ECLI:NL:RBLIM:2023:6065

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
C/03/239304 / HA ZA 17-434
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en toedeling van onroerend goed

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een eindvonnis in een civiele procedure over huwelijksvermogensrecht. De rechtbank heeft op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan na meerdere tussenvonnissen, waaronder een belangrijk tussenvonnis op 28 juni 2023. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.X.J. Zuidema, heeft een vordering ingediend tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Bäumler, met betrekking tot de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] aan de eiseres wordt toebedeeld tegen een waarde van € 167.000,00, onder de voorwaarde dat zij de helft van de resterende overwaarde aan de gedaagde moet voldoen na aftrek van kosten. De rechtbank heeft ook de huurinkomsten en eigenaarslasten besproken, waarbij de gedaagde vorderingen heeft gedaan die door de rechtbank zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank heeft verder bepaald dat de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] moet worden verkocht en dat de opbrengst gelijk tussen partijen moet worden verdeeld, evenals andere activa en rekeningen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/239304 / HA ZA 17-434
Vonnis van 4 oktober 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. S.X.J. Zuidema,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.M. Bäumler.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juni 2023,
- de antwoordakte na eisvermeerdering van [eiseres] ,
- de akte na eisvermeerdering van [gedaagde] , waaraan gehecht producties 1, 2 en 3.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
verduidelijking van rov. 2.6. van het vonnis van 28 juni 2023
2.1.
De rechtbank merkt op per abuis in het vonnis van 28 juni 2023 onder rov. 2.6. te hebben overwogen dat zij de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] bij eindvonnis aan [eiseres] zal toedelen tegen een waarde van € 167.000,00 (in verhuurde staat), daarbij (kort gezegd) bepalend dat ieder van partijen na aftrek van (makelaars- en notaris-)kosten en hypotheekkosten de helft van de overwaarde toekomt. Dit betreft een kennelijke verschrijving in die zin dat de rechtbank heeft bedoeld dat zij bij eindvonnis aan [eiseres] zal toedelen de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] tegen een waarde van € 167.000,00 (in verhuurde staat), onder veroordeling van [eiseres] om na aftrek van (makelaars- en notaris-)kosten en hypotheekkosten de helft van de resterende (over)waarde aan [gedaagde] te voldoen.
met betrekking tot de eisvermeerdering van [eiseres]
2.2.
Bij vonnis van 28 juni 2023 heeft de rechtbank [gedaagde] in de gelegenheid gesteld te reageren op de volgende vermeerdering van eis van [eiseres] :

dat zij de helft van de exacte huurinkomsten van de [adres 1] vordert vanaf 16 september 2016 tot op heden, verminderd met de maandelijkse bedragen van € 350,00 vanaf 1 maart 2018 en voorts verzoekt zij [gedaagde] verificatoire bescheiden (bankmutaties) over te leggen, zodat de vordering exact kan worden vastgesteld en kan worden meegenomen in de
verdeling.
2.3.
[gedaagde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft hierbij verwezen naar hetgeen partijen dienaangaande ter comparitie van 8 februari 2018 hebben afgesproken, waarmee in overeenstemming bij vonnis van 19 december ( [gedaagde] noemt per abuis augustus) 2018 onder rov. 4.40. is beslist.
2.4.
Het verweer van [gedaagde] slaagt. Ter comparitie van 8 februari 2018 hebben partijen immers dienaangaande afspraken gemaakt, die de rechtbank heeft neergelegd in haar vonnis van 19 december 2018 en die zij heeft herhaald in haar vonnis van 18 december 2019 (onder rov. 3.7.-3.10.). Hetgeen [eiseres] thans aanvoert geeft de rechtbank geen aanleiding haar eerdere oordeel te heroverwegen, zodat de rechtbank hieraan verder voorbijgaat.
met betrekking tot de eisvermeerdering van [gedaagde]
2.5.
Bij vonnis van 28 juni 2023 heeft de rechtbank tevens [eiseres] in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de volgende vermeerdering van eis van [gedaagde] :
[gedaagde] vermeerdert derhalve zijn eis en verzoekt de rechtbank te bepalen dat [eiseres] uit hoofde van haar aandeel in de eigenaarslasten van deze woning aan hem dient te voldoen € 15.736,06, te vermeerderen met de helft van de eigenaarslasten vanaf mei 2023 tot aan de datum van overdracht. Dit bedrag kan worden verrekend bij de notariële overdracht van de woning, reden waarom [gedaagde] de rechtbank verzoekt te bepalen dat de notaris ten overstaan van wie de levering aan de koper(s) plaatsvindt, de netto-verkoopopbrengst (minus de hypotheekschuld, makelaarskosten en notariskosten die voor rekening van partijen komen) gelijk tussen partijen verdeelt, waarbij dient te worden verrekend hetgeen [eiseres] nog aan hem verschuldigd is in verband met de voor haar rekening komende eigenaarslasten van € 15.736,06 + PM.
[gedaagde] vordert alsnog betaling van dit bedrag (€ 1.571,00 eigenaarslasten [adres 1] ) en vermeerdert zijn eis ter zake. Dit bedrag kan worden verrekend bij de notariële overdracht van deze woning aan [eiseres] dan wel aan koper(s).
2.6.
[gedaagde] heeft aan zijn vorderingen - kort gezegd - het volgende ten grondslag gelegd.
2.6.1.
[eiseres] heeft nimmer bijgedragen in de lasten van de woning aan de [adres 2]
te [woonplaats] , terwijl zij hiertoe bij helfte gehouden is. [gedaagde] heeft de
eigenaarslasten vanaf 16 september 2016 tot april 2023 als volgt begroot (productie 2):
  • hypotheeklasten € 22.127,80 / 2 = € 11.063,90
  • BSGW € 8.154,18 / 2 = € 4.077,09
  • opstalverzekering € 705,83 / 2 = € 352,69
  • onderhoud ketel € 484,75 / 2 =
Totaal aandeel [eiseres] € 15.736,06
Totdat de woning zal zijn verkocht, dient [eiseres] vanaf mei 2023 haar aandeel in de eigenaarslasten van deze woning voor haar rekening te nemen (een post PM). Voorts heeft [gedaagde] verzocht dat de rechtbank zal bepalen dat de notaris de netto-opbrengst tussen partijen gelijk verdeelt, waarbij verrekend dient te worden hetgeen [eiseres] nog aan [gedaagde] verschuldigd is uit hoofde van de voor haar rekening komende eigenaarslasten.
2.6.2.
[gedaagde] heeft verder gesteld diverse lasten van 2018 tot en met 2022 (te weten servicekosten, opstalverzekering, parkeerplaats, VvE, onderhoud en storing CV ketel) voor de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] te hebben betaald. Eind augustus 2022 heeft hij een opgave daarvan aan [eiseres] doen toekomen en heeft hij van haar betaling van € 1.571,00 gevorderd ter zake eigenaarslasten (productie 3). [eiseres] heeft niet betaald, reden waarom [gedaagde] dat thans alsnog vordert.
2.7.
[eiseres] heeft als verweer aangevoerd dat [gedaagde] met betrekking tot de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] de hypotheeklasten / rente over 2015 en volledig over 2016 in rekening brengt, terwijl de peildatum 16 september 2016 is. Bovendien heeft [gedaagde] recht op hypotheekrenteaftrek, terwijl hij dit fiscale voordeel niet in de berekening heeft meegenomen. Ook vordert [gedaagde] ten onrechte de BSGW volledig, waarbij hij slechts verwijst naar betaalafschriften, maar hij nalaat de nota’s zelf in het geding te brengen. Op die nota’s staan alle onroerende zaken die iemand op zijn naam heeft en ook de gebruikerslasten worden daar opgevoerd. Het is dus niet duidelijk of deze nota’s en de gevorderde bedragen enkel betrekking hebben op de [adres 2] . Bovendien betreft een deel van die nota de rioolheffing en andere gebruikerslasten, die niet voor rekening van [eiseres] behoren te komen. De kosten voor onderhoud van de ketel zijn gebruikerslasten en, nu [gedaagde] de woning gebruikt, komen dan ook volledig voor zijn rekening. Ook ziet een deel van deze kosten op 2015. [eiseres] beroept zich op het verrekenen van de voornoemde vorderingen met de haar toekomende gebruikersvergoeding, die volgens haar begroot kan worden op 2,5 % op jaarbasis van de overwaarde van de woning, die uitgaande van een koopsom van € 135.000,00 en een hypotheek van € 92.000,00 en een opgebouwde waarde van spaargeld van € 55.000,00 circa € 100.000,00 bedraagt. Dit betekent dat [eiseres] aanspraak kan maken op 2,5% x € 100.000,00 vanaf de peildatum. Mocht de opstalverzekering de schade aan het plafond van de [adres 2] vergoeden, dan moet ook dat in de verdeling worden meegenomen, aldus [eiseres] .
Wat betreft de vaste lasten van [adres 1] heeft [eiseres] aangevoerd dat (i) er geen VvE is, (ii) ze betwist dat er servicekosten zijn en (iii) niet [gedaagde] , maar de huurder de parkeerkosten betaalt. [eiseres] betwist het volledige gevorderde bedrag van € 1.571,00.
2.8.
Het verweer van [eiseres] slaagt. Het lag op de weg van [gedaagde] om zijn vorderingen dienaangaande nader te onderbouwen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Om die reden zullen ze worden afgewezen. Hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd met betrekking tot verrekening van de gebruikersvergoeding wordt om die reden gepasseerd.
proceskosten
2.9.
Gelet op de affectieve relatie die beide partijen hadden, zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgemeenschap als volgt vast:
3.1.
deelt toe aan [eiseres] de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] tegen een waarde van € 167.000,00 (in verhuurde staat), onder veroordeling van [eiseres] om na aftrek van (makelaars- en notaris-)kosten en hypotheekkosten de helft van de resterende (over)waarde aan [gedaagde] te voldoen,
3.2.
verstaat dat met ingang van 1 maart 2018 circa de helft van de huurinkomsten aan [eiseres] wordt betaald en dat [gedaagde] aan de huurster doorgeeft dat zij met ingang van
1 maart 2018 € 350,00 aan huur dient over te maken op rekeningnummer NL89INGB0654 0533 16 ten name van [eiseres] ,
3.3.
verstaat dat de vaste lasten die [gedaagde] betaalt ten behoeve van [adres 1] te [woonplaats] in mindering komen op de tussen partijen bij helfte te verdelen huuropbrengsten,
3.4.
verstaat dat partijen de vaste lasten (en daarmee samenhangend ook de huuropbrengsten) tussen hen zullen verrekenen, in welk kader aan [eiseres] een bedrag van
€ 350,00 per maand bij wege van huurinkomsten wordt betaald en niet de volledige helft van de huurpenningen,
3.5.
bepaalt dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de eventueel aan de huurders terug te betalen borgsom,
3.6.
bepaalt dat de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] moet worden verkocht, onder bepaling dat na aftrek van (makelaars- en notaris-)kosten en hypotheek de eventuele overwaarde tussen partijen bij helfte moet worden verdeeld dan wel dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de restschuld bij een eventuele onderwaarde,
3.7.
deelt toe aan [eiseres] de op productie 4 bij akte uitlating van 4 april 2018 onderstreepte inboedel, onder bepaling dat [gedaagde] deze (voor zover hij deze niet al aan [eiseres] heeft afgegeven) aan [eiseres] afgeeft, en deelt toe aan [gedaagde] de op voornoemde productie niet onderstreepte inboedel, onder bepaling dat partijen over en weer vanwege deze toedeling niet gehouden zijn een bedrag aan de ander wegens overbedeling te vergoeden,
3.8.
deel toe aan [eiseres] de Mercedes A-klasse die zij reeds in haar bezit heeft en deelt toe aan [gedaagde] de Citroen Berlingo, die hij reeds in zijn bezit heeft, onder bepaling dat partijen over en weer vanwege deze toedeling niet gehouden zijn een bedrag aan de ander wegens overbedeling te vergoeden,
3.9.
deelt toe aan [eiseres] de saldi van de betaalrekening en de daaraan gekoppelde toprekening (spaarrekening) [rekeningnummer 8] , onder veroordeling de helft van de saldi op 16 september 2016, te onderbouwen met verificatoire stukken, aan [gedaagde] te betalen en onder veroordeling van [gedaagde] om medewerking te verlenen aan het opheffen van deze bankrekening(en),
3.10.
deelt toe aan [eiseres] het saldo van de betaalrekening [rekeningnummer 1] , onder veroordeling de helft van het saldo op 16 september 2016, te onderbouwen met verificatoire stukken, aan [gedaagde] te betalen en onder veroordeling van [gedaagde] om medewerking te verlenen aan het opheffen van deze bankrekening,
3.11.
deelt toe aan [eiseres] het saldo van de betaalrekening [rekeningnummer 2] , onder veroordeling de helft van het saldo op 16 september 2016, te onderbouwen met verificatoire stukken, aan [gedaagde] te betalen en onder veroordeling van [gedaagde] om medewerking te verlenen aan het opheffen van deze bankrekening,
3.12.
deelt toe aan [eiseres] het saldo van de spaarrekening [rekeningnummer 3] , onder veroordeling de helft van het saldo op 16 september 2016, te onderbouwen met verificatoire stukken, aan [gedaagde] te betalen en onder veroordeling van [gedaagde] om medewerking te verlenen aan het opheffen van deze spaarrekening,
3.13.
deelt toe aan [gedaagde] het saldo van bankrekening [rekeningnummer 4] , onder veroordeling de helft van het saldo op 16 september 2016, te onderbouwen met verificatoire stukken, aan [eiseres] te betalen,
3.14.
veroordeelt [gedaagde] om de helft van het saldo op betaalrekening [rekeningnummer 5] op 16 september 2016, te onderbouwen met verificatoire stukken, aan [eiseres] te betalen,
3.15.
veroordeelt [gedaagde] om 1/4e deel van het saldo op betaalrekening [rekeningnummer 6] op 16 september 2016, te onderbouwen met verificatoire stukken, aan [eiseres] te betalen,
3.16.
bepaalt dat de pensioenrekening ING Bank met nummer [rekeningnummer 7] wordt opgeheven, dat (indien nodig) beide partijen hieraan hun medewerking zullen verlenen, en dat het saldo ten tijde van opheffen bij helft tussen partijen dient te worden verdeeld,
3.17.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 28.140,00 (zijnde de helft van de winst over 2017, 2018 en 2019 van de vof),
3.18.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 25.131,00 (zijnde de waarde van het aandeel van [eiseres] in de vof op 19 december 2019),
3.19.
veroordeelt partijen, ieder voor de helft, in de kosten van de deskundigen en ex art. 244 lid 2 Rv aan de griffier te voldoen:
- € 11.713,00 ( inclusief btw) ter zake de bepaling van de waarde aandeel [eiseres] in de vof,
- € 1.815,00 ( inclusief btw) ter zake taxaties van de twee woningen,
3.20.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
3.21.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.22.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op
4 oktober 2023.
JC