naar de geschiktheid van de gebruikte stenen in de keermuur en de grond achter de keermuur in verband met de verhoogde wateraanvoer had moeten adviseren, dat hij [eisers] had moeten waarschuwen voor mogelijke vochtproblemen door de foute detaillering van de onderdorpel van de pui van het souterrain en dat hij hogere directe kosten voor herstel had behoren te begroten. Die kosten voor direct herstel bedragen ten minste € 16.609,14, aldus [eisers] .
2.2.
[gedaagde] heeft in de antwoordconclusie na deskundigenbericht, in de kern begrepen, het volgende naar voren gebracht:
2.2.1.
[gedaagde] voert aan dat de deskundige niet slechts een beoordeling heeft gegeven binnen de grenzen van de opdracht van de rechtbank (te weten een visuele inspectie die op hoofdlijnen beoogt een beeld te geven van de staat van de woning en indicaties te geven van herstelkosten van gebreken op korte termijn, binnen vijf jaren en kosten ter verbetering van de woning), maar feitelijk een eigen beoordeling heeft gegeven van de situatie ter plaatse en de werkzaamheden die aan de woning van [eisers] verricht moeten worden. Dat ‘vervuilt’ het deskundigenbericht. Voor zover de deskundige op basis van zijn eigen beoordeling van de huidige stand van het onderhoud kosten voor rekening van [gedaagde] brengt, maakt [gedaagde] daartegen bezwaar.
2.2.2.
[gedaagde] is in zijn antwoordconclusie na deskundigenbericht niet ingegaan op elke afzonderlijke vraag die door de deskundige is beantwoord, maar licht enkele aspecten van het deskundigenbericht uit, te weten:
bij de beantwoording van vraag ii (de staat van het gevelschilderwerk) heeft de deskundige ten onrechte geoordeeld dat [gedaagde] een post voor het gevelschilderwerk had moeten opnemen.
ij de beantwoording van vraag iv (de staat van de keermuur) heeft de deskundige ten onrechte geoordeeld dat [gedaagde] ter zake het gebruikte materiaal van de keermuur nader onderzoek had moeten adviseren en dat [gedaagde] had moeten adviseren een grondonderzoek aan de zijde van het looppad naar de entreedeur te laten uitvoeren, inclusief controle van de hemelwaterafvoer.
2.2.3.
Ten slotte sluit [gedaagde] zijn antwoordconclusie af met enkele korte aanvullende opmerkingen, onder de categorie ‘overige’. Uit hetgeen door [eisers] is aangedragen volgt niet van enige bouwkundige noodzaak tot groot onderhoud aan het schilderwerk, laat staan van noodzaak tot direct herstel of herstel binnen vijf jaren. [gedaagde] handhaaft zijn standpunt dat geen sprake is van foutieve detaillering van de kozijnen en de draaiende delen van de ramen.
3. De verdere beoordeling
3.1.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het deskundigenbericht en de bezwaren van [eisers] daartegen het volgende voorop. Als een deskundigenbericht dat is uitgebracht op verzoek van de rechtbank op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de conclusies van de deskundige deugdelijk zijn onderbouwd en deze voortvloeien uit de door hem in het rapport vermelde gegevens, zal de rechtbank het oordeel van de deskundige, die juist vanwege zijn specifieke deskundigheid op het terrein van het onderzoek is benoemd, niet snel naast zich neerleggen. Van de partij die een dergelijk deskundigenbericht bekritiseert, mag verlangd worden dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen, waarin de conclusies van de door de rechtbank benoemde deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. Er zal in ieder geval sprake moeten zijn van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren aangaande de wijze van totstandkoming of de inhoud van het deskundigenbericht van de rechtbank, wil de rechtbank besluiten dat zij een dergelijk deskundigenbericht naast zich neerlegt. Van dergelijke zwaarwegende en steekhoudende bezwaren kan bijvoorbeeld sprake zijn, wanneer het rapport van een deskundige niet onpartijdig, consistent, inzichtelijk of logisch is.
3.2.
Voordat de rechtbank zal beoordelen of het deskundigenbericht al dan niet gepasseerd moet worden en tot welke consequenties dit verder zou moeten leiden, ziet zij aanleiding om een mondelinge behandeling te gelasten, waarbij de deskundige zal worden verzocht om op de voet van artikel 194 lid 5 Rv een nadere mondelinge toelichting op het deskundigenbericht te geven. Tijdens die mondelinge behandeling zullen partijen ook in de gelegenheid worden gesteld zelf vragen aan deskundige te stellen. Wel zal het debat tijdens de mondelinge behandeling worden beperkt tot die bezwaren tegen het deskundigenbericht die (met name) [eisers] en [gedaagde] al hebben opgeworpen in hun conclusie na deskundigenbericht respectievelijk antwoordconclusie na deskundigenbericht. Aan ‘nieuwe’ bezwaren tegen het deskundigenbericht zal de rechtbank voorbij gaan. Tevens kan de mondelinge behandeling worden benut om een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven.
3.3.
De zaak zal naar de rol worden verwezen om partijen en de deskundige in de gelegenheid te stellen hun verhinderdata op te geven voor de maanden november 2023 tot en met april 2024.
3.4.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

4.De beslissing

4.1.
bepaalt dat partijen in persoon en met hun advocaten op een nader te bepalen datum en tijdstip moeten verschijnen in het gerechtsgebouw aan het Sint Annadal 1 te Maastricht,
4.2.
beveelt daarbij op de voet van artikel 194 lid 5 Rv de verschijning van de bij tussenvonnis van 25 mei 2022 benoemde deskundige de heer E.J.M. Beeren, teneinde het deskundigenbericht mondeling nader toe te lichten,
4.3.
stelt partijen in de gelegenheid om op de rol van woensdag 25 oktober 2023 hun verhinderdata voor de maanden november 2023 tot en met april 2024 op te geven,
4.4.
stelt de deskundige in de gelegenheid om uiterlijk op woensdag 25 oktober 2023 zijn verhinderdata voor de maanden november 2023 tot en met april 2024 op te geven,
4.5.
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit vonnis alsmede van de conclusie na deskundigenbericht van [eisers] van 14 december 2022 en de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] van 8 februari 2023 aan de deskundige zal toezenden,
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023