ECLI:NL:RBLIM:2023:6142

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/03/300762 / HA ZA 22-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over gemeenschappelijke riolering tussen woningeigenaren en gemeente

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, staat de eigendom van de gemeenschappelijke riolering in de achtertuinen van 17 woningeigenaren centraal. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Winkens, stellen dat de riolering eigendom is van de gemeente Heerlen, terwijl de gemeente, vertegenwoordigd door advocaten mr. D.M.J. Dexters en mr. L. Somers, betwist dat en stelt dat de eisers eigenaar zijn. De rechtbank heeft op 4 oktober 2023 vonnis gewezen, waarin zij oordeelt dat de gemeenschappelijke riolering eigendom is van de eisers. Dit oordeel is gebaseerd op de inhoud van de erfdienstbaarheden die zijn gevestigd bij de overdracht van de percelen door de (voormalige) gemeente aan de eisers. De rechtbank concludeert dat de eisers, door de vestiging van deze erfdienstbaarheden, ook eigenaar zijn geworden van het deel van de riolering dat zich in hun perceel bevindt. De gemeente kan niet als eigenaar worden aangemerkt, omdat de eigendomsgrens is vastgesteld in de Aansluitverordening Riolering Gemeente Heerlen 2011, die bepaalt waar de scheiding ligt tussen het gemeentelijk en particulier riool. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten van de gemeente, die zijn begroot op € 3.068,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/300762 / HA ZA 22-23
Vonnis van 4 oktober 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.[eiseres sub 2] ,

3.[eiser sub 3] ,

4.[eiseres sub 4] ,

5.[eiser sub 5] ,

6.[eiseres sub 6] ,

7.[eiser sub 7] ,

8.[eiseres sub 8] ,

9.[eiser sub 9] ,

10.[eiseres sub 10] ,

11.[eiser sub 11] ,

12.[eiseres sub 12] ,

13.[eiseres sub 13] ,

14.[eiser sub 14] ,

15.[eiseres sub 15] ,

16.[eiser sub 16] ,

allen wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. P. Winkens;
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEERLEN,
zetelend te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. D.M.J. Dexters en mr. L. Somers
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna “ [eisers] ”, “de gemeente” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 8;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 7;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 december 2022;
  • het exploot van oproeping met betrekking tot [gedaagde] van 19 december 2022;
  • de conclusie van repliek met producties 9 t/m 11;
  • de conclusie van dupliek met producties 8 t/m 12;
  • de in het kader van de (voortgezette) mondelinge behandeling van 27 juni 2023 door [eisers] in het geding gebrachte producties 12 en 13;
  • het proces-verbaal van de (voortgezette) mondelinge behandeling van 27 juni 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] bewonen de woningen met de adressen [adressen] en [adres 1] te [woonplaats] , terwijl [gedaagde] de woning met het adres [adres 2] te [woonplaats] bewoont. De zich op die adressen bevindende woningen zijn in 1948 gebouwd in opdracht van de (voormalige) gemeente [plaats] (hierna: “de woningen”). De woningen waren in het verleden eigendom van de (voormalige) gemeente [plaats] , thans onderdeel van de gemeente Heerlen, en werden door haar verhuurd aan de (toenmalige) bewoners. Op een later moment zijn de woningen verkocht aan de huidige bewoners, dan wel aan hun rechtsvoorgangers. De woningen bevonden zich oorspronkelijk op één kadastraal perceel, kadastraal aangeduid als [kadasternummer] , welk perceel eigendom was van de (voormalige) gemeente [plaats] .
2.2.
In de achtertuinen van de woningen bevindt zich een door de gemeente [plaats] aangelegde gemeenschappelijke riolering (hierna: “de gemeenschappelijke riolering”). [1] De woningen hebben ieder een aparte aansluiting op de gemeenschappelijke riolering. De gemeenschappelijke riolering leidt naar een zogenaamd aansluitpunt en vanaf dat punt loopt een zogenaamde perceelaansluitleiding naar het hoofdriool (zie de onderstaande tekening, productie 7 bij conclusie van antwoord). Het terrein waarin de riolering ligt, loopt van nature af van de [adres 3] in de richting van [adres 1] .
2.3.
Vanaf 1972 heeft de (voormalige) gemeente [plaats] de diverse woningen verkocht aan de (toenmalige) huurders. Bij levering van de woningen is steeds ook een erfdienstbaarheid gevestigd, waarvan de tekst als volgt luidt:
“Ten behoeve van het verkochte en het aan de Gemeente nog in eigendom verblijvende perceelsgedeelte worden over en weder gevestigd erfdienstbaarheden tot het hebben en behouden, voorzover en zoals in feite aanwezig, van rioleringen, goten, waterlopen, waterleidingen, inbalking, inankering en verdere dergelijke installaties bij de bouw der betreffende naast elkaar liggende woningen, in, onder of door de lijdende, respectievelijk heersende erven aangebracht en feitelijk aanwezig.
Ten laste en ten behoeve van het verkochte als lijdend respectievelijk heersend erf en ten behoeve en laste van het resterende gedeelte van gemeld perceel nummer [kadasternummer] wordt over en weder gevestigd een erfdienstbaarheid tot het hebben, houden en onderhouden van een riool, als op na te melden aangehechte schetstekening met een rode stippellijn aangegeven”
2.4.
Naar aanleiding van de reconstructie van de Nieuwenhofstraat hebben [eisers] de gemeente verzocht een onderzoek in te stellen naar de staat van de gemeenschappelijke riolering. Bij brief van 13 januari 2021 heeft de gemeente aan [eisers] bericht dat de gemeenschappelijke riolering hersteld moet worden. Verder heeft de gemeente in die brief aan [eisers] bericht dat zij na onderzoek tot de conclusie is gekomen dat [eisers] gezamenlijk eigenaar zijn van de gemeenschappelijke riolering.
2.5.
De gemeente heeft Uitvoeringsregels Aansluitverordening Riolering 2019 opgesteld. De voor dit geschil relevante bepalingen uit die verordening luiden als volgt:
“Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor deze uitvoeringsregels zijn de begripsomschrijvingen van de “Aansluitverordening riolering gemeente Heerlen 2011” van toepassing.
(…)
Hoofdstuk 4, Beheer en onderhoud Artikel 9 Beheer, Onderhoud, Renovatie en Vervanging
1.
Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij de betreffende werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen.(…)”
2.6.
In de toelichting, behorende bij de “Uitvoeringsregels Aansluitverordening Riolering” is onder “Hoofdstuk 3. Artikelsgewijze toelichting” het volgende opgenomen:
“Artikel 9
Beheer, Onderhoud, Renovatie en Vervanging
Artikel 9 geeft nadere regels over het beheer en onderhoud, de renovatie en vervanging. Deze worden door en voor rekening van de gemeente uitgevoerd tot het aansluitpunt, gerekend vanaf het openbaar riool, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool. In dat geval komen de kosten voor rekening van de rechthebbende. De rechthebbende moet zorgen dat de door hem gebruikte aansluiting vrij blijft van aanslag, slib, en dergelijke, waardoor op den duur de leiding verstopt kan raken. De rechthebbende is zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het particulier riool, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door terugstroming van afvalwater uit het openbaar riool.”
2.7.
De Aansluitverordening Riolering Gemeente Heerlen 2011 luidt – voor zover in het kader van dit geschil van het belang – als volgt:
“Artikel 1
Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
c. Aansluitleiding:
Het particulier riool, het aansluitpunt en de perceelaansluitleiding tezamen.
d. Perceelaansluitleiding:
het riool en voorzieningen die deel uit maken van dit riool, tussen het openbaar riool en het aansluitpunt, in beheer bij de gemeente.
e. Aansluitpunt:
1.
Bij gemengde en gescheiden rioolstelsels het punt, gelegen op of binnen 0,5 meter afstand van de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel, waar het particulier riool op de perceelaansluitleiding wordt aangesloten.(…)
(…)
n. Particulier riool
binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel gelegen binnen, buiten- of terreinrioolleidingen tot aan het aansluitpunt(…)”
2.8.
In de toelichting, behorende bij de “Aansluitverordening Riolering Gemeente Heerlen 2011” is onder het kopje “Artikelsgewijze toelichting” het volgende opgenomen:
“De aansluitleiding bestaat dus vanaf het hoofdriool achtereenvolgens uit de perceelaansluitleiding, het aansluitpunt en het particulier riool.
Het gemeentelijk rioolstelsel wordt op een drietal plaatsen begrensd: het punt waar afvalwater of hemelwater (met tussenkomst van een hemelwatervoorziening) wordt overgenomen van de aanbieder (doorgaans waar het particulier riool overgaat in openbaar riool) (…)
Deze verordening heeft alleen betrekking op de begrenzing van het eerst genoemde punt. Deze begrenzing, de plaats waar het particulier riool is aangesloten op de perceelaansluitleiding (de uitlegger), wordt het aansluitpunt genoemd. Het aansluitpunt wordt in de verordening gesitueerd op de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel of niet meer dan een halve meter daar vandaan.
Omdat het aansluitpunt de scheidingslijn vormt tussen de beheersverantwoordelijkheid van de gemeente en de beheerverantwoordelijkheid van de rechthebbende is het belangrijk dat een duidelijke definitie wordt gegeven van het aansluitpunt. In artikel 1 worden daarom drie definities gegeven voor een aansluitpunt, namelijk één voor de aansluitingen op de (verbeterd) gescheiden en gemengde stelsels, één voor de aansluitingen in het buitengebied op de drukriolering en één voor de aansluitingen in het buitengebied op de IBA.”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat de gemeenschappelijke riolering (door hen in productie 2 bij dagvaarding met een rode stippellijn aangeduid) eigendom is van de gemeente en dat de kosten van onderhouden van dat riool aldus voor rekening van de gemeente komen. Zij onderbouwen dat standpunt met de volgende argumenten.
3.1.1.
[eisers] stellen voorop dat een erfgrens niet per definitie bepalend is voor de grens tussen het openbare gedeelte van een netwerk en het particuliere gedeelte. De hoofdregel dat de eigenaar van de grond tevens eigenaar is van de werken die duurzaam met de die grond zijn verenigd, gaat niet altijd op bij netwerken zoals een riolering. Van belang daarentegen is of het riool wel of geen zelfstandige zaak is. Een riool kan volgens [eisers] een zelfstandige functionele eenheid zijn, indien er aansluitpunten of ontstoppingspunten aanwezig zijn. Zonder dat soort kenbare afscheidingen kan dit deel van het riool niet worden aangemerkt als een particulier deelnet en vormt het samen met de gemeenschappelijke riolering een net. Van een dergelijk (zichtbaar) aansluitpunt is volgens [eisers] nooit sprake geweest. Op grond daarvan concluderen [eisers] dat ter plaatse geen sprake is van een zelfstandige functionele eenheid. Er is volgens hen sprake van een net, met dien verstande dat de riolering deel uitmaakt van het uiteindelijke hoofdnet.
3.1.2.
Indien op grond van het voorgaande niet kan worden geconcludeerd dat de gemeente eigenaar is van de gemeenschappelijke riolering moet volgens [eisers] vervolgens de vraag worden beantwoord wie de bevoegde opdrachtgever van de aanleg van dit deel van het riool was. Omdat het riool in opdracht van de (voormalige) gemeente [plaats] is aangelegd, moet op grond van het bepaalde in artikel 5:20 lid 2 BW worden geoordeeld dat de eigendom van het net toebehoort aan (de rechtsvoorganger) van de gemeente.
3.1.3.
Indien ook op grond van dat criterium de gemeente niet kan worden aangemerkt als eigenaar van de gemeenschappelijke riolering, moet vervolgens beoordeeld worden of een gemeentelijke verordening (een zogenaamde aansluitverordening) in regels voorziet over de verdeling van de verantwoordelijkheid over het rioolnetwerk. Het betreft de Uitvoeringsregels Aansluitverordening 2019 en de Aansluitverordening Riolering Gemeente Heerlen 2011. Op basis van die regelgeving komen [eisers] tot de conclusie dat gemeenschappelijke riolering als perceelaansluitleiding moet worden gekwalificeerd en daarmee dat de gemeente voor het beheer, onderhoud en renovatie of vervanging daarvan moet zorgdragen. Volgens die regelgeving is het aansluitpunt het punt gelegen op of binnen 0,5 meter afstand van de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel, waar het particulier riool op de perceelaansluitleiding worden aangesloten.
3.1.4.
In het geval ook volgens dit criterium niet kan worden geoordeeld dat de gemeente eigenaar is van de gemeenschappelijke riolering, dan dient volgens [eisers] aan de hand van de verkeersopvattingen te worden beoordeeld wie tot het onderhoud is gehouden.
Volgens [eisers] bepalen die verkeersopvattingen dat de gemeente tot dat onderhoud is gehouden. [eisers] stellen daartoe dat zij, dan wel hun rechtsvoorgangers, op het moment van de levering van hun woning aan hen er niet op zijn gewezen dat zij ook eigenaar zouden worden van de riolering in hun achtertuin. Daarnaast stellen [eisers] dat zij steeds hebben zorg gedragen voor de betaling van de volledige rioolrechten, zoals opgenomen in de jaarlijkse OZB-aanslag. Ten slotte hebben [eisers] aangevoerd dat uit de aanpassing van de Gemeentewet en Wet milieubeheer volgt dat gemeenten een zorgplicht hebben voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater op grond waarvan het mogelijk is dat particulieren het beheer en onderhoud van het particuliere deel van het riool toch kunnen afdwingen.
3.2.
Op grond van het vorenstaande vorderen [eisers] dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de gemeente Heerlen eigenaar is van de riolering zoals met een rode stippellijn aangegeven op de in het lichaam van de dagvaarding opgenomen productie 2;
voor recht verklaart dat de gemeente Heerlen zorg dient te dragen voor het beheer en onderhoud daarvan, althans een zodanige verklaring voor recht als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
de gemeente Heerlen veroordeelt tot het beheer en onderhoud van de voornoemde riolering, althans het onderhoud daarvan betrekt in het netwerk waarvan de riolering deel uitmaakt, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag dat de gemeente in gebreke blijft aan deze bepaling te voldoen;
de gemeente Heerlen beveelt tot inschrijving van deze uitspraak in de openbare registers als bedoeld in artikel 3:16 BW;
de gemeente veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.3.
De stellingen en vorderingen van [eisers] worden door de gemeente gemotiveerd weersproken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover relevant, hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil draait om de vraag wie eigenaar is van de gemeenschappelijke riolering. [eisers] stellen dat de gemeente daarvan eigenaar is, terwijl de gemeente die stelling gemotiveerd weerspreekt en betoogt dat [eisers] daarvan eigenaar zijn. Partijen zijn het er over eens dat degene die eigenaar van de gemeenschappelijke riolering is ook het onderhoud daaraan voor zijn rekening moet nemen.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de gemeenschappelijke riolering eigendom is van [eisers] Dat de gemeenschappelijke riolering eigendom is van [eisers] volgt allereerst uit de inhoud van de erfdienstbaarheden (hierboven geciteerd onder 2.3.), die zijn gevestigd bij de overdracht van de diverse percelen door de (voormalige) gemeente [plaats] aan [eisers] (of aan haar rechtsvoorgangers). Het doel van die erfdienstbaarheden is steeds dat daardoor wordt verzekerd dat de percelen die, of dat het enkele perceel dat, nog eigendom is van de gemeente door middel van de gemeenschappelijke riolering hun afvalwater kunnen, respectievelijk kan blijven, lozen in het hoofdriool. De nieuwe eigenaar duldt en dient op grond van de inhoud van de erfdienstbaarheid te dulden dat in zijn perceel een riolering aanwezig is en
verplicht zich tot het onderhoud daarvan, zodat het hoger gelegen perceel of de hoger gelegen percelen hun afvalwater kan/kunnen lozen op de gemeenschappelijk riolering, die uiteindelijk uitmondt in het hoofdriool, dat eigendom is van de gemeente.
4.3.
Uit het feit dat de nieuwe eigenaar het betreffende recht van erfdienstbaarheid vestigt ten guste van de gemeente volgt al dat de nieuwe eigenaar ook eigenaar is geworden van het zich in zijn perceel bevindende deel van de gemeenschappelijke riolering. Een dergelijk recht zou hij, zonder eigenaar vaan die riolering te zijn, immers anders niet kunnen vestigen. Een ander zakelijk recht dan het eigendomsrecht op basis waarvan de respectieve nieuwe eigenaren een recht van erfdienstbaarheid zouden kunnen hebben gevestigd ten behoeve van de gemeente is gesteld noch gebleken.
4.4.
Het kan zijn dat [eisers] , ondanks dat zij volgens de gemeente bij koop van de woningen zijn ingelicht over de eigendom van de gemeenschappelijke riolering en de verplichting tot het dulden en onderhouden daarvan, zich bij de aankoop van de woningen niet hebben gerealiseerd wat de consequenties van de vestiging van de bedoelde erfdienstbaarheden voor de eigendom van de gemeenschappelijke riolering en de daarmee verband houdende kosten van onderhoud zouden zijn. Het kan ook zijn dat dit de (voormalige) gemeente [plaats] en de transporterend notaris evenmin voldoende voor ogen heeft gestaan en dat zij als gevolg daarvan [eisers] onvoldoende hebben voorgelicht over die consequenties. Wat daar verder ook van zij, de stelling van [eisers] dat de (voormalige) gemeente [plaats] hen niet goed zou hebben voorgelicht, en zelfs zou hebben bedrogen, is niet onderbouwd. Bovendien is ook geen daarop gebaseerde vordering door [eisers] ingesteld. Derhalve zal de rechtbank die stelling van [eisers] onbesproken laten en daaraan voorbij gaan. [eisers] zijn dus aan die consequenties gebonden, ook al waren zij zich daarvan niet of onvoldoende bewust.
4.5.
De gemeente is naar het oordeel van de rechtbank ook geen eigenaar van de gemeenschappelijke riolering in verband met het navolgende. Met de gemeente is de rechtbank van oordeel dat uit de Toelichting bij de Tweede Nota van Wijziging van de Telecommunicatiewet (Kamerstukken II 2005/06, 29 834, nr. 9. p. 7) volgt dat de gemeente de eigendom van het rioolnetwerk bij een gemeentelijke verordening horizontaal kan begrenzen, zodat, ook al zou in theorie sprake kunnen zijn van horizontale natrekking, die natrekking wordt voorkomen door die regeling. De gemeente heeft die eigendomsgrens aangegeven door middel van de Aansluitverordening Riolering Gemeente Heerlen 2011.
4.6.
In de artikelsgewijze toelichting bij die verordening is opgenomen dat het gemeentelijk rioolstelsel onder andere wordt begrensd daar waar afvalwater of hemelwater wordt overgenomen van de aanbieder. Dat is volgens de verordening daar waar het particulier riool overgaat in het openbare riool. Deze begrenzing, de plaats waar het particulier riool is aangesloten op de perceelaansluitleiding, wordt in de verordening aangeduid als aansluitpunt. Verder wordt volgens die verordening het aansluitpunt gesitueerd op de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel, of niet meer dan een halve meter daar vandaan. Volgens de verordening vormt het aansluitpunt de scheidingslijn tussen de beheersverantwoordelijkheid van de gemeente en beheerverantwoordelijkheid van de rechthebbende. Ook daaruit volgt dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor het onderhoud van de gemeenschappelijke riolering.
4.7.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 676,00;
- salaris advocaat €
2.392,00(4,0 punten × tarief € 598,00);
Totaal € 3.068,00.
4.8.
Met betrekking tot de door de gemeente gevorderde veroordeling in de nakosten overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL: HR: 2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Heerlen tot op heden begroot op € 3.068,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [2]

Voetnoten

1.De gemeenschappelijke riolering, aangeduid met een groene stippellijn, is op bovenstaande tekening door de gemeente aangeduid als ‘particulier riool’. De rechtbank hanteert deze term vooralsnog niet, omdat zij mogelijkerwijs anders dan bedoeld opgevat kan worden. Of het riool particulier (van [eisers] ) of eigendom van de gemeente is, staat juist in deze procedure ter discussie.
2.type: MT