ECLI:NL:RBLIM:2023:6044

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
03.048654.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en poging tot doodslag door jongeren in Maastricht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 10 oktober 2023, stonden de verdachten terecht voor openlijk geweld en poging tot doodslag. De verdachten, lid van een WhatsApp-groep, spraken over het 'chillen' met de bedoeling om geweld te plegen. Op 9 en 10 februari 2023 hebben zij in Maastricht twee willekeurige slachtoffers aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten openlijk in vereniging geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 1] en dat zij met opzet [slachtoffer 2] van het leven hebben willen beroven. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en verklaringen van de slachtoffers. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot doodslag, maar het medeplegen van openlijk geweld en poging tot doodslag werd bewezen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 166 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank hield rekening met de problematiek van de verdachte en de noodzaak van hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd, jeugdstrafrecht
Parketnummer : 03.048654.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.W. Oehlen, advocaat kantoorhoudende te Geulle.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Tevens zijn verschenen de moeder van de verdachte en een vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg Limburg, jeugdreclassering.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: op 9 februari 2023 in Maastricht, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
Feit2: op 10 februari 2023 in Maastricht, samen met anderen, [slachtoffer 2] van het leven heeft willen beroven;
dan wel toen en aldaar, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder feit 2, primair tenlastegelegde aangevoerd dat kijkend naar de camerabeelden en de gesprekken daarover in de WhatsAppgroep over het plegen van zulke feiten, het niet anders kan dat dat verdachte en medeverdachten hebben gedacht het slachtoffer dood te maken. Op de camerabeelden is echter niet goed te zien of de trappen die de verdachte of een van de medeverdachten richting het hoofd van het slachtoffer geven, ook het hoofd raken. Het slachtoffer erkent wel “los te zijn gegaan” en verklaart op de zitting dat hij heeft gevoeld dat het slachtoffer is geraakt. De officier van justitie komt echter net niet tot voldoende bewijs. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van de onder feit 2 primair tenlastegelegd poging tot doodslag.
Het subsidiair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde feit aangesloten bij de visie van de officier van justitie en heeft de rechtbank verzocht om de verdachte hiervan vrij te spreken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ieder bewijsmiddel wordt slechts gebruikt voor het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
Feit 1:
De opsomming van de bewijsmiddelen:
- De verklaring van aangever [slachtoffer 1] [2] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting [3] ;
Feit 2, primair:
De opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [4] ;
- het proces-verbaal van bevindingen [5] ;
- de bewegende beelden, te zien op 2023021925 film coffeeshop’ [6] ;
- de bewegende beelden te zien op 2023021925 filmpje op gsm’ [7] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter zitting van 26 september 2023 [8] .
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt met de officier van justitie en de raadsvrouw vast dat de verdachte en de medeverdachten het slachtoffer met kracht hebben geschopt en geslagen tegen het lichaam en ook met kracht geschopt en geslagen hebben in de richting van het hoofd.
De officier van justitie en de raadvrouw hebben betoogd dat op de camerabeelden niet te zien is dat de schoppen en de slagen van de verdachte en de medeverdachten het hoofd ook daadwerkelijk raken. Van een poging doodslag kan volgens hen dan ook geen sprake zijn.
De rechtbank ziet dit anders, daarbij de bewijsmiddelen ook in onderling verband gezien. Het slachtoffer zelf verklaart:
“Ik werd toen door zeker drie personen opzettelijk en met kracht geslagen en geschopt. Deze slagen waren met gebalde vuisten. Ik voelde pijn over mijn hele lichaam. Ik was erg bang. Ik was bang dat ik dood zou gaan. Ik snapte niet waarom ze dit deden. Ik wist niet wat er aan de hand was. Ik heb meerdere malen geroepen dat ze moesten stoppen.
De rechtbank ziet op de camerabeelden, welke ook door de politie zijn beschreven, dat de verdachte en de medeverdachten met kracht meermalen schoppen en slaan richting het lichaam van het slachtoffer en richting het hoofd van het slachtoffer. Op de beelden is zichtbaar dat het slachtoffer in een foetushouding en weerloos op de grond ligt, waarbij hij zijn armen heeft opgetrokken en met zijn handen (aan weerszijden van zijn hoofd) zijn hoofd beschermt.
De verdachte trapt het slachtoffer tot drie keer toe tegen het hoofd en slaat hem tegen het hoofd en komt zelfs nog drie keer teruggelopen naar het slachtoffer, wanneer de anderen al weglopen richting de auto, waarbij hij telkens opnieuw naar het hoofd van het slachtoffer trapt. Ook medeverdachte [medeverdachte 1] slaat en trapt meerdere malen tegen het hoofd van het slachtoffer. Ook medeverdachte [medeverdachte 2] geeft een trap tegen het hoofd van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel, gelet op de positie van de verdachte en de medeverdachten, alsmede de kracht waarmee het slaan en schoppen is gebeurd, dat de schoppen het hoofd van het slachtoffer hebben geraakt. Er is ook geen aanleiding bij deze zichtbare explosie van geweld, anders te concluderen. Dat dit op het filmpje niet helemaal duidelijk is te zien, doet naar het oordeel van de rechtbank aan deze conclusie niet af. De verdachte heeft ter zitting bovendien desgevraagd verklaard dat hij gevoeld heeft dat hij het slachtoffer ook raakte toen hij schopte.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm verder af dat de verdachten het volle opzet hebben gehad om het slachtoffer te doden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd van een mens een zeer kwetsbaar deel van het lichaam is. Naar algemene ervaringsregels kan het met kracht schoppen en slaan tegen het hoofd – zeker als dat ook nog eens door meerdere personen gebeurt - een dodelijk gevolg hebben. De verdachte moet zich daar, evenals ieder ander redelijk mens van bewust zijn geweest blijkens de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen en dat van de medeverdachten. Dat het bij een poging is gebleven, is niet aan de verdachten te danken.
De rechtbank acht dan ook het medeplegen van poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 9 februari 2023 in de gemeente Maastricht, openlijk, te weten, op of aan de Brusselsestraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten
[slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] ,
- te duwen,
- tegen het lichaam te schoppen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag;
2 primair
op 10 februari 2023 in de gemeente Maastricht, Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen,
- met geschoeide voeten tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 2]
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag - heeft geschopt, en
- tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Feit 2 primair: medeplegen van poging tot doodslag;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De GZ-psycholoog drs K.T.E. Zászlós heeft over de geestvermogens van de verdachte op
8 mei 2023 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De door de verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd, door de officier van justitie berekend op 13 dagen, dienen hierop in mindering te worden gebracht. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals die zijn geadviseerd.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf in de vorm van een werkstraf gevorderd voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft verder de opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte na zijn aanhouding en schorsing van de voorlopige hechtenis een gedragsverandering heeft laten zien. Had de verdachte aanvankelijk nog de houding van ‘wat moeten jullie van mij’, is dat inmiddels heel erg veranderd. Vooral het bekijken van het filmpje heeft bij hem een gedragsverandering teweeg gebracht. De verdachte gaat met de mensen om hem heen en zijn hulpverleners in gesprek over hoe hij kan veranderen.
De raadsvrouw is het niet eens met de gedragsdeskundige dat de verdachte de feiten volledig kunnen worden toegerekend. De gedragsdeskundige heeft bij de verdachte een andere gespecificeerde disruptieve impulsbeheersing vastgesteld en heeft geoordeeld dat deze stoornis van invloed is geweest op het denken en handelen van de verdachte. De behandeling van de verdachte bij “Doorkijk” is dan ook gericht op impulsbeheersing. Dit rijmt niet met een volledige toerekenbaarheid aan de verdachte van de bewezenverklaarde feiten.
De raadsvrouw is van mening, dat bij het bepalen van de straf, de verdachte de feiten in verminderde mate moeten worden toegerekend. Ook moet in de strafmaat het traject dat de verdachte tot nu toe heeft doorlopen en nog een tijd zal moeten doorlopen, tot uiting komen in de straf.
De raadsvrouw kan zich vinden in de modaliteit van een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk moet zijn aan de door de verdachte in voorarrest doorgebracht tijd. De gevorderde werkstraf is een veelvoud aan uren dan die normaal aan een leerstraf zijn verbonden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt openlijke geweldpleging van een willekeurig slachtoffer en aan medeplegen van een poging tot doodslag van een ander willekeurig slachtoffer.
De verdachten maken met hun vriendengroep deel uit van een WhatsApp-groep en spreken daar geregeld over “samen gaan chillen”, zo ook voorafgaande aan de bewezenverklaarde feiten. Daarmee bedoelen ze blijkens de berichten in de App-groep “iemand in elkaar gaan slaan”. Ook wordt geopperd dat je moet doen alsof je “die jongen iets aansmeert wat hij gedaan” zou hebben. Dan “heeft die jongen een probleem” en hebben de verdachten “een reden om het slachtoffer in elkaar te slaan”.
De verdachte en de medeverdachten stappen in de avonduren van 9 februari 2023 in de auto van een van hen en rijden met de auto tot 7 keer toe een rondje door het centrum van Maastricht. Op enig moment zien de verdachten op de Brusselsestraat iemand fietsen die blijkbaar in aanmerking komt om in elkaar te slaan
.De auto gaat dan heel dicht op de fietser rijden en een medeverdachte geeft de fietser een duw vanuit het raam van het bijrijdersportier, waardoor de fietser ten val komt. De auto komt tot stilstand, de verdachte en twee medeverdachten stappen uit de auto en rennen op het slachtoffer toe en beginnen hem te slaan en te schoppen tegen het lichaam. Daarna stappen ze weer in de auto en rijden snel weg van de plaats delict, het slachtoffer aan zijn lot overlatend. In de auto praten de verdachten stoer over wat er is gebeurd.
Nog geen twee uur later diezelfde nacht, het is dan inmiddels 10 februari 2023, rijden de verdachten wederom op de Brusselsestraat en zien daar een nieuw potentieel slachtoffer fietsen. De auto gaat wederom heel dicht langs deze fietser rijden en rijdt ook deze fietser min of meer klem. Een van de medeverdachten duwt of trekt door het zijraam van de auto aan het kettingslot dat de fietser om zijn schouder heeft hangen, waarop de fietser tot stilstand komt. De auto stopt en allen stappen uit de auto. Het slachtoffer krijgt van een medeverdachte een duw als hij weg wil fietsen. Hierdoor komt het slachtoffer ten val. De verdachte en twee medeverdachten slaan en schoppen dan allen op een zeer agressieve manier tegen het lichaam en het hoofd van het slachtoffer. Een medeverdachte filmt van korte afstand deze zeer gewelddadige handelingen. Het slachtoffer ligt in een foetushouding en beschermt zijn hoofd met zijn armen tegen het geweld. Het is vooral daaraan te danken dat het slachtoffer geen ernstig letsel op heeft gelopen.
Na het voorval hebben de verdachten weer contact met elkaar via de WhatsApp groep. Zij bekijken het gemaakte filmpje en maken grappen over het kreunen van het slachtoffer.
De verdachte en de medeverdachten hebben op een zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers
.Zonder aanleiding hebben zij die nacht zinloos geweld gepleegd tegen willekeurige slachtoffers, door op een zeer agressieve wijze te schoppen en te slaan, waarbij het tweede feit ook nog is gefilmd, waarna de verdachten er naderhand nog leedvermaak over hadden.
De slachtoffers hadden geen enkele relatie met de verdachten en zijn na een avondje uit, volslagen onverwacht en zonder enige aanleiding, door de verdachten met geweld geconfronteerd. De beelden die beschikbaar zijn van de feiten, zijn schokkend en tonen een grenzeloze mate van geweld.
De verdachte heeft met de gepleegde feiten laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans gevoelens. Hij heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van de slachtoffers en heeft bij de slachtoffers veel angst en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Slachtoffer [slachtoffer 2] , die het leven had kunnen laten, heeft veel ‘geluk’ gehad, maar hij heeft van dit voorval nog veel last, hij is bang en durft niet meer alleen op de fiets door het donker. Het slachtoffer voelt machteloosheid en heeft veel pijn aan zijn knie en schouder en ervaart een verlies van levensvreugde.
In het algemeen geldt dat slachtoffers van geweldsdelicten, zoals hier aan de orde, nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen, Dit soort delicten draagt in zijn algemeenheid bovendien bij aan de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid en versterken ook die gevoelens van angst en onveiligheid.
Dit zijn ernstige strafbare feiten en de rechtbank rekent de verdachte deze feiten ook aan.
De persoon van de verdachte
Blijkens het strafblad van de verdachte van 28 augustus 2023 is de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het over de verdachte uitgebrachte rapport van
drs. K.T.E. Zászlós van 8 mei 2023.
De gedragsdeskundige heeft vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een gemiddelde intelligentie en een zogenaamde “andere gespecificeerde disruptieve impulsbeheersingsstoornis”. Dit speelde ook ten tijde van het tenlastegelegde feit en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte.
Door de vele problemen in de thuissituatie in zijn verleden heeft betrokkene veel spanningen geïnternaliseerd en gevoelens van onveiligheid ervaren. Hierdoor heeft hij een wantrouwende houding ten aanzien van zijn omgeving ontwikkeld. In conflictsituaties is hij lichtgeraakt en heeft hij zijn gevoelens van boosheid onvoldoende onder controle en kan het op zulke momenten tot een ontlading van zijn opgekropte spanningen en frustraties komen. Daarnaast is hij onvoldoende opgewassen tegen groepsdruk.
De verdachte is in staat het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn handelswijze in te zien en wordt ondanks zijn impulsregulatieproblemen en gevoeligheid voor groepsdruk in staat geacht zijn wil conform dit besef te bepalen. De gedragsdeskundige adviseert de rechtbank om de verdachte de hem ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 volledig toe te rekenen.
De gedragsdeskundige schat de kans op recidive als matig in.
De verdachte is in verkeerd gezelschap gevoelig gebleken voor groepsdruk. Met name in een periode waarin hij meer stress ervaart. Op zulke momenten loopt hij het risico dat hij meegaat in het grensoverschrijdend handelen van zijn maten en kan het bij hem op zulke momenten tot een ontlading komen van zijn opgekropte gevoelens van frustratie.
De verdachte staat onder toezicht van de jeugdreclassering en houdt zich aan de afspraken die met hem worden gemaakt. Hij gaat naar school en heeft een duidelijk toekomstperspectief. Daarnaast heeft hij een bijbaan en doet hij aan sport. De verdachte wordt ondersteund door zijn familie en hij heeft een vaste vriendin.
De verdachte trok de afgelopen tijd steeds meer op met oudere jongens met wie hij geregeld in een auto rondreed. De indruk bestaat dat de verdachte geneigd was zich ten overstaan van hen te bewijzen en zich niet durfde te distantiëren op het moment dat zij fout bezig waren. In combinatie met zijn impuls- en emotieregulatieproblemen is hij in een situatie beland waarin het kwam tot fysiek agressief handelen. Op zulke momenten loopt betrokkene het risico dat het bij hem tot een ontlading komt van zijn opgekropte spanningen en frustraties.
De gedragsdeskundige vindt dat om zijn sociaal emotionele ontwikkeling in gunstige zin te bevorderen, en om de kans op recidive te voorkomen, het noodzakelijk is om de jeugdreclasseringsbegeleiding voort te zetten. Daarnaast is het van belang dat de verdachte een ambulant behandeltraject gaat volgen bij een instantie die affiniteit heeft met forensische problematiek zoals ‘Doorkijk’ of een soortgelijke instelling. Belangrijke aandachtspunten zijn: zijn impuls- en agressieregulatieproblemen; versterken van zijn copingvaardigheden in probleemsituaties; een delictanalyse, zodat hij meer zicht en grip krijgt op de factoren die een rol hebben gespeeld in zijn handelwijze en hij gedragsalternatieven ontwikkelt; zijn keuze van vrienden; het verwerken van zijn frustraties ten gevolge van de gebeurtenissen in zijn verleden. Het is tevens van belang dat moeder betrokken wordt bij de behandeling en ondersteund wordt bij het versterken van haar opvoedingsvaardigheden.
Wat betreft de strafrechtelijke afdoening denkt de gedragsdeskundige aan een (deels) voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarde dat hij meewerkt aan het ambulant behandeltraject bij ‘Doorkijk’ of een soortgelijke instelling. Begeleiding door de jeugdreclassering dient te worden voortgezet. Zij kan toezicht houden op het naleven van de voorwaarden.
De rechtbank zal, gezien het advies van de voornoemde deskundige, de raadvrouw niet volgen en de verdachte het bewezenverklaarde strafbare handelen volledig toerekenen. Wel zal de rechtbank bij de strafoplegging enigszins in het voordeel van de verdachte rekening houden met de problematiek van de verdachte, zoals die uit de Pro Justitia rapportage blijkt, en de doorwerking daarvan op het handelen van de verdachte.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna De Raad) van 27 juni 2023.
De Raad rapporteert dat de verdachte, nadat hij het filmpje over de geweldpleging van de rechtbank moest bekijken, tot het inzicht is gebracht dat het zeer ernstig is geweest wat er gebeurd is. De verdachte laat sindsdien meer verantwoordelijkheid zien ten aanzien van zijn gedrag. Ook heeft hij spijt. Een mediationtraject is helaas niet van de grond gekomen, doordat één van de slachtoffers er niet voor openstond. De verdachte was daarentegen bereid om het traject aan te gaan.
De verdachte is een jongen bij wie agressie en (huiselijk) geweld als een rode draad door zijn leven lopen. Daarnaast is de verdachte in het verleden talloze keren teleurgesteld door zijn vader, omdat er geen continuïteit in het contact over langere periode tot stand kwam. De verdachte heeft, door alles wat hij heeft meegemaakt, nooit goed geleerd om uiting te geven aan zijn emoties, hij heeft een wantrouwende houding naar zijn omgeving ontwikkeld en hij heeft spanningen opgekropt met een overloop/uitbarsting van tijd tot tijd tot gevolg. Zijn moeder stelde geen grenzen, terwijl hij het net nodig heeft dat hij duidelijke regels en grenzen krijgt aangereikt. Moeder heeft echter een ommekeer door de gebeurtenissen laten zien en ingezien dat het nodig is dat de teugels worden aangetrokken
Op school is de motivatie en het gedrag van de verdachte in de loop der tijd achteruit gegaan. Hier is aandacht voor op school door middel van een gedragskaart en indien nodig gesprekken met de intern leerlingbegeleider. Ook heeft school voorgesteld dat de verdachte een weerbaarheidstraining gaat volgen, niet omdat hij onvoldoende weerbaar is, maar om de mate van weerbaarheid op een juiste manier te doseren. Nu de verdachte gestart is met een hulpverleningstraject bij “Doorkijk Coaching & Counseling”, zal dit wellicht wat veel tegelijk worden en op elkaar afgestemd moeten worden.
Het is van belang dat de verdachte het hulpverleningstraject doorzet.
De Raad adviseert de rechtbank om aan de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en daarnaast een taakstraf in de vorm van een werkstraf. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie kunnen de volgende bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, dat de verdachte:
- wordt verplicht mee te blijven werken aan hulpverlening gericht op impuls- en agressieregulatieproblemen, versterken van copingvaardigheden in probleemsituaties, zicht en grip krijgen op eigen handelen, ontwikkelen van gedragsalternatieven, keuze van vrienden en verwerken van frustraties ten gevolge van gebeurtenissen in het verleden, zoals thans geboden wordt door Doorkijk Coaching & Counseling (dan wel een soortgelijke instelling) plus de verplichting om mee te werken aan hulpverlening gericht op de thuissituatie en op (de invulling van) het contact tussen de verdachte en zijn vader;
- zich gedurende de proeftijd op door de hieronder genoemde gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten, zolang en op de manier zoals jeugdreclassering dat verder bepaalt en invult;
- verboden wordt verdovende middelen of alcohol te gebruiken en hem wordt verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
De jeugdreclassering heeft op de terechtzitting aangevoerd dat zij trots is op hetgeen de verdachte al heeft bereikt. De start op school is ook goed verlopen. De jeugdreclassering adviseert de rechtbank om ook een contactverbod met de medeverdachten op te leggen en de jeugdreclassering de mogelijkheid te bieden om dat contactverbod na verloop van tijd te versoepelen.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), zoals die gelden voor dit soort feiten.
De strafoplegging
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat aan de verdachte een jeugddetentie zal worden opgelegd voor de duur van 180 dagen, waarvan 166 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, door de rechtbank berekend op 14 dagen, moet op deze straf in mindering worden gebracht. Dat betekent dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte inmiddels de goede weg is ingeslagen en veel meer luistert naar zijn moeder en de hulp die hem is geboden aanvaardt. Het is belangrijk dat die hulp wordt voortgezet. De rechtbank zal dan ook aan het voorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie de bijzondere voorwaarden koppelen, dat de verdachte de ambulante behandeling bij “Doorkijk” of een soortgelijke instelling moet voortzetten zo lang als de jeugdreclassering dat nodig vindt. De rechtbank vindt het ook belangrijk dat de verdachte meewerkt aan hulpverlening in de thuissituatie en aan contactherstel van de verdachte met zijn vader. De rechtbank zal ook het contactverbod met de medeverdachten als bijzondere voorwaarden opleggen, waarbij de jeugdreclassering zal bepalen op welke wijze dat contactverbod versoepeld kan worden.
Verder zal de verdachte zich dienen te onthouden van het gebruik van verdovende middelen en ter controle hierop mee moeten werken aan een bloed- of urineonderzoek zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig vindt.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, opleggen.
Tot slot zal de rechtbank de geschorste voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.979,94 ter zake van feit 2, bestaande uit:
Jas stuk € 199,90
broek stuk € 90,97
een oortje airpods € 222,27
portemonnee met pasjes € 116,80
contant geld € 150,00
verlies aan inkomen € 1.200,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk veroordeling en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij immateriële schade heeft geleden, maar heeft daarbij geen bedrag genoemd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de posten onder a. en b. kunnen worden toegewezen als rechtstreeks schade. Voor de broek kan, na toepassing van afschrijving, een bedrag van € 60,00 worden toegewezen.
De post c., de airpods, kan ook worden toegewezen. De onderbouwing van de verdachte is voldoende om te kunnen spreken van rechtstreekse schade.
Dat geldt ook voor de portemonnee met pasje, post d., en het zich daarin bevindende geld, post e.
De benadeelde partij heeft het verlies aan inkomen, post f., onvoldoende onderbouwd om die toe te kunnen wijzen. De benadeelde partij moet voor deze post niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft weliswaar gesteld dat hij immateriële schade heeft geleden maar heeft dit onvoldoende onderbouwd en hij heeft daaraan ook geen schadebedrag verbonden. De benadeelde partij moet voor deze post niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het toe te wijzen bedrag van € 748,97, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, dient hoofdelijk te worden opgelegd. De vervangende gijzeling moet op 0 dagen worden gesteld.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding aangevoerd dat:
  • Post a.: referte;
  • Post b.: toewijzen na toepassing afschrijving;
  • Post c.: niet-ontvankelijk verklaren. Op het filmpje is daar niets van te zien. Je zou het kunnen aannemen, maar op de factuur staat geen naam en verschillende rekeningnummers. De vraag is dan wie de schade lijdt;
  • Post d. en e.: niet-ontvankelijk, nu niet is vast te stellen dat de beurs met inhoud bij het incident is verloren en er sprake is van rechtstreeks schade;
  • Post f.: niet-ontvankelijk, nu de benadeelde partij zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen.
De rechtbank zal de posten onder a. en b., nu deze niet worden betwist, toewijzen, met dien verstande dat er voor de broek, rekening houdende met afschrijving, een bedrag van € 60,00 wordt toegewezen.
De rechtbank zal ook de posten onder c., d. en e. toewijzen. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat de benadeelde partij deze goederen tijdens de vechtpartij is verloren. De verdachte en de medeverdachten zijn aansprakelijk voor het verlies van deze goederen. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat de verdachte en/of een van de medeverdachten deze goederen hebben meegenomen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van post f., omdat deze post onvoldoende is onderbouwd.
Hoewel de rechtbank begrepen heeft dat de benadeelde partij ook immateriële schade heeft geleden, heeft de benadeelde partij hier geen bedrag voor gevorderd, zodat ook deze post niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank zal een bedrag van € 748,97 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vervangende gijzeling stelt de rechtbank op 0 dagen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77aa, 77gg, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
  • stelt de volgende
de veroordeelde dient mee te werken aan een
ambulante behandeling bij “Doorkijk Coaching & Counseling”,dan wel een door de jeugdreclassering te bepalen soortgelijke instelling;
de veroordeelde dient mee te werken
hulpverleninggericht op de thuissituatie en op (de invulling van) het contact tussen de verdachte en zijn vader;
de veroordeelde zal
geen contact opnemen, direct of indirect, met de medeverdachten:
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortegegevens 1] ;
- [medeverdachte 3] , geboren op [geboortegegevens 2] ;
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens 3] ,
waarbij de jeugdreclassering bepaalt wanneer en hoe een versoepeling van het contactverbod zal plaatsvinden;
e veroordeelde dient zich te
onthouden van het gebruik van verdovende middelenen ter controle daarop dient hij
mee te werken aan bloed- of urinecontroles, zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig acht;
de veroordeelde dient zich te houden aan de meldplicht en aanwijzingen van de jeugdreclassering;
  • geeft de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg, jeugdreclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zo lang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
  • heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van heden;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de veroordeelde
  • veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat, indien de veroordeelde of zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de veroordeelde of zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. Wassenberg, voorzitter, mr. drs. C.M.J. van den Acker en mr. C.M.W. Nobis, kinderrechters, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 oktober 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 9 februari 2023 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, openlijk, te weten, op of aan de Brusselsestraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1]
door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
- te duwen,
- tegen het lichaam te schoppen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 10 februari 2023 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
- met geschoeide voeten tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] -
terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag - heeft geschopt, en/of
- tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 februari 2023 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, openlijk, te weten, op of aan de Brusselsestraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal,
- te duwen,
- tegen het hoofd en/of lichaam te slaan, en/of
- met geschoeide voeten tegen het hoofd en/of lichaam - terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag - te schoppen
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal PL 2411-2023026014, van politie eenheid Limburg, gesloten op 19 februari 2023, genummerd pagina 1-162.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 70-71.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2023.
4.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 1-3;
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 6-21;
6.Een filmpje genaamd 2023021925 film coffeeshop.
7.Filmpje genaamd: 2023021925 filmpje op gsm.
8.Proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2023.