ECLI:NL:RBLIM:2023:6127

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
C/03/319827 / FT RK 23/281
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van niet te goeder trouw handelen

In deze zaak heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 3 oktober 2023 is verzoeker gehoord. De rechtbank heeft het verzoek getoetst aan de criteria van artikel 288 van de Faillissementswet (Fw), waarbij de goede trouw van de schuldenaar centraal staat. De rechtbank hanteert hierbij een gedragsmaatstaf om misbruik van de schuldsaneringsregeling te voorkomen. Dit houdt in dat de rechter rekening houdt met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard en omvang van de vorderingen, het tijdstip van ontstaan van de schulden, en het gedrag van de schuldenaar met betrekking tot het voldoen van zijn schulden.

De rechtbank constateert dat verzoeker twee schulden heeft bij Stichting Volkshuisvesting Arnhem, ter hoogte van € 2.684,28, ontstaan in september en oktober 2020. Verzoeker heeft verklaard dat hij destijds problemen had met zijn ex-partner en geen geld had om een busje te huren, waardoor hij zijn woning heeft verlaten en alles heeft achtergelaten. De rechtbank oordeelt dat deze schuld niet te goeder trouw is ontstaan, aangezien verzoeker de schuldeiser met extra kosten heeft opgezadeld.

Daarnaast is de rechtbank van mening dat het aanbod in het minnelijk traject niet is gebaseerd op een juist inkomen. Verzoeker had een aanbod gedaan voor een maandelijkse aflossing van € 60,-, terwijl op basis van zijn werkelijke inkomen een afdracht van € 313,53 per maand mogelijk zou zijn geweest. De rechtbank concludeert dat de schuldeisers een nieuw aanbod hadden moeten krijgen op basis van het hogere inkomen van verzoeker, wat niet is gebeurd. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten het verzoek tot schuldsanering af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
Toezicht / insolventies
rekestnummer: C/03/319827 / FT RK 23/281
uitspraakdatum: 17 oktober 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats] ,
hierna: verzoeker

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.2.
Verzoeker is gehoord ter zitting van 3 oktober 2023.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank dient het verzoek te toetsen aan de criteria genoemd in artikel 288 Faillissementswet (‘Fw’).
2.2.
Bij de beoordeling van het in artikel 288 lid 1 onder b Fw bedoelde te goeder trouw zijn van de schuldenaar wordt een gedragsmaatstaf gehanteerd om beoogd misbruik van de schuldsaneringsregeling tegen te gaan, waarbij de rechter met alle omstandigheden van het geval rekening kan houden. Daarbij spelen (onder meer) een rol de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de schuldenaar een verwijt kan worden gemaakt dat de schulden zijn ontstaan of onbetaald gelaten en het gedrag van de schuldenaar voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door schuldeisers juist te frustreren. Het is daarbij aan de schuldenaar om bedoelde goede trouw aannemelijk te maken.
2.3.
Op de crediteurenlijst staan 2 schulden van Stichting Volkshuisvesting Arnhem, ter grootte van in totaal € 2.684,28, ontstaan in september en oktober 2020.
Ter zitting heeft saniet meegedeeld dat hij toentertijd met zijn inmiddels ex-partner problemen had, ook op financieel gebied. Hij had op dat moment geen geld voor het huren van een busje, hij is vertrokken uit de woning en heeft alles zo achter gelaten. De rechtbank is van oordeel dat deze schuld eigenlijk niet nodig was geweest, dus niet te goeder trouw is ontstaan; verzoeker is uit de woning vertrokken met achterlating van alles en heeft Stichting Volkshuisvesting Arnhem hierdoor opgezadeld met extra kosten.
2.4.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het gedane aanbod in het minnelijk traject niet is gebaseerd op een juist inkomen. Er is een aanbod tijdens minnelijk traject gedaan met een maandelijkse aflossing van € 60,-. Op basis van het vtlb (gebaseerd op een inkomen van € 1.830,- per maand; dus lager dan het bedrag dat verzoeker daadwerkelijk verdient) zou een afdracht van € 313,53 per maand mogelijk zijn. Op basis van het huidige inkomen van verzoeker zou de afdracht nog hoger liggen (met een gemiddelde van 3 loonstroken is dat € 2.900,- per maand). De schuldhulpverlener heeft ter zitting verklaard dat er bij de start van het dossier een berekening wordt gemaakt, met de op dat moment bekend zijnde gegevens. Hiermee wordt een aanbod gedaan. Bij de regels van de mnsp hoort volgens schuldhulpverlener, dat als het inkomen stijgt, de aflossing voor de schuldeisers meebeweegt. De rechtbank is echter van oordeel dat schuldeisers een nieuw aanbod hadden moeten krijgen op basis van het hogere inkomen van verzoeker en berekend aan de hand van het vtlb. Dat is niet gebeurd en het is dus ook niet bekend of schuldeisers met het nieuwe aanbod wellicht wel akkoord zouden zijn gegaan.
2.5.
Naar aanleiding van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek thans dient te worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier. (MV)
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.