Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2] ,
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
2.De feiten
nietzou gaan reserveren voor de in het onderhoudsplan in 2022 en 2052 voorziene kosten van de lift, voor zover die zagen op de kosten van vervanging van de machinekamer en besturing, in het onderhoudsplan opgenomen voor een bedrag van € 42.500,00. Voor de voorziene kosten in de jaren 2022 en 2052 voor de vervanging van de deuren van de lift (€ 22.000,00) en de kosten herstel kooibekleding van de lift (€ 10.000,00) zou wél worden gereserveerd.
Deze kosten zijn geraamd op € 42.500 en worden te zijner tijd in rekening gebracht bij degenen die op het moment dat de kosten gemaakt moeten worden eigenaar van een appartement zijn. Per appartement bedragen deze kosten dan eenmalig ± € 6.100. Iedere eigenaar kan/moet aan voorziening in dit bedrag op zijn eigen manier invulling geven.”
vervangen hydraulisch aggregaat € 6.219,00
- Moderniseren liftinstallatie als geheel pakket, bestaande uit:
- Optioneel:
3.Het geschil
4.De beoordeling
waarheidsplicht,alleen in de volledigheidsplicht. [gedaagde] heeft echter in deze procedure voldoende gelegenheid gehad zich tegen de vordering van [eiser] te verweren en is in zoverre niet in zijn processuele belangen geschaad.
werd voorzienals mogelijke kostenpost voor de appartementseigenaren, niet langer relevant. Dat bedrag was immers slechts een schatting. Nu inmiddels kenbaar is wat de
werkelijke kostenzijn van de vervanging van de machinekamer en de besturing van de lift en dus ook welk bedrag
daadwerkelijkbij [eiser] in rekening is gebracht, zouden die kosten als uitgangspunt moeten worden genomen bij de beantwoording van de vraag óf [eiser] inderdaad schade heeft geleden en zo ja, hoe hoog die schade dan is. Wat betreft deze daadwerkelijke kosten heeft [eiser] zelf in de dagvaarding niets gesteld, laat staan onderbouwd. De offerte van A.S. Lifttechniek, zoals vermeld onder 2.6, is niet door [eiser] , maar door [gedaagde] in het geding gebracht.
Resumerend stelt [gedaagde] dat de totale factuur van A.S. Lifttechniek neerkomt op een bedrag van € 38.9959,58, terwijl de VvE voor de liften een bedrag van € 32.000,00 heeft gereserveerd. Het verschil tussen deze kosten en de reservering bedraagt € 6.761,58, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 956,94 per appartement. [gedaagde] stelt dat dat het maximale bedrag is waarvoor hij zou zijn aan te spreken, met dien verstande dat de lift niet alleen wordt hersteld, maar ook wordt aangepast aan de moderne wensen anno 2022. Daarnaast stelt [gedaagde] , dat als hij [eiser] wél had ingelicht over het besluit van de VvE, [eiser] dat bedrag al ruimschoots had gereserveerd sinds hij eigenaar is van het appartement.
€ 19.731,00 terzake de “modernisering” bevat deze post ook diverse werkzaamheden die
nietlijken te vallen onder “vervanging machinekamer en besturing”, waarvoor niet gereserveerd zou worden. Het had, zoals [gedaagde] ook bij dupliek heeft aangevoerd, op de weg van [eiser] gelegen om de notulen en de besluiten van de VvE in het geding te brengen waaruit volgt welk bedrag nu daadwerkelijk
nietuit het reservefonds van de VvE werd betaald, maar bij de appartementseigenaren in rekening werd gebracht én een bewijs van betaling van dat bedrag. [eiser] heeft meer dan genoeg kansen gehad om die stukken in het geding te brengen. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding hem daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen. Dit alles leidt tot de conclusie dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht om aannemelijk te maken dat hij door de schending van de mededelingsplicht van [gedaagde] schade heeft geleden. Zijn vordering wordt dan ook afgewezen.