3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 11 november 2022 zijn zowel de verdachte als [slachtoffer] in het centrum van Venray, als op enig moment een stoei/vechtpartij tussen hen ontstaat. Er wordt over en weer geduwd en de verdachte wordt door [slachtoffer] op de grond gegooid en bij zijn nek gepakt. Tot zover lopen de lezingen van [slachtoffer] en de verdachte niet uiteen. Wel staat ter discussie hoe de daarop volgende worsteling die uitmondde in het steekincident en die plaatsvond op de hoek van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] te Venray, is verlopen en hoe dit juridisch beoordeeld moet worden. Dit komt bij de bespreking van het beroep op noodweer(exces) verder aan de orde. De rechtbank zal eerst de bewijsmiddelen weergeven op grond waarvan zij het feit bewezen acht en zal daarna ingaan op de strafuitsluitingsgronden waarop de verdediging zich heeft beroepen.
[slachtoffer]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 11 november 2022 was ik in het centrum van Venray. Ik ben samen met [naam 1] en een vriend van hem rond gaan lopen. Terwijl we rondliepen kwamen we de jongen tegen die mij later heeft gestoken. Ik noem de jongen verder persoon 1 (de rechtbank begrijpt: de verdachte). Ter hoogte van de nachtwinkel was ik met persoon 1 aan het stoeien. Op een gegeven moment liep het een beetje uit de hand en begonnen we elkaar wat harder te duwen. Het klopt dat ik hem op de grond heb gegooid en dat ik hem met mijn arm om zijn nek heb gepakt. Ik lag op hem. Ik pakte met twee handen zijn nek vast. Mijn ketting is kapot gegaan. Ik zag het wel nog steeds als stoeien. Ik zag dat persoon 1 ineens wegliep. Kort nadat persoon 1 was weggelopen zag ik dat hij terug kwam lopen.
Ik zag dat hij vervolgens op zijn fiets stapte en in de richting van het [park] fietste. Ik bleef achter hem aan lopen en zeggen dat we vrienden waren. Ik werd toen ook een beetje boos. Ik zag dat hij kort hierop stopte, van zijn fiets afstapte en in mijn richting kwam gelopen. Ik zag en voelde dat persoon 1 mij op mijn borst duwde c.q. sloeg. Ik wilde voorkomen dat hij iets anders zou doen, waarop ik hem bij zijn hoofd pakte en hem naar de grond wilde brengen. Uit verdediging heb ik hem op de grond gedrukt. Ik voelde plotseling iets nats. Dit was op de plek waar nu het verband zit en waar ik gestoken ben ter hoogte van mijn long. Ik voelde meteen pijn.
[getuige 1]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik zag dat [slachtoffer] en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) aan het stoeien waren. De eerste keer was op de [straatnaam 3] nabij de avondwinkel. [verdachte] is daarna weggegaan. Ik zag hem echter weer terugkomen en [slachtoffer] zei toen steeds tegen hem ‘kom naar het park om te vechten’. [verdachte] zat op dat moment op de fiets en [slachtoffer] wilde hem aanvallen. Ik zag dat [slachtoffer] naar [verdachte] toe ging. Ik heb gezien dat [slachtoffer] [verdachte] vast had. [slachtoffer] zijn onderarm / elleboog zat om de nek van [verdachte] . [slachtoffer] lag op [verdachte] . Ik duwde hem weg door tegen zijn schouder te duwen. Ik zag [slachtoffer] opstaan en ik liep vervolgens weg.
Uit de
Forensisch medisch letselrapportage GGD Limburg-Noordnaar aanleiding van het
letselonderzoekbij
[slachtoffer]volgt onder meer het volgende:
Het slachtoffer heeft twee wonden opgelopen. Het betreft twee scherprandige letsels (steek-/snijwonden). Eén op zijn linker onderarm en één onder zijn linker oksel.
Op de linker onderarm, op de overgang van buig- naar strekzijde aan pinkzijde op ongeveer 8 cm van de elleboog, bevindt zich in de lengte richting van de arm een medische behandelde scherprandige onderbreking van de huid van 4 cm lengte. Dit letsel betreft een snij- of steekwond.
Op de borstkas, (linker zijde, midden onder de oksel, 1,5 cm onder de rand van de okselbeharing), bevindt zich een medisch behandelde scherprandige onderbreking van de huid van 2 cm lengte in dwarse (horizontale) richting. Dit letsel betreft een steekwond en was dusdanig penetrerend in de borstholte dat een klaplong ontstond. Het betrof een klaplong van de bovenkwab van de linker long.
Vanwege de klaplong moest er een longdrain worden geplaatst. Voor de plaatsing van deze drain moest er een extra snijwond worden gemaakt.
De 3 wonden zijn gehecht in het ziekenhuis.
De longdrain kon na 2 dagen worden verwijderd, waarna het slachtoffer kon worden ontslagen voor verder herstel thuis.
De wonden en de longfunctie zullen naar verwachting volledig herstellen.
De verwachte genezingsduur betreft acht weken.
De verdachteheeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 11 november 2022 ging ik na mijn werk naar het dorp. We gingen met een groep mensen heen en weer lopen, want het was carnaval. Toen we gingen lopen kwam [slachtoffer] agressief doen. Hij wilde met mij vechten. Hij begon mij te duwen en hij pakte me met zijn arm om mijn nek. Hij gooide me op de grond. Ik viel met mijn gezicht op de grond. Hij lag bovenop mij. Ik lag op mijn buik en hij lag op mijn rug. Hij had me in een soort nekklem vast en ik voelde dat ik geen zuurstof meer kreeg. Ik greep naar achteren en trok aan zijn jas en ketting. Zijn ketting ging daarbij kapot. Daarna liet hij me los. Ik bleef even op de grond liggen om weer op adem te komen. Ik heb aan de mensen om me heen gevraagd om de politie te bellen. Ik was bang. Ik liep daarna naar mijn fiets. Hij pakte me vervolgens bij mijn hoofd met twee handen en duwde me tegen een muur. Hij schudde mijn hoofd heen en weer en ik hoorde hem zeggen dat hij het niet zo bedoelde. Ik hoorde hem sorry zeggen. Ik wilde weg gaan omdat ik geen problemen wilde. Hij liet me daarna weer los omdat de andere mensen zeiden dat hij moest stoppen.
Ik stapte op de fiets maar [slachtoffer] bleef achter mij aanlopen. [slachtoffer] begon mij te achtervolgen. Ter hoogte van de [straatnaam 2] stopte ik. Ik zei tegen [slachtoffer] : “Wat wil je?” Ik zag dat [slachtoffer] zijn jas op een paal hing. Hij bleef agressief naar mij en zei “we gaan vechten”. Ik stapte op de fiets en fietste weg. [slachtoffer] kwam achter mij aan. Hij was te dichtbij om weg te kunnen fietsen. [slachtoffer] begon achter me aan te rennen. Ik was bang dat hij mij van achteren op mijn hoofd wilde slaan. Ik ben toen van de fiets afgestapt en ik vroeg wat hij wilde. In het vervolg op dat moment, pakte [slachtoffer] mij net als de eerste keer weer vast en hij duwde me op de grond. Toen ik op de grond lag zag ik een mes liggen. Ik lag op mijn buik op de grond. [slachtoffer] zat bovenop me en had me in een nekklem. Ik kreeg geen lucht doordat hij zijn arm om mijn nek had. Ik dacht dat ik doodging, ik moest terugdenken aan de eerste keer. Ik pakte het mes en zwaaide naar achteren. Ik voelde dat hij me losliet en hij rende de bocht om. Ik heb gekeken waar hij naartoe ging en vervolgens heb ik mijn fiets van de grond gepakt en ben ik weggegaan.
Het was niet mijn bedoeling om hem te steken. Ik wilde alleen dat hij mij losliet.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van deze bewijsmiddelen vast dat de verdachte in de avond van 11 november 2022 in het centrum van Venray, [slachtoffer] tweemaal met een mes in zijn bovenlichaam heeft gestoken, met snij- en steekverwondingen in de linker onderarm en onder de linker oksel, met een klaplong tot gevolg, hetgeen naar ervaringsregels zonder medisch ingrijpen tot de dood kan leiden.
Door met een mes op een kwetsbare plaats als de arm en met name de borststreek bewust te steken heeft de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] in het leven geroepen en heeft hij deze aanmerkelijke kans ook minst genomen bewust aanvaard.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.