ECLI:NL:RBLIM:2023:6043

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
03.048716.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten in WhatsApp-groep leiden tot strafrechtelijke vervolging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 10 oktober 2023, zijn de verdachten betrokken bij een reeks gewelddadige incidenten die voortkwamen uit hun WhatsApp-groep. De verdachten, die deel uitmaken van een vriendengroep, gebruikten de term 'samen gaan chillen' als code voor het in elkaar slaan van willekeurige slachtoffers. Op 22 januari 2023 probeerden zij in Maastricht een slachtoffer, [slachtoffer 2], in een auto te duwen, wat resulteerde in een poging tot vrijheidsberoving. Op 9 februari 2023 pleegden zij openlijk geweld tegen [slachtoffer 3] en op 10 februari 2023, wederom in Maastricht, probeerden zij [slachtoffer 1] van het leven te beroven, maar dit werd niet bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig maakten aan poging tot opzettelijke vrijheidsberoving, openlijk in vereniging geweld plegen en medeplegen van poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 220 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 748,97 voor materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die zonder enige aanleiding door de verdachten werden aangevallen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.048716.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K. Valkeneers, advocaat kantoorhoudende te Simpelveld.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Tevens waren aanwezig mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] , beiden van Reclassering Nederland.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet op de zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: op 22 januari 2023 in Maastricht samen met anderen [slachtoffer 2] van zijn vrijheid wilde beroven;
Feit 2: op 9 februari 2023 in Maastricht, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] ;
Feit 3 primair: 10 februari 2023 in Maastricht, samen met anderen, [slachtoffer 1] van het leven heeft willen beroven;
Feit 3 subsidiair: toen en aldaar, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[slachtoffer 1] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten als tenlastegelegd onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verdachte heeft het tenlastegelegde onder feit 1 alleen gepleegd, nu niet duidelijk is dat er meer verdachten betrokken zijn bij de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde aangevoerd dat kijkend naar de camerabeelden en de gesprekken daarover in de WhatsAppgroep over het plegen van zulke feiten, het niet anders kan dat dat verdachte en medeverdachten hebben gedacht het slachtoffer dood te maken. Op de camerabeelden is echter niet goed te zien of de trappen die de verdachte of een van de medeverdachten richting het hoofd van het slachtoffer geven, ook het hoofd raken. Het slachtoffer verklaart daar ook niets over. De officier van justitie komt net niet tot voldoende bewijs. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van de onder feit 3 primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Het subsidiair tenlastegelegde openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, kan wettig en overtuigend bewezen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 3 primair tenlastegelegde feit aangesloten bij de visie van de officier van justitie en heeft de rechtbank verzocht om de verdachte hiervan vrij te spreken en zich voor het overige gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ieder bewijsmiddel wordt slechts gebruikt voor het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
Feit 1:
De opsomming van de bewijsmiddelen:
- De verklaring van aangever van [slachtoffer 2] [2] ;
- De verklaring van de getuige [naam 3] [3] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting [4] ;
Feit 2:
De opsomming van de bewijsmiddelen:
- De verklaring van aangever [slachtoffer 3] [5] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting [6] ;
Feit 3, primair:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [7] :
- het proces-verbaal van bevindingen [8] ;
- de bewegende beelden, te zien op 2023021925 film coffeeshop’ [9] ;
- de bewegende beelden te zien op 2023021925 filmpje op gsm’ [10]
- de bekennende verklaring van de verdachte ter zitting van 26 september 2023;
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt met de officier van justitie en de raadsvrouw vast dat de verdachte en de medeverdachten het slachtoffer met kracht hebben geschopt en geslagen tegen het lichaam en ook met kracht geschopt en geslagen hebben in de richting van het hoofd.
De officier van justitie en de raadvrouw hebben betoogd dat op de camerabeelden niet te zien is dat de schoppen en de slagen van de verdachte en de medeverdachten het hoofd ook daadwerkelijk raken. Van een poging doodslag kan volgens hen dan ook geen sprake zijn.
De rechtbank ziet dat anders, daarbij de bewijsmiddelen ook in onderling verband gezien. Het slachtoffer zelf verklaart:
“Ik werd toen door zeker drie personen opzettelijk en met kracht geslagen en geschopt. Deze slagen waren met gebalde vuisten. Ik voelde pijn over mijn hele lichaam. Ik was erg bang. Ik was bang dat ik dood zou gaan. Ik snapte niet waarom ze dit deden. Ik wist niet wat er aan de hand was. Ik heb meerdere malen geroepen dat ze moesten stoppen.
Op de camerabeelden, zoals ook beschreven door de politie, is te zien dat de verdachte en de medeverdachten met kracht meermalen schoppen en slaan richting het lichaam van het slachtoffer en richting het hoofd van het slachtoffer. Op de beelden is zichtbaar dat het slachtoffer in een foetushouding weerloos op de grond ligt, waarbij hij zijn armen heeft opgetrokken en met zijn handen (aan weerszijden van zijn hoofd) zijn hoofd beschermt. De drie verdachten staan op enig moment bij het bovenlichaam van de verdachte. Een van de verdachten staat boven het hoofd van het slachtoffer. Een andere verdachte staat rechts van het liggende slachtoffer en schopt het slachtoffer tegen zijn bovenlichaam, terwijl weer een andere verdachte rechts naast hem staat en ook schopt tegen de verdachte. Gelet op de houding en de plaats van de verdachten alsmede de kracht waarmee het slaan en schoppen is gebeurd, hebben de verdachten het hoofd van het slachtoffer geraakt, ook al is dit op het filmpje niet helemaal duidelijk te zien. Er is ook geen aanleiding bij deze zichtbare explosie van geweld, anders te concluderen.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm af dat de verdachten het volle opzet hebben gehad om het slachtoffer te doden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd van een mens een zeer kwetsbaar deel van het lichaam is. Naar algemene ervaringsregels kan het met kracht schoppen en slaan tegen het hoofd – zeker als dat ook nog eens door meerdere personen gebeurt - een dodelijk gevolg hebben. De verdachte moet zich daar, evenals ieder ander redelijk mens van bewust zijn geweest blijkens de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen en dat van de medeverdachten. Dat het bij een poging is gebleven, is niet aan de verdachten te danken.
De rechtbank concludeert derhalve dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1
op 22 januari 2023 in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] in een personenauto heeft geduwd en vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2
op 9 februari 2023 in de gemeente Maastricht, openlijk, te weten, op of aan de Brusselsestraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten
[slachtoffer 3] door die [slachtoffer 3] ,
- te duwen,
- tegen het lichaam te schoppen, terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag;
3
op 10 februari 2023 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen,
- met geschoeide voeten tegen het hoofd en lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] - terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag - heeft geschopt, en
- tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven;
Feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Feit 3 primair: medeplegen van poging tot doodslag;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd geen redenen te zien om op de verdachte het adolescentenstrafrecht toe te passen. Zij heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, waarvan 127 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder aftrek van de door de verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals die zijn geadviseerd.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf gevorderd voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft verder de opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij van mening is, in tegenstelling tot het advies van Reclassering Nederland, dat het ASR op de verdachte moet worden toegepast. De verdachte was weliswaar de oudste van de groep, maar hij heeft geen crimineel verleden. De verdachte gaat naar school en gaat om met jongere jongens. De verdachte heeft het risico van groepsdruk niet kunnen uitleggen, maar hij bedoelt dat hij onder druk van de groepssfeer heeft gehandeld. Hij weet dat hij fout is geweest en dat een straf moet volgen. De verdachte is pas vanaf 1 augustus 2023 geschorst en heeft niet de tijd gekregen om te kunnen laten zien dat hij stappen wil zetten voor de toekomst. De verdachte ziet ook in dat hij behandeling nodig heeft en hulp bij praktische zaken.
De raadsvrouw kan zich vinden in de gevorderde straf, met dien verstande dat er een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf in de vorm van een werkstraf moet worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt poging tot opzettelijke vrijheidsberoving van een willekeurig slachtoffer, een openlijke geweldpleging van eveneens een willekeurig slachtoffer en aan het medeplegen van een poging tot doodslag van een willekeurig slachtoffer.
De verdachten maken met hun vriendengroep deel uit van een WhatsApp-groep en spreken daar geregeld over “samen gaan chillen”. Daarmee bedoelen ze blijkens de berichten in de App-groep “iemand in elkaar gaan slaan”. Ook wordt geopperd dat je moet doen alsof je “die jongen iets aansmeert wat hij gedaan” zou hebben. Dan “heeft die jongen een probleem” en hebben de verdachten “een reden om het slachtoffer in elkaar te slaan”.
Op 22 januari 2023 rijden de verdachten in de auto van een van hen door Maastricht. Een van de medeverdachten stelt voor om even ruzie te zoeken met “eentje van Maastricht”. Bij een zebrapad moet hun auto, die hard komt aanrijden, stoppen voor overstekende voetgangers. Een vermeend opgestoken middelvinger door een van de voetgangers, het latere slachtoffer, die zegt dat hij enkel gebaarde dat ze rustiger moesten rijden omdat een van hen bijna omver gereden werd, is voor de verdachten aanleiding om de auto te keren en aan de verkeerde kant van de weg naast de bedoelde voetgangers te gaan staan, met bivakmutsen over hun hoofd uit de auto te stappen en voor de verdachte aanleiding om de persoon die eerder naar de auto gebaarde, te proberen in de auto te duwen. Door de geboden weerstand van het slachtoffer, is dat gelukkig niet gelukt. In de tussentijd heeft een medeverdachte nog gezorgd dat een andere voetganger van het groepje geen kans krijgt om het slachtoffer te ontzetten. Zij moet het met klappen door een medeverdachte bekopen. Als het niet lukt het slachtoffer in de auto te krijgen, springt de verdachte in de auto en nog voordat de laatste medeverdachte goed en wel in de auto zit, scheurt de medeverdachte hard weg van de plaats delict.
Een paar weken later wordt er in voornoemde WhatsApp groep gevraagd wie er die avond mee wil “chillen in Maastricht”, waarmee als gezegd bedoeld wordt “iemand in elkaar slaan”. De verdachte en de medeverdachten stappen in de avonduren van 9 februari 2023 in de auto van een van hen en zij rijden met de auto tot 7 keer toe een rondje door het centrum van Maastricht. Op enig moment zien de verdachten op de Brusselsestraat iemand fietsen die blijkbaar in aanmerking komt om in elkaar te slaan
.De auto gaat dan heel dicht op de fietser rijden en een medeverdachte geeft de fietser een duw vanuit het raam van het bijrijdersportier, waardoor de fietser ten val komt. De auto komt tot stilstand, de verdachte en twee medeverdachten stappen uit de auto en rennen op het slachtoffer toe en beginnen hem te slaan en te schoppen tegen het lichaam. Daarna stappen ze weer in de auto en rijden snel weg van de plaats delict, het slachtoffer aan zijn lot overlatend. In de auto praten de verdachten stoer over wat er is gebeurd.
Nog geen twee uur later, het is dan inmiddels 10 februari 2023 geworden, rijden de verdachten wederom op de Brusselsestraat en zien daar een nieuw potentieel slachtoffer fietsen. De auto gaat wederom heel dicht langs deze fietser rijden en rijdt ook deze fietser min of meer klem. Een van de medeverdachten duwt of trekt door het zijraam van de auto aan het kettingslot dat de fietser om zijn schouder heeft hangen, waarop de fietser tot stilstand komt. De auto stopt en allen stappen uit de auto. Het slachtoffer ziet dat – wat later blijkt te zijn – de verdachte hem dan een duw geeft als hij weg wil fietsen. Hierdoor komt het slachtoffer ten val. De verdachte en twee medeverdachten slaan en schoppen dan allen op een zeer agressieve manier tegen het lichaam en het hoofd van het slachtoffer. Een medeverdachte filmt van korte afstand deze zeer gewelddadige handelingen. Het slachtoffer ligt in een foetushouding en beschermt zijn hoofd met zijn armen tegen het geweld. Het is vooral daaraan te danken dat het slachtoffer geen ernstig letsel op heeft gelopen.
Na het voorval hebben de verdachten weer contact met elkaar via de WhatsApp groep. Zij bekijken het gemaakte filmpje en maken grappen over het kreunen van het slachtoffer.
De verdachte en de medeverdachten hebben op een zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers
.Zonder aanleiding hebben zij op drie verschillende momenten zinloos geweld gebruikt tegen willekeurige slachtoffers door het betreffende slachtoffer opzettelijk van zijn vrijheid proberen te beroven (feit 1), dan wel op een zeer agressieve manier te schoppen en te slaan (de feiten 2 en 3). Bij het derde feit werd het feit ook nog gefilmd, waarna de verdachten er naderhand leedvermaak over hadden.
De slachtoffers hadden geen enkele relatie met de verdachten en zijn na een avondje uit, volslagen onverwacht en zonder enige aanleiding, door de verdachten met geweld geconfronteerd. De beelden die beschikbaar zijn van de feiten, zijn schokkend en tonen een grenzeloze mate van geweld.
De verdachte heeft met de gepleegde feiten laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans gevoelens. Hij heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van de slachtoffers en heeft bij de slachtoffers veel angst en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Slachtoffer [slachtoffer 1] , die het leven had kunnen laten, heeft veel ‘geluk’ gehad, maar hij heeft van dit voorval nog veel last, hij is bang en durft niet meer alleen op de fiets door het donker. Het slachtoffer voelt machteloosheid en heeft veel pijn aan zijn knie en schouder en ervaart verlies van levensvreugde.
In het algemeen geldt dat slachtoffers van geweldsdelicten, zoals hier aan de orde, nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen, Dit soort delicten draagt in zijn algemeenheid bovendien bij aan de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid en versterken ook die gevoelens van angst en onveiligheid.
Dit zijn ernstige strafbare feiten en de rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
Nadat de verdachte aanvankelijk geen openheid van zaken heeft gegeven, dan wel zijn handelen minimaliseert, heeft hij op de zitting uiteindelijk een andere houding aangenomen en verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Ook erkent de verdachte dat zijn handelen niet juist was.
De persoon van de verdachte
Blijkens het strafblad van de verdachte van 7 september 2023 is de verdachte eerder ter zake overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 met politie en justitie in aanraking gekomen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 21 september 2023.
De reclassering adviseert de rechtbank om het volwassenstrafrecht toe te passen. Op het gebied van handelingsvaardigheden scoort de verdachte vanwege vermoedelijke impulsiviteit en het niet goed overdenken van de consequenties van zijn gedrag. Daarentegen is het de vraag of hij zich makkelijk laat beïnvloeden. Op het gebied van pedagogische mogelijkheden ziet de reclassering geen indicaties. De verdachte toont zich niet ontvankelijk voor een pedagogische of opvoedkundige aanpak en nauwelijks voor ondersteuning en beïnvloeding van volwassenen. Ook continuering van schoolgang is niet meer aan de orde, aldus de reclassering.
De reclassering adviseert de rechtbank om reclasseringstoezicht met een meldplicht op te leggen. Ook wordt geadviseerd dat de verdachte mee moet werken aan diagnostiek en aan de eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij Radix of De Rooijse Wissel, of een andere soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering en zo lang als de reclassering dat nodig vindt. Ook zou de verdachte zich aan de huisregels en de aanwijzingen van de zorgverlener moeten houden.
De verdachte moet bij KL-ik blijven wonen of een door de reclassering te bepalen andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zo lang als de reclassering dat nodig vindt, aldus het advies. De verdachte zou zich dan ook moeten houden aan de huisregels en aan het dagprogramma dat de instelling en de reclassering nodig vinden.
Ook wordt een contactverbod met de medeverdachten geadviseerd. De verdachte zal zich tevens dienen in te spannen in het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur en moeten meewerken aan schuldhulpverlening
De verdachte zou tot slot dienen mee te werken aan urinecontroles of een ademonderzoek op het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen, zo vaak als de reclassering dat nodig vindt.
De vertegenwoordigster van Reclassering Nederland heeft ter terechtzitting aangevuld dat zij de verdachte hebben uitgelegd waarom zij het zo belangrijk vinden dat er diagnostiek plaatsvindt. De verdachte heeft daar inmiddels mee ingestemd. Omdat nog heel veel zaken niet duidelijk waren, wilden de moeder en zijn zus hem niet terug in huis nemen.
De strafoplegging
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de jongvolwassene die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van achttien jaren doch nog niet die van drieëntwintig jaren heeft bereikt, indien daartoe gronden bestaan in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het zogenaamde adolescentenstrafrecht kan worden toegepast.
De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd om het volwassenstrafrecht toe te passen, hetgeen overigens ook uitgangspunt is. De rechtbank ziet onvoldoende redenen om van dat advies en uitgangspunt af te wijken. De rechtbank zal bij de strafoplegging echter wel rekening houden met de jonge leeftijd van de verdachte en met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke ernstige feiten met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), zoals die gelden voor dit soort feiten.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf zal moeten worden opgelegd voor de duur van 220 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest, door de rechtbank berekend op 172 dagen moet op deze straf in mindering worden gebracht. Dat betekent dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis.
De rechtbank zal aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf de bijzonere voorwaarden koppelen zoals die hiervoor door de Reclassering Nederland zijn geadviseerd.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis opleggen.
Tot slot zal de rechtbank de geschorste voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.979,94 ter zake van feit 3, bestaande uit:
Jas stuk € 199,90
broek stuk € 90,97
een oortje airpods € 222,27
portemonnee met pasjes € 116,80
contant geld € 150,00
verlies aan inkomen € 1.200,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk veroordeling en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij immateriële schade heeft geleden, maar heeft daarbij geen bedrag genoemd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de posten onder a. en b. kunnen worden toegewezen als rechtstreeks schade. Voor de broek kan, na toepassing van afschrijving, een bedrag van € 60,00 worden toegewezen.
De post c., de airpods, kan ook worden toegewezen. De onderbouwing van de verdachte is voldoende om te kunnen spreken van rechtstreekse schade.
Dat geldt ook voor de portemonnee met pasje, post d., en het zich daarin bevindende geld, post e.
De benadeelde partij heeft het verlies aan inkomen, post f., onvoldoende onderbouwd om die toe te kunnen wijzen. De benadeelde partij moet voor deze post niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft weliswaar gesteld dat hij immateriële schade heeft geleden maar heeft dit onvoldoende onderbouwd en hij heeft daaraan geen schadebedrag verbonden. De benadeelde partij moet voor deze post niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het toe te wijzen bedrag van € 748,97 dient hoofdelijk te worden opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vervangende gijzeling moet op 0 dagen worden gesteld.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding aangevoerd dat:
  • Post a.: referte;
  • Post b.: toewijzen na toepassing afschrijving;
  • Post c.: niet-ontvankelijk verklaren. Deze schade is te ver verwijderd om rechtstreekse schade te kunnen aannemen. Er zijn geen aanwijzingen dat een van de verdachten deze heeft meegenomen;
  • Post d. en e.: niet-ontvankelijk, nu niet is vast te stellen dat de beurs met inhoud bij het incident is verloren en er dus geen sprake is van rechtstreeks schade;
  • Post f.: niet-ontvankelijk, nu de benadeelde partij zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen.
De rechtbank zal de posten onder a. en b., nu deze niet worden betwist, toewijzen, met dien verstande dat er voor de broek rekening houdende met afschrijving een bedrag van € 60,00 wordt toegewezen.
De rechtbank zal ook de posten onder c., d. en e. toewijzen. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat de benadeelde partij deze goederen tijdens de vechtpartij is verloren, hetgeen als zodanig ook niet is betwist. De verdachte en de medeverdachten zijn aansprakelijk voor het verlies van deze goederen. Dit hoeft niet te betekenen dat de verdachte en/of een van de medeverdachten deze goederen hebben meegenomen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaring in de post f., nu deze post wordt betwist omdat deze post onvoldoende is onderbouwd.
Hoewel de rechtbank begrepen heeft dat de benadeelde partij ook immateriële schade heeft geleden, heeft de benadeelde partij hier geen bedrag voor gevorderd, zodat ook deze post niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank zal een bedrag van € 748,97 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vervangende gijzeling stelt de rechtbank op 1 dag.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 141, 282, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling door Radix of de Rooijse Wissel of een soortgelijke instelling, door de reclassering te bepalen.
De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt binnen de proeftijd. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft bij KL-ik of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en zolang dat de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor de veroordeelde heeft opgesteld;
e veroordeelde zal
geen contact opnemen, direct of indirect, met de medeverdachten:
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortegegevens 1] ;
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens 2] ;
- [medeverdachte 3] , geboren op [geboortegegevens 3] ,
zolang dat de reclassering dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen en geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De veroordeelde werkt mee aan urine- en ademonderzoek (blaastest) zo vaak de reclassering dat nodig acht;
  • geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • heft ophet geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van heden;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de veroordeelde
  • veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat, indien de veroordeelde of zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de veroordeelde of zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. Wassenberg, voorzitter, mr. drs. C.M.J. van den Acker en mr. C.M.W. Nobis, rechters, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 oktober 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 22 januari 2023 in de gemeente Maastricht, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] in een personenauto heeft geduwd, getrokken en/of vastgehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 9 februari 2023 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, openlijk, te weten, op of aan de Brusselsestraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3]
door die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal,
- te duwen,
- tegen het lichaam te schoppen, terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 10 februari 2023 in de gemeente Maastricht, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
- met geschoeide voeten tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] - terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag - heeft geschopt, en/of
- tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 februari 2023 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, openlijk, te weten, op of aan de Brusselsestraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1]
door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
- te duwen,
- tegen het hoofd en/of lichaam te slaan, en/of
- met geschoeide voeten tegen het hoofd en/of lichaam - terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag - te schoppen
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal PL 2411-2023026014, van politie eenheid Limburg, gesloten op 19 februari 2023, genummerd pagina 1-162.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 77-78.
3.Proces-verbaal verhoor getuige, pagina’s 72-75.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2023.
5.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 70-71.
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2023.
7.Pagina’s 1-3;
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 6-21;
9.Een filmpje genaamd 2023021925 film coffeeshop.
10.Filmpje genaamd: 2023021925 filmpje op gsm